ECLI:NL:GHSHE:2014:2232

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juli 2014
Publicatiedatum
22 juli 2014
Zaaknummer
HD 200.129.304_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de Cao en het recht op bonusaanspraak bij werkhervatting in het kader van re-integratie

In deze zaak gaat het om de uitleg van artikel 79 van de Cao voor de Bouwnijverheid, dat betrekking heeft op de bonusaanspraak bij re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers. De appellant, werkzaam als kraanmachinist bij Infra B.V., heeft gedurende zijn tweede ziektejaar aanspraak gemaakt op een re-integratiebonus van € 5.677,42 bruto, omdat hij na zijn arbeidsongeschiktheid weer zijn werkzaamheden had hervat. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant van 20 juli 2010 tot 1 februari 2012 arbeidsongeschikt was en dat hij op 1 februari 2012 volledig arbeidsgeschikt werd verklaard door het UWV. De appellant heeft zijn werkzaamheden bij Infra B.V. pas op 4 mei 2012 volledig hervat, wat volgens het hof niet valt onder de voorwaarden voor de re-integratiebonus zoals gesteld in artikel 79 van de Cao.

Het hof heeft geoordeeld dat de re-integratiebonus alleen toekomt aan werknemers die tijdens hun ziektejaar re-integreren, en dat de appellant, door pas na zijn volledige arbeidsgeschiktheid weer aan het werk te gaan, niet voldoet aan deze voorwaarden. De uitleg van de Cao-bepalingen is van cruciaal belang, waarbij het hof benadrukt dat de tekst van de Cao en de context daarvan leidend zijn voor de interpretatie. De appellant heeft geen bewijs kunnen leveren dat hij in de periode tussen zijn ziekte en zijn volledige werkhervatting gedeeltelijk werkzaamheden heeft verricht, wat ook een vereiste is voor de bonus. Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het hof geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling, aangezien de geïntimeerde niet is verschenen in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.129.304/01
arrest van 22 juli 2014
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. G.J. Sjoer,
tegen
[Infra] Infra B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 17 mei 2013 ingeleide hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant gewezen vonnis van 14 maart 2013 tussen appellant – hierna: [appellant] – als eiser en geïntimeerde – hierna: [Infra] Infra – als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-rolnummer: 857719 \ 12/9703)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- het op 13 augustus 2013 tegen [Infra] Infra verleende verstek.
Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
In hoger beroep kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
4.1.1.
[appellant] is sedert 24 april 1989 krachtens een arbeidsovereenkomst werkzaam bij [Infra] Infra in de functie van kraanmachinist, laatstelijk tegen een bruto loon van € 3.086,40 per vier weken. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de Cao voor de Bouwnijverheid (hierna: de Cao).
4.1.2.
In artikel 79 Cao (tot 2012: artikel 51) is het volgende bepaald:

Artikel 79: Bonus bij re-integratie in het tweede ziektejaar
1. Indien de werknemer in diens tweede ziektejaar re-integreert in zijn oude of een nieuwe functie binnen of buiten het bedrijf of de bedrijfstak, bestaat onder de volgende voorwaarden recht op een bonus voor zowel de werkgever als de werknemer:
a. de werknemer moet minstens twee maanden onafgebroken weer aan het werk zijn; wordt de periode van twee maanden onderbroken door vakantie, dan wordt de periode van twee maanden met de duur van die vakantie verlengd;
b. de werknemer moet met dit werk minstens 50% verdienen van het vast overeengekomen loon of salaris dat hij verdiende voordat hij arbeidsongeschikt werd;
c. het tweede ziektejaar van de werknemer is niet eerder dan op 1 januari 2005 aangevangen.
2. Indien de werknemer aan de in lid 1 onder a, b en c vermelde voorwaarden voldoet en hij blijft in dienst van zijn oorspronkelijke werkgever, heeft hij over de periode vanaf de eerste dag van zijn tweede ziektejaar tot en met de laatste dag van de tweede maand die hij weer aan het werk is, recht op een aanvulling ineens tot 100% van zijn vast overeengekomen loon of salaris dat hij verdiende voordat hij arbeidsongeschikt werd. De periode waarover de aanvulling plaatsvindt kan echter nooit langer zijn dan twaalf maanden. De aanvulling kan ook nooit meer dan één keer per jaar worden verstrekt.
