Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante 1],wonende te [woonplaats],
[appellante 2],wonende te [woonplaats], Zwitserland,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een incident in hoger beroep dat is ingeleid door de gezusters [appellanten] tegen [geïntimeerde]. De zaak is ontstaan uit een eerder vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de gezusters zijn veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan [geïntimeerde]. De gezusters hebben hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, dat op 7 augustus 2013 is gewezen. De rechtszaak heeft internationale aspecten, aangezien een van de appellanten in Zwitserland woont. Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de zaak, omdat er een zodanige samenhang bestaat tussen de vorderingen van [geïntimeerde] tegen de gezusters dat een gezamenlijke behandeling gerechtvaardigd is.
In het incident vorderde [geïntimeerde] dat het bestreden vonnis uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] een zwaarwegend belang heeft bij de uitvoerbaarverklaring, