ECLI:NL:GHSHE:2014:2148

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juli 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
HD 200.114.327_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de levering van magazijnstellingen en de betekenis van de term 'juk' in een koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Batech B.V. tegen Unipak B.V. over een geschil dat voortvloeit uit een koopovereenkomst voor magazijnstellingen. Batech, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Rietveldt, stelt dat zij 560 jukken heeft gekocht van Unipak, maar slechts 280 jukken heeft ontvangen. Unipak, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.E.G. van den Bergh-Ubing, betwist deze claim en stelt dat Batech goed op de hoogte was van wat er werd verkocht. De rechtbank Breda had eerder de vordering van Batech afgewezen, omdat zij oordeelde dat Unipak niet tekort was geschoten in de levering. Batech heeft in hoger beroep zeven grieven ingediend, waarbij zij onder andere aanvoert dat de rechtbank ten onrechte geen nader onderzoek heeft ingesteld naar de feitelijke gang van zaken en dat haar bewijsaanbod onterecht is gepasseerd. Het hof heeft de grieven van Batech in behandeling genomen en zal Batech toelaten tot bewijslevering. De uitspraak van het hof houdt in dat Batech moet bewijzen dat Unipak ten tijde van de koopovereenkomst wist dat met de term 'juk' twee stalen balken met dwarsverbindingen werden bedoeld. Het hof heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.114.327/01
arrest van 15 juli 2014
in de zaak van
Batech B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna aan te duiden als Batech,
advocaat: mr. M.M. Rietveldt te Hoogezand,
tegen
Unipak B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Unipak,
advocaat: mr. M.E.G. van den Bergh-Ubing te Utrecht,
op het bij exploot van dagvaarding van 5 september 2012 (en herstelexploit van 24 september 2012) ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Breda van 6 juni 2012, gewezen tussen Batech als eiseres en Unipak als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. 245573/HA ZA 12-114)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis alsmede naar het tussenvonnis van 14 maart 2012 en het vonnis in incident van 17 augustus 2011 van de rechtbank Groningen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met productie;
- de akte van Batech;
- de antwoordakte van Unipak.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In r.o. 2.1 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Met grief 1 wordt een klein onderdeel van deze vaststelling bestreden. Het hof zal duidelijkheidshalve een nieuw overzicht geven van de onbetwiste feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
a. Batech is een bedrijf dat zich blijkens haar briefpapier bezig houdt met montage en renovatie van alle staalconstructies.
b. Unipak is een bedrijf dat zich bezig houdt met de fabricage van en de handel in verpakkingsartikelen.
c. Unipak gebruikt magazijnstellingen voor de opslag van haar verpakkingsmateriaal. In oktober 2009 is een deel daarvan voor Unipak overbodig geworden. Zij heeft dat deel vervolgens te koop aangeboden.
d. De heer [medewerker Batech] (hierna: “[medewerker Batech]”) van Batech heeft telefonisch contact opgenomen met Unipak. Daarbij heeft [medewerker Batech] gesproken met de heer [medewerker Unipak] (hierna: “[medewerker Unipak]”) van Unipak. Partijen hebben toen afgesproken dat [medewerker Batech] de aangeboden partij zou komen bekijken.
e. [medewerker Batech] is op 6 november 2009 naar het bedrijf van Unipak gegaan. Partijen hebben toen een koopovereenkomst (hierna: “de koopovereenkomst”) gesloten. Daartoe hebben zij een schriftelijk stuk getekend op (brief)papier van Batech, waarop voorgedrukt stond:

Overeenkomst tot koopDatum………………….
Plaats…………………..
Materiaal……………………………..
Bedrag €………………………………….
Koper, [medewerker Batech] Verkoper…………………….”
Handgeschreven werd als datum “
6 november 2009”ingevuld, als plaats
“[plaats]”, als materiaal “
560 jukken Stow ± 7.00 m incl. alle toebehoren vanaf 5.80 m.” en als bedrag “
€ 19.000,00 (…) excl BTW”. Voorts werd handgeschreven vermeld “
Transport rekening koper”.[medewerker Batech] heeft onder zijn voorgedrukte naam getekend, namens Unipak heeft [medewerker Unipak] getekend bij “
Verkoper”.
f. Het aankoopbedrag inclusief btw is door Batech op 9 november 2011 aan Unipak voldaan. Op 20 november 2009 heeft Batech een partij jukken bij Unipak opgehaald.
