V: Ga maar zitten, [slachtoffer 3].
(dossierpagina 32)
V: Nou [slachtoffer 3], vertel eens, waarover kom jij met mij praten?
G: Omdat er een eh, vreemde man mij lastig heeft gevallen tot drie keer aan toe. (...) En hij woont op de [a-straat]. (...) En dat is in Boxtel. (...) Ik moest eh... naar de fietsenmaker om mijn fiets weg te brengen. (...) Daarna ben ik de Action ingegaan (...) daar stond hij op mij te wachten. En toen (...) ging mijn mobiele telefoon af dat mijn fiets klaar was en hij ging als een idioot achter mij aan. En hij draaide ook op geld uit. (...) Daar ging het ook om. (...) Ik heb, ik heb gezegd: je krijgt het niet, ga zelf maar, maar naar huis om eh, je eigen geld te halen. (...) Dat deed ie niet. En hij liet me niet los.
(dossierpagina 33)
G: Daarna is bij nog bij mij thuis geweest. (...) Zet zijn fiets in de keuken bij mij. (...) Ik heb gezegd: je kunt naar huis gaan, anders bel ik de begeleidster op. (...) Hij ging mij knijpen, heeft ie ook gedaan. Op plaatsen waar ik, waar ik het niet wil. (...) Dan ging die me hier knijpen (doet voor), in mijn borsten knijpen.
V: Dan wijs je dat aan, hè?
G: Ja, dat wijs ik aan, ja. (...) Mijn borsten en daar bij mijn been. Hier had ie geknepen.
V: Dan zie ik dat je je bovenbeen aanwijst.
(dossierpagina 34)
V: Oké [slachtoffer 3], wat ik nu ga doen is even terugvertellen aan jou wat jij mij verteld hebt.
(dossierpagina 35)
V: En geld, daar ging het ook om. (...) En toen heb jij tegen hem gezegd van: ja dat krijg je niet. Ga maar naar huis en ga zelf maar geld halen.
G: En dat deed ie niet. (...) En toen moest ie het alsnog hebben (...) van mij (...) en dan moest ik het geven. Want anders liet ie me gewoon niet los. (...)
V: Eh... daarna is hij bij jou thuis geweest.
G: Ja. (...) Fiets in de keuken (...)
(dossierpagina 36)
V: Hé [slachtoffer 3], en dan vertel jij mij ook dat hij jou ging knijpen.
G: Ja.
V: Op plaatsen waar jij dat niet wilde.
G: Dat klopt ook.
V: In mijn borsten, zeg jij?
G: Ja.
V: Dat wees jij aan?
G: Ja.
V: En bij jouw bovenbeen heeft hij geknepen?
G: Ja.
V: Heb je ook aangewezen.
G: Ja.
(dossierpagina 37)
V: Nou wil ik met jou gaan praten, jij zegt het is drie keer gebeurd. (...) De laatste keer...
G: Daar weet ik de datum niet van. (...) Toen kwam ik van mijn werk af. (...) Kwam ik net thuis.
(dossierpagina 38)
V: Vertel eens over die laatste keer dat die man bij jou is geweest.
G: Ik was gewoon binnen (...) ik zeg: Je bent binnen twee tellen weg of ik ga bellen. (...) En ik had mijn mobiele telefoon in de hand. (...) Ik snel het nummer van het buitenteam opgezocht. (...) En toen was ie al weg. (...) Ik heb de begeleiding gebeld. (...) En ze zijn met zijn tweeën gekomen.
(dossierpagina 41)
V: Jij vertelde mij, eh, dat hij jou ook ging knijpen. (...) Welke keer kun je je nog goed herinneren dat die man jou geknepen heeft.
G: De 30e juni (het hof begrijpt dat bedoeld wordt:
30 juni 2007). (...) Hij pakte mij vast, knijpen en al, en ik schreeuwen. (...) Ik zeg: wat moet je van me? (...) Ik wil je knijpen, zei hij. (...) En pakt ie me elke keer vast. En hij is stevig hoor. (...) Ik had gewoon angst in me, in me, in huis.
