Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
.
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van belanghebbende tegen navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting. De belanghebbende had te laat beroep ingesteld, wat leidde tot niet-ontvankelijkheid. Het Hof oordeelde dat de beroepstermijn was aangevangen op de dag waarop een afschrift van de uitspraken op bezwaar ten kantore van de gemachtigde was binnengekomen. De gemachtigde had drie weken en vier dagen na kennisname van de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld, wat niet als spoedig genoeg werd beschouwd. De termijnoverschrijding werd niet als verschoonbaar aangemerkt. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep eerder niet-ontvankelijk had verklaard. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen, maar de Inspecteur had deze handhaafd. De gemachtigde had in zijn verweer gesteld dat hij niet eerder kennis had kunnen nemen van de uitspraken op bezwaar, maar het Hof oordeelde dat hij redelijkerwijs eerder had moeten handelen. De uitspraak van het Hof bevestigde de eerdere beslissing van de Rechtbank, met verbetering van gronden.