g. In de brief van 14 december 2009 van de advocaat van Batech geeft de advocaat aan dat Unipak niet aan haar leveringsplicht heeft voldaan omdat slechts 280 jukken in plaats van de volgens Batech overeengekomen 560 zijn geleverd. Unipak wordt gesommeerd om na te komen.
h. Bij brief van 21 december 2009 geeft Unipak aan dat zij wel aan haar leveringsplicht heeft voldaan.
i. De advocaat van Batech heeft bij brieven van 25 januari 2010 en 12 maart 2010 Unipak wederom gesommeerd om na te komen.
j. Reeds voor de aankoop van de jukken van Unipak, had Batech 560 jukken (door)verkocht aan een derde. Om aan haar verbintenis uit deze overeenkomst te voldoen, heeft Batech elders 280 jukken aangeschaft voor een bedrag van € 27.160,00 exclusief btw.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert Batech - samengevat - veroordeling van Unipak tot betaling van een hoofdsom ad € 27.160,00 vermeerderd met de contractuele rente van 1,25% per maand over dat bedrag vanaf 6 november 2010. Verder vordert Batech Unipak te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten ad € 4.074,00 en de proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vordering tot schadevergoeding heeft Batech, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Batech heeft met Unipak een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot 560 jukken. Batech stelt dat zij 280 jukken geleverd heeft gekregen van Unipak en dat Unipak aldus tekort is geschoten in de op haar rustende verplichting tot levering van 560 jukken. Omdat Batech reeds 560 jukken had doorverkocht, diende zij elders 280 jukken te kopen voor een bedrag van € 27.160,00 (excl. btw). Dit bedrag vordert zij als schadevergoeding van Unipak. De buitengerechtelijke kosten en rente vordert Batech op grond van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden, die volgens Batech op de tussen partijen gesloten overeenkomst van toepassing zijn.
3.2.3.
Unipak heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.1.
Batech heeft op grond van artikel 24 van de door Batech van toepassing verklaarde algemene voorwaarden de zaak aangebracht bij de rechtbank Groningen. Unipak heeft een exceptie van relatieve onbevoegdheid opgeworpen. Zij heeft aangevoerd dat de betreffende algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld en derhalve vernietigbaar zijn, welke vernietiging Unipak heeft ingeroepen. In het vonnis in incident heeft de rechtbank Groningen geoordeeld dat Unipak de algemene voorwaarden buitengerechtelijk heeft kunnen vernietigen omdat deze niet tijdig ter hand waren gesteld. Deze rechtbank oordeelde voorts dat ten gevolge van die vernietiging de algemene voorwaarden hun gelding hebben verloren. Hierdoor is de in artikel 24 van deze algemene voorwaarden opgenomen forumkeuze niet langer van kracht in verband waarmee de rechtbank Groningen zich onbevoegd heeft verklaard van de hoofdzaak kennis te nemen. De rechtbank Groningen heeft vervolgens de zaak verwezen naar de rechtbank Breda.
3.3.2.
In het tussenvonnis van 14 maart 2012 heeft de rechtbank Breda een comparitie van partijen gelast.
3.3.3.
In het eindvonnis van 6 juni 2012 heeft de rechtbank de vordering van Batech afgewezen. De rechtbank heeft in r.o. 4.5 geoordeeld dat Unipak redelijkerwijs mocht verwachten dat Batech begreep wat Unipak wenste te verkopen en dat met de term “juk” een stalen balk werd bedoeld. Volgens de rechtbank is Batech deskundige op het gebied van jukken en de medewerker van Batech heeft de hele partij, deels gemonteerd en deels gedemonteerd, kunnen zien. Een andere uitleg van de term ‘juk’ zou volgens de rechtbank ook leiden tot een resultaat dat Unipak nimmer gewenst kan hebben, aangezien zij niet meer dan 280 jukken dan wel 560 stalen balken kon verkopen en leveren. Gelet hierop heeft Batech haar stelling - dat Unipak heeft medegedeeld dat het om 560 jukken ging - onvoldoende onderbouwd. Nu de overeenkomst aldus dient te worden uitgelegd dat Unipak gehouden was 560 stalen balken te leveren, is zij niet te kort geschoten in de op haar rustende verbintenis, aldus de rechtbank.
3.4.