V: Dus die 30e juni waar jij het over hebt, heeft ie jou geknepen?
G: Ja. (...) In mijn borsten. (...) Met zijn handen. (...) Ik zei: los. (...) Dat deed ie niet.
(dossierpagina 42)
G: Ik probeerde los te komen. (...) Tot z'n handen los waren. (...) Dan denk je: je gaat me niet zomaar aanraken.
(dossierpagina 43)
V: Jij zegt: hij kneep mij in mijn borsten met beide handen.
G: Ja, en dan pakt ie me ook nog eh, ja, bij mijn bovenbeen, wat ik al gezegd heb.
V: Ik wil even met je praten over dat ie jou in je borsten kneep.
G: Keihard. Omdat hij nogal stevige vingers heeft. (...)
V: En waar in jouw borsten kneep hij?
G: Hier.
V: Ik zie dat jij vol op je borsten pakt.
G: Ja. (...) Daar had ie me ook. (...)
V: Vertel eens, hoe ging dat dan? (...)
G: Ja, dan greep ie me van achteren. (...) Dan greep ie mij hier van achter vast en dan gaat ie, ging ie me zo naar achteren trekken. (...)
V: En wat, wat greep hij van achteren?
G: Mijn borsten. (...)
(dossierpagina 44)
En dat wou ik niet. (...) Ik zeg: los, los, los. (...) Hij zegt: ik laat jou niet los.
(dossierpagina 45)
V: Nou hoorde ik jou ook nog zeggen dat ie jou bij jouw benen...
G: Ja. (...)
V: Is dat ook die dag gebeurd, 30 juni?
G: Ja.
V: En is dat gebeurd voordat ie jouw borsten pakte of daarna? (...)
V: Dus je wijst eerst naar je borsten ... en dan wijs je naar je benen.
G: Bovenbeen, ja.
V: En waar bij jouw been heeft ie gezeten?
G: (wijst aan) Hier.
V: Ik zie dat jij nu aan de binnenkant van jouw bovenbeen aanwijst.
G: Ja. (...) Daar had ie mij ook.
(dossierpagina 46)
Met z'n handen. (...)
V: En wat voelde jij, toen ie dat...daar zat met zijn handen?
G: Dat, dat dat niet fijn is. (...) Pijnlijk. (...)
V: En wat deed ie met die handen, [slachtoffer 3]?
G: Knijpen ook. (...)
V: Hoe komt het, dat die fiets in de keuken is gezet?
G: Omdat hij op de fiets was. (...)
V: Toen hij in jouw been kneep, hoe had jij jouw benen toen?
(dossierpagina 47)
G: Eh, zo.
V: Nu zie ik dat je, je gaat zitten en dat je benen een klein beetje uit elkaar zijn.
G: Ja. (...)
V : En toen ie in jouw been kneep, [slachtoffer 3], waar was die man toen?
G: Hij zat op, op de bank (...) in de huiskamer.
(dossierpagina 49)
G: Grijze haren, eh, bril op, 1 meter 80 lang. (...) Dat zag ik. (...) Hij is treinmachinist. (...)
(dossierpagina 50)
G: Heeft ie zelf gezegd.
(dossierpagina 51)
V: Hé, je vertelde dat je fiets naar de fietsenmaker moest.
G: Ja.
V: (...) En toen stond die man ineens voor jou. Bij de Action.
G: Ja. (...) Ik wilde naar de fietsenmaker toegaan en hij ging, ging gewoon mee. (...) Hij eh, zei: Kan ik geld zien? Ik zeg: Nee. (...) Ik zeg: Nee, je krijgt het niet. Hij zei: Ik wil het hebben. (...) Omdat ie nog boodschappen moest doen. (...) Dat zei ie tegen mij. (...) Hij zei: Ik eh ik wil boodschappen doen en ik heb geld nodig. Ik zeg: Je krijgt het niet.
V: En toen?
G: Moest ik het geven. Want anders liet ie me, me fiets ook niet los (...).