3. Vindt de re-integratie plaats middels indiensttreding bij een andere werkgever en voldoet de werknemer overigens aan de in lid 1 onder a, b en c genoemde voorwaarden, dan betaalt de oorspronkelijke werkgever de werknemer de aanvulling van ten hoogste twaalf maanden 30%, echter uitsluitend tot aan de dag van de re-integratie.
4. De werkgever die in de in lid 2 en 3 bedoelde situaties een aanvulling ineens aan de werknemer heeft uitbetaald, heeft recht op een bonus van € 2.500 uit het Aanvullingsfonds. Aan de administratieve voorwaarden, waaraan de werkgever daarbij moet voldoen, dient de werknemer zijn medewerking te verlenen. Informatie over deze administratieve voorwaarden kan worden opgevraagd bij Cordares Pensioenen B.V.”
Dit artikel is algemeen verbindend verklaard geweest van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 (Stc. 2010, nr. 21225) en van 19 december 2012 tot en met 31 december 2012 (Stc. 2012, nr. 24953).
4.1.3.
[appellant] is van 20 juli 2010 tot 1 februari 2012 arbeidsongeschikt geweest. Het UWV heeft [appellant] met ingang van 1 februari 2012 volledig en voor de volle omvang geschikt geacht voor de bedongen arbeid.
4.1.4.
[Infra] Infra heeft [appellant] opgedragen met ingang van 9 maart 2012 in het kader van spoor 2 werkzaamheden te verrichten bij Metaal en Schroothandel [Metaal en Schroothandel], in de functie van toezichthouder, zulks op straffe van loonstaking. [appellant] heeft daarop [Infra] Infra in kort geding gedagvaard en bij wijze van voorlopige voorziening onmiddellijke tewerkstelling in de eigen functie bij [Infra] Infra gevorderd. De voorzieningenrechter van de rechtbank
’s-Hertogenbosch, sector kanton, heeft deze vordering bij vonnis van 23 april 2012 toegewezen.
4.1.5.
[Infra] Infra heeft [appellant] per 4 mei 2012 toegelaten tot de eigen werkzaamheden. [appellant] heeft vanaf die datum zijn eigen werkzaamheden volledig hervat. [Infra] Infra heeft met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2012 alsnog 100% van het vast overeengekomen loon betaald.
4.1.6.
[appellant] heeft bij brief van zijn advocaat van 27 september 2012 aanspraak gemaakt op de re-integratiebonus ten bedrage van € 5.677,42 bruto op de grond dat hij met ingang van 4 mei 2012 gedurende twee maanden onafgebroken de eigen werkzaamheden heeft verricht en daarmee aan de ingevolge artikel 79 Cao geldende voorwaarden heeft voldaan. [Infra] Infra heeft bij e-mailbericht van haar gemachtigde van 1 oktober 2012 aan [appellant] meegedeeld dat de re-integratiebonus niet zal worden betaald nu niet aan de voorwaarden van artikel 79 Cao is voldaan.
4.2.
[appellant] vordert in deze procedure betaling door [Infra] Infra van bedoeld bedrag van € 5.677,42 bruto, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. [Infra] Infra heeft de vordering in eerste aanleg gemotiveerd weersproken. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] in het vonnis waarvan beroep afgewezen. [appellant] is van dit vonnis tijdig in hoger beroep gekomen met twee grieven, die de door de kantonrechter aan artikel 79 Cao gegeven uitleg bestrijden.
4.3.
Het hof stelt voorop dat ondanks verstekverlening tegen [Infra] Infra, ambtshalve dient te worden beoordeeld of de aangevoerde grieven meebrengen dat het vonnis waarvan beroep moet worden vernietigd. Voorts moet ingevolge de devolutieve werking van het hoger beroep mede acht worden geslagen op hetgeen [Infra] Infra in eerste aanleg als verweer heeft aangevoerd.
4.4.