Batech heeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd. De eerste grief ziet op het feitenrelaas, wat het hof al heeft behandeld is r.o. 3.1. De grieven 2, 3 en 4 zien op het oordeel van de rechtbank zoals is overwogen in r.o. 4.5 van het bestreden vonnis. In grief 5 stelt Batech dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten een nader onderzoek in te stellen naar de feitelijke gang van zaken. Grief 6 ziet op het zonder nadere motivering passeren van het bewijsaanbod van Batech en grief 7 op het afwijzen van de vordering van Batech.
Batech heeft vervolgens geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen.
Hierna zal bij de bespreking van de grieven blijken in hoeverre de vorderingen van Batech toewijsbaar zijn.
3.5.
Het hof zal de grieven 2, 3 en 4 gezamenlijk behandelen. De kern van deze grieven ziet op de stelling van Batech dat Unipak wel degelijk wist wat de term ‘juk’ betekende en dat hiermee geen stalen balk wordt bedoeld, maar twee stalen balken met daartussen dwarsverbindingen.
Volgens Batech heeft Unipak geleverd: 560 stalen balken zijnde de stijlen of staanders, 4060 stalen balken zijnde de schoren tussen die stijlen en tevens 380 stalen balken, zijnde goten, verbindingsbalken tussen de jukken. Unipak heeft derhalve meer dan 560 stalen balken geleverd. Het aantal geleverde schoren was bestemd voor 560 jukken bestaande uit 2 stijlen per juk, dus voor 1120 stijlen, dus voor 560 jukken. Dat zijn volgens Batech 560 stijlen te weinig.
Batech verwijst verder naar de verklaring van de heer [medewerker Unipak] van Unipak (hierna: “[medewerker Unipak]”) tijdens de comparitie van partijen, waarin [medewerker Unipak] de termen ‘schoren’ en ‘jukken’ gebruikte. Hieruit trekt Batech de conclusie dat [medewerker Unipak] goed wist wat jukken zijn.
Voorts heeft Batech betoogd dat [medewerker Unipak] getuige is geweest van het feit dat een juk door [medewerker Batech] werd opgemeten. Ook [medewerker Unipak] wist daardoor wat een juk was en waar het in casu om ging, aldus Batech. [medewerker Unipak] heeft ook zelf deze term gebruikt in het voorafgaande aan het bezoek door [medewerker Batech] tussen partijen gevoerde telefoongesprek ([medewerker Unipak] zei daarin namelijk dat hij 560 jukken wilde verkopen) en hij heeft deze term bovendien op de door hem met de hand geschreven koopovereenkomst vermeld.
Batech stelt (bij memorie van grieven) verder dat de jukken waren gedemonteerd en op een grote stapel in [plaats] en [plaats] lagen. Batech heeft alleen de stapel gedemonteerde jukken kunnen bekijken in [plaats], in [plaats] lagen de gedemonteerde jukken op een afgesloten terrein (hof: bij akte d.d. 18 juni 2013 randnr. 3 stelt Batech het precies andersom). Batech heeft geen tekening gezien van de stellingen, zodat zij niet kon berekenen om hoeveel jukken het ging. Er was volgens Batech ook geen reden om naar deze tekeningen te vragen omdat [medewerker Unipak] zelf meedeelde dat het om 560 jukken ging.
Tot slot stelt Batech dat de term ‘juk’ vrij algemeen gebruikt wordt voor de zijwanden van stellingen en dat dit niet alleen binnen de stellingbouw een vakterm is.
3.6.
Unipak heeft aangevoerd dat Batech geen grief heeft gericht tegen het vonnis van de Groningse rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat Unipak de algemene voorwaarden van Batech buitengerechtelijk heeft kunnen vernietigen. Dat heeft volgens Unipak tot gevolg dat Batech niet kan worden ontvangen in haar vorderingen tot betaling van contractuele rente en buitengerechtelijke kosten, welke vorderingen op die algemene voorwaarden zijn gebaseerd.
Voorts stelt Unipak dat zij aan Batech een partij magazijnstellingen, die overbodig was, heeft verkocht. Batech was bekend dat Unipak alleen deze stellingen wilde verkopen. Op aandringen van Batech is in de koopovereenkomst een terminologie gebruikt om het verkochte te omschrijven. Unipak heeft geen specifieke kennis op het gebied van magazijnstellingen, wat ook duidelijk was voor Batech.
Dat [medewerker Unipak] tijdens de comparitie de term ‘juk’ heeft gebruikt, wil volgens Unipak niets zeggen over de kennis die bij Unipak aanwezig was op het moment van sluiten van de koopovereenkomst in november 2009. Immers, sinds Batech de procedure is gestart, is Unipak bekend geworden met de uitleg die door Batech hieraan wordt gegeven.