V: Begrijp ik het dan goed dat ie jouw fiets vast hield?
G: Ja. (...) Bij het stuur.
V: Waar was jij toen ergens, [slachtoffer 3]?
G: Bij de fietsenmaker voor. (...)
(dossierpagina 52)
Hij zei tegen mij: (...) Kan ik geld hebben? Ik zeg: nee. (...) En toen zegt ie tegen mij: Ik wil het hebben. En nu. (...) Ik moest het aan hem geven, anders liet ie mij gewoon, mij niet los. (...) Anders mocht ik niet naar huis fietsen. (...) Hij moest 10 euro hebben. (...) Dat moest ik hem geven. (...) Anders liet ie mij niet los.
V: Begrijp ik het dan goed dat je hem 10 euro hebt gegeven?
G: Ja. (...) Dat was die vrijdag, de 29e (het hof begrijpt: 29 juni 2007).
(dossierpagina 53)
G: Ik zeg: ik wil het wel terugzien.
V: (...) Jij zegt tegen hem van ik wil het wel terug zien, maar hoe wist hij wie jij was? (...) Want ik begrijp van jou, je komt hem tegen in eh...
G: Boxtel, in het dorp.
V: In Boxtel bij de fietsenmaker. En in welke plaats woon jij?
G: In Liempde. (...) Hij wou mijn adres hebben, hij wou alles... (...)
V: Wat heb je hem gegeven, [slachtoffer 3]?
G: Alleen het adres. (...) [adres].
V: (...) Begrijp ik het goed dat jij die 10 euro hebt gegeven want hij hield jouw fiets vast. (...)
G: Ja.
V: En je hebt je adres gegeven? (...)
G: Ja, dan kon ie het terugbrengen, het geld. (...)
V: Hé [slachtoffer 3], wij hebben het gehad over dat hij jou in jouw borsten heeft geknepen en in jouw benen. Hoe vaak is dat gebeurd, dat knijpen?
G: Dat is die zaterdag eh...
V: Die zaterdag, de 30e? (het hof begrijpt: 30 juni 2007).
(dossierpagina 54)
G: Ja. (...) Ik heb hem de 29e duidelijk gezegd: Ik wil je niet meer zien.
V: Waar was jij toen?
G: In het dorp. (...) Dat was die vrijdag. (...) En daarna is ie stiekem weer eh, gekomen. Vanaf Boxtel, vanaf zijn straat. (...) De zaterdag.
V: De zaterdag. De 30e?
G: Ja.
V: Daar hebben we over gepraat samen?
G: Ja.
V: Toen heeft ie jou ook geknepen?
G: Ja. (...)
V: Begrijp ik het dan goed, [slachtoffer 3], dat hij ... jou alleen die zaterdag de 30e heeft aangeraakt?
G: Ja.
(dossierpagina 59)
V: (...) En vertel eens iets over die fiets van hem, hoe ziet die er uit?
G: Zwart. (...) Het is een normale herenfiets. (...)
V: (...) Dus begrijp ik het goed dat ie verteld heeft dat ie machinist is?
G: Ja, dat klopt. (...)
V: (...) Wat voor machinist?
G: Trein.
V: Treinmachinist.
(dossierpagina 60)
G: Ja.
V: Dat ie in Boxtel woont op de [a-straat]?
G: Ja. (...)
V: En hoe heet die man?
G: [Verdachte]. (...) Heeft ie me ook zelf gezegd. (...)
V: Eh, grijze haren, zeg jij?
G: Kort, grijs. (...) Plat.
(dossierpagina 65)
V: Die zaterdag hè, de 30e juni (...) toen is die man bij jou binnen geweest.
G: Hij had gezegd dat ie zaterdag terugkwam, terwijl ik dat helemaal niet wou.
V: De 29e zei ie dat hij terug zou komen? (...) Dat ie zaterdag terug zou komen?
(dossierpagina 66)
G: Ja.
(dossierpagina 68)
V: Begrijp ik het goed dat je hem 's morgens tegen bent gekomen in Boxtel?
G: Nee, later.