Het geschil tussen partijen betreft de vraag of [appellant] op grond van artikel 79 Cao aanspraak heeft op de re-integratiebonus (neerkomend op een aanvulling van het 70% -loon tot 100% van het loon dat voor de arbeidsongeschiktheid werd genoten) over de periode vanaf 20 juli 2011 tot en met eind januari 2012. Het geschil spitst zich toe op de uitleg van artikel 79 Cao.
4.4.1.
Als uitgangspunt geldt dat voor de uitleg van bepalingen van een cao in beginsel de bewoordingen daarvan en eventueel van de daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de cao, voor zover deze niet uit de cao-bepalingen en de toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao en de toelichting zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. (vgl. HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889; HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9621, HR 2 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO3857 en HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:
AO1427).
4.4.2.
Partijen hebben geen schriftelijke toelichting bij de Cao overgelegd. Het is het hof ook na ambtshalve onderzoek niet gebleken dat er een schriftelijke toelichting bij de Cao bestaat. De door [appellant] overgelegde boekjes uit 2011 en 2012 bevatten enkel “de belangrijkste cao-regels” en zijn niet te beschouwen als een schriftelijke toelichting bij de Cao in de bovenbedoelde zin. Overigens bevatten deze boekjes naar het oordeel van het hof geen informatie over de voorwaarden waaronder recht op een re-integratiebonus bestaat anders dan reeds uit het artikel zelf volgt. Hetzelfde geldt ten aanzien van de door [appellant] nog overgelegde website-informatie (prod. 5 bij cvr).
4.4.3.
Het betoog van [appellant] met betrekking tot de uitleg van artikel 79 Cao stoelt in de kern op twee pijlers:
ten eerstedat zijn tweede ziektejaar, aangevangen op 20 juli 2011, eerst na 104 weken, en derhalve dus pas op 17 juli 2012 een einde heeft genomen, en dat hieraan niet af doet dat hij met ingang van 1 februari 2012 weer volledig arbeidsgeschikt was, en
ten tweededat onder re-integratie moet worden verstaan de enkele werkhervatting in het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid, en dat daaronder ook valt zijn volledige werkhervatting van de eigen arbeid vanaf 4 mei 2012.
Volgens [Infra] Infra is het ziektejaar per 1 februari 2012 geëindigd en geldt dat, nu [appellant] daarvoor geen gedeeltelijke of vervangende werkzaamheden heeft verricht in het kader van re-integratie, hij dus geen recht heeft op de re-integratiebonus. De werkzaamheden die vanaf mei zijn verricht zijn niet aan te merken als werkzaamheden in het kader van de re-integratie nu er immers geen sprake meer was van arbeidsongeschiktheid.
4.4.4.
Het hof stelt vast dat uit het kopje van artikel 79 Cao kan worden afgeleid dat de in dat artikel bedoelde bonus bedoeld is voor
zieke werknemers. Ook de plaatsing van het artikel in Hoofdstuk 9 “Arbeidsongeschiktheid en werkloosheid” (voorheen, in de Cao van 2011: hoofdstuk 10 “Inkomen bij arbeidsongeschiktheid en werkloosheid”) wijst daarop. Voorts ligt in de term “ziektejaar”, als vermeld in artikel 79 lid 1 Cao, naar het oordeel van het hof duidelijk besloten dat daarvan enkel sprake is zolang als de werknemer ziek is. Waar de bonus wordt toegekend aan de werknemer die “in diens tweede ziektejaar re-integreert” moet dan ook worden aangenomen dat de aanvulling enkel toekomt aan de werknemer die op het moment dat hij “weer aan het werk is” als bedoeld in artikel 79 lid 1 Cao nog steeds (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is en het bedoelde werk verricht met het oog op een duurzame terugkeer in het arbeidsproces. Dat, zoals [appellant] in hoger beroep nog heeft betoogd (mvg p. 8), re-integratie in de zin van artikel 79 Cao niet eindigt op het vastgestelde moment van – naar het hof begrijpt: volledige - arbeidsgeschiktheid, doch dan (in zijn geval) pas begint, ontgaat het hof volkomen. Een aanknopingspunt voor deze uitleg kan in artikel 79 Cao noch in enige andere bepaling van de Cao worden gevonden. Indien een werknemer weer volledig arbeidsgeschikt is voor zijn eigen werk, dan is re-integratie niet (langer) aan de orde. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat uit artikel 69 van de in 2011 geldende Cao-versie (welke versie algemeen verbindend verklaard is geweest) volgt dat re-integratie – waaraan de bonus van artikel 79 Cao is gekoppeld - is gericht op werkhervatting door een
arbeidsongeschiktewerknemer en dat het daarbij om een
procesgaat (gesproken wordt van “het re-integratieproces”; vgl. lid 4 onder g). Naar het oordeel van het hof dient dan ook te worden aangenomen dat de kennelijke bedoeling van artikel 79 Cao is om de re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers te stimuleren door hen te belonen – het gaat immers om een “bonus”- met een eenmalige bonusuitkering indien de werknemer in het kader van zijn of haar re-integratie gedurende minstens twee maanden de eigen of andere passende werkzaamheden gedeeltelijk (zij het met een minimumverdienstenpercentage als bedoeld in lid 1 sub b) heeft opgepakt. De bonus betreft ook immers een
aanvullingtot 100% van het loon en een dergelijke aanvulling is niet aan de orde bij een volledige werkhervatting en volledige loonbetaling.
4.4.5.
Het voorgaande betekent dat artikel 79 Cao toepassing mist indien de werknemer eerst nadat hij volledig arbeidsgeschikt is geworden weer aan het werk is gegaan en dus niet al eerder, op enig moment in de periode na afloop van het eerste ziektejaar tot aan het moment van volledige arbeidsgeschiktheid, de eigen of andere werkzaamheden gedeeltelijk was gaan verrichten. Hoewel deze uitleg leidt tot een verschil in beloning tussen volledig en gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers, in die zin dat eerstbedoelde werknemers (bij gebreke van voorafgaande re-integratie mede omvattend het verrichten van loonvormende arbeid) niet in aanmerking komen voor een bonus over de in artikel 79 lid 2 bedoelde periode, terwijl laatstbedoelde werknemers wel met een dergelijke bonus worden beloond, vormt dit enkele verschil een onvoldoende grond om de rechtsgevolgen van bedoelde uitleg niet aannemelijk te achten. Het artikel koppelt de bonus nu eenmaal aan het weer verrichten van werkzaamheden in het kader van re-integratie en daarvan is bij volledige werkhervatting in de eigen werkzaamheden door een volledig arbeidsgeschikte werknemer geen sprake.
4.4.6.
Ook hetgeen [appellant] heeft aangevoerd met betrekking tot zijn inspanningen in november 2011 om tot werkhervatting in de eigen functie te komen (meer in het bijzonder door een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen; vgl inl dagv onder 15), noopt niet tot een andere uitleg. Artikel 79 Cao koppelt de aanspraak op de bonus immers – zoals ook [appellant] zelf onderkent (vgl. inl dagv onder 19, cvr onder 8, mvg p. 7) - aan het “weer aan het werk zijn” en vaststaat dat in de bewuste periode na juli 2011 tot februari 2012 geen werkzaamheden door [appellant] zijn verricht, terwijl overigens niet is gesteld of gebleken dat hij in die periode alweer in staat was om voor minstens 50% loonvormende arbeid te verrichten. Op dit laatste stuit ook af de stelling van [appellant] dat hij door [Infra] Infra is tegengewerkt om tot werkhervatting te komen (mvg p. 6), waarbij verder geldt dat artikel 79 Cao niet tevens voorziet in een bonusaanspraak in het geval de werkgever (verwijtbaar) nalatig is gebleven in het opstarten of bevorderen van re-integratieactiviteiten.
4.5.
Het vorenoverwogene brengt mee dat de grieven falen. Het hof zal het vonnis waarvan beroep dus bekrachtigen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding nu [Infra] Infra in hoger beroep niet is verschenen.

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M. Aarts, A.P. Zweers-van Vollenhoven en C.E.C.J. Ponsioen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 juli 2014.