Unipak betwist dat [medewerker Unipak] dan wel [medewerker Unipak] ten tijde van de verkoop op de hoogte waren van deze term. [medewerker Unipak] heeft [medewerker Batech] laten zien hoe het magazijn was ingedeeld en hem ook het gedeelte laten zien dat al gedemonteerd was, zodat [medewerker Batech] een juiste inschatting kon maken van de totale hoeveelheid stellingmateriaal. Het aantal gedemonteerde magazijnstellingen was ook makkelijk te herleiden op basis van de gaten in de vloer waar de stellingen in de vloer gemonteerd waren geweest, aldus Unipak. [medewerker Unipak] is uitgegaan van de deskundigheid van [medewerker Batech] en heeft de term ‘juk’ van [medewerker Batech] overgenomen. Omdat het [medewerker Batech] volkomen duidelijk was wat er door Unipak verkocht werd, vertrouwde [medewerker Unipak] er op dat waar [medewerker Batech] het over 560 jukken had hij de partij magazijnstellingen bedoelde die door Unipak te koop werd aangeboden.
Unipak erkent dat een deel van de te verkopen partij magazijnstellingen achter een hek lag, maar dit heeft volgens Unipak geen enkel gevolg voor de inschatting die [medewerker Batech] heeft kunnen maken. Dat hek had spijlen van 2 cm dik met tussenruimtes van 10 cm, zodat het zicht op de te verkopen partij stellingmateriaal in het geheel niet werd belemmerd. Verder wist [medewerker Batech] op basis van de stellingen die in het magazijn stonden en het zelf gemeten aantal vierkante meters volgens Unipak precies wat hij kocht. Dat blijkt ook wel uit het feit dat [medewerker Batech] precies genoeg vrachtwagens stuurde om het gekochte te halen. Ten slotte is ook het feit dat Batech 280 jukken elders heeft aangeschaft voor € 27.160,00 exclusief btw een indicatie dat Batech niet mocht menen dat zij op 6 november van Unipak voor € 19.000,00 exclusief btw een dubbele partij jukken kocht, aldus Unipak.
3.7.
Het hof overweegt als volgt. Weliswaar is in de koopovereenkomst als omschrijving van het verkochte materiaal de term “juk” gebruikt, maar Unipak heeft gemotiveerd betwist dat zij wist dat Batech daarmee twee staanders met dwarsverbindingen bedoelde en zij heeft gemotiveerd aangevoerd dat Batech goed wist wat Unipak verkocht en dat Unipak dat ook heeft geleverd.
Het hof overweegt dat de betekenis van een omstreden beding in een schriftelijke overeenkomst door de rechter moet worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Uit een en ander volgt dat redelijkheid en billijkheid hierbij een rol spelen (vgl. onder meer Hoge Raad 5 april 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY8101).
3.8.
Op Batech, die aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd dat zij van Unipak 560 jukken heeft gekocht, waarbij partijen onder “juk” hebben verstaan twee stalen balken met daartussen dwarsverbindingen, rust de bewijslast van die stelling en het bewijsrisico terzake. Batech’s stellingen houden, ook voor Unipak voldoende kenbaar, tevens in dat Unipak in ieder geval heeft moeten begrijpen, dat Batech met “juk” twee stalen balken met daartussen dwarsverbindingen bedoelde. Ook van deze stelling draagt Batech de bewijslast.
3.9.
Batech heeft bewijs van haar stellingen aangeboden. Zij zal tot bewijslevering worden toegelaten. In zoverre slagen de grieven 5 en 6. Of dat ook tot vernietiging van de bestreden uitspraak moet leiden, komt na bewijslevering aan de orde.
3.10.
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De uitspraak

Het hof:
laat Batech toe te bewijzen:
a. dat Unipak (in de persoon van [medewerker Unipak]) ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst wist dat met een juk twee stalen balken met daartussen dwarsverbindingen wordt bedoeld;
of
b. feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat Batech ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst er redelijkerwijs op mocht vertrouwen dat Unipak begreep dat met de term “juk” werd bedoeld twee stalen balken met daartussen dwarsverbindingen;
bepaalt, voor het geval Batech bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. A.P. Zweers-van Vollenhoven als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 29 juli 2014 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de advocaat van Batech bij zijn opgave op genoemde roldatum een fotokopie van het procesdossier zal overleggen;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van Batech tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, M.A. Wabeke en A.P. Zweers-van Vollenhoven en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 juli 2014.