1.Een op 20 april 2011 opgemaakt proces-verbaal van aangifte, voor zover inhoudende als - zakelijk weergegeven - verklaring van aangeefster [A] d.d. 11 april 2011 (pag. 18-22):
Ik ben woonachtig aan de [straat] 242 te Breda. Ik ben alleenstaand en ik ben 89 jaar oud.
Op 14 februari 2011 hoorde ik de voordeurbel. Ik opende de voordeur en ik zag dat daar [verdachte] stond. Zijn ouders wonen op nummer 238. Ik had hem jaren niet gezien en ook geen contact met hem gehad. U vraagt aan mij hoelang ik [verdachte] al niet meer gezien had. Dit is denk ik 3 jaar.
Hij stond voor de deur en vroeg aan mij of hij binnen mocht komen. Ik heb hem binnengelaten. Hij vertelde mij dat zijn ouders op vakantie waren en dat hij de sleutel vergeten was. Ook vertelde hij mij dat hij geld nodig had om boodschappen te doen. Zijn ouders waren op vakantie en hij kon hun woning niet binnen en daarom vond ik het vervelend voor hem dat hij geen boodschappen kon doen.
Hierop ben ik naar de kast gelopen en heb ik daar een envelop uitgepakt. Ik heb in mijn kast in de woonkamer altijd een envelop liggen met contant geld. Ik ga namelijk elke week met de hulp in huis pinnen. En dat is mijn weekgeld. Heel vaak heb ik geld over en dat doe ik dan in die envelop. Deze envelop was goed gevuld en ik denk dat [verdachte] dit gezien heeft.
Ik heb hem 120.00 euro gegeven. Hij vertelde mij dat hij het geld snel aan me terug zou betalen. Ik vertrouwde het. De volgende dag kwam [verdachte] weer langs. Ik liet hem weer binnen.
Na 14 februari kwam [verdachte] bijna elke dag langs. Hij vertelde dat zijn ouders nog steeds op vakantie waren en had nog steeds geld nodig. Tevens drukte hij me op het hart dat hij het geld allemaal terug ging betalen. Omdat hij de dagen erna steeds terugkwam, heb ik in mijn
agenda wel bijgehouden hoeveel ik hem heb meegegeven.
Op de volgende dagen is hij allemaal langs geweest en heeft hij de volgende bedragen van mij uit de envelop gekregen:
16 februari 2011 70.00 euro
17 februari 2011 150.00 euro
17 februari 2011 20.00 euro
18 februari 2011 150.00 euro
18 februari 2011 20.00 euro
19 februari 2011 150.00 euro
19 februari 2011 70.00 euro
20 februari 2011 50.00 euro
24 februari 2011 150.00 euro
25 februari 2011 150.00 euro
25 februari 2011 30.00 euro
26 februari 2011 150.00 euro
27 februari 2011 150.00 euro
3 maart 2011 80.00 euro
4 maart 2011 120.00 euro
5 maart 2011 75.00 euro
6 maart 2011 80.00 euro
7 maart 2011 150.00 euro
8 maart 2011 40.00 euro
Ik heb elke keer gedacht dat hij het geld zou terug betalen. U vraagt mij hoe het komt dat ik steeds weer geld aan hem meegaf. [verdachte] kwam bijna elke dag langs. Hij belde dan aan en wilde dan vaak iets drinken en iets eten. Hij kwam dus echt langs. Hij las dan de krant en vertelde over zijn nieuwe vriendin. Ik heb haar een keer gezien; ze heet [vriendin]. Ik ben maar alleen dus ik vond het wel gezellig als hij even langs kwam.
Ik vroeg hem dan wel waar hij het geld voor nodig had. Hij vertelde mij dan dat hij om boodschappen moest. Ook heeft hij mij verteld dat hij samen met zijn vriendin in een garagebox woont en dat zijn vriendin twee kinderen heeft. Hij heeft mij een keer geld gevraagd om met die kinderen naar de Efteling te kunnen. Ik vond het zo zielig dat ze geen geld hadden om iets met die kinderen te doen dat ik hem het geld gegeven heb. Hij vertelde dan ook dat hij met zijn vriendin en hun kinderen in een hotel moest slapen. Hij had hier ook geld voor nodig. Hij kon natuurlijk niet met die kinderen in een garagebox slapen. Ik vond dit zo zielig dat ik hem toen weer geld gegeven heb. Elke keer had hij weer een ander verhaal. Hij gaf mij steeds het gevoel dat hij het terug zou betalen. Hij was zo vriendelijk altijd. Hij kwam soms wel twee keer op een dag. Elke keer pakte ik dan geld uit de envelop die in de kast lag.
Op een dinsdagavond ging weer de bel. Ik heb de deur niet geopend. Ik hoorde dat er eerst lang gebeld werd en vervolgens werd er hard gebonkt. Een dag later kwam mijn buurman langs. Dit is meneer [overbuurman]
(het hof leest: [overbuurman]). Hij vroeg mij of er iets aan de hand was. Hij had namelijk [verdachte] voor de deur zien staan en hij had gezien dat hij bij mij op de deur gebonkt heeft. Ik heb hem verteld wat er gebeurd is.
Ik dacht dat [verdachte] mij alles terug zou betalen. [verdachte] heeft misbruik van mij gemaakt en mijn goedheid gebruikt voor al het geld. Mijn vertrouwen is helemaal beschadigd.