ECLI:NL:HR:2004:AO3857
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest over de uitleg van CAO-bepalingen met betrekking tot arbeid op feestdagen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 april 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Arriva Ambulance Groningen B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer had Arriva gedagvaard voor de kantonrechter te Groningen, waarbij hij vorderingen had ingesteld met betrekking tot zijn recht op loon en vergoedingen voor arbeid op feestdagen. De kantonrechter had de vorderingen van de werknemer toegewezen, maar Arriva ging in hoger beroep bij de rechtbank, die het vonnis van de kantonrechter gedeeltelijk vernietigde en de vorderingen van de werknemer opnieuw toewijsde voor een bepaalde periode. Arriva stelde cassatie in tegen dit vonnis.
De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gebogen over de uitleg van de bepalingen in de toepasselijke CAO's, die algemeen verbindend waren verklaard. De centrale vraag was of de werknemer recht had op doorbetaling van zijn salaris en een vervangende vrije dag, naast een vergoeding voor de gewerkte uren op feestdagen. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van de CAO-bepalingen in beginsel moet plaatsvinden aan de hand van de bewoordingen en de context van de overeenkomst, en dat er geen goede grond was om de bepalingen anders uit te leggen dan de rechtbank had gedaan.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Leeuwarden voor verdere behandeling. Tevens werd [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige uitleg van CAO-bepalingen en de rechtsgevolgen die daaruit voortvloeien voor werknemers die op feestdagen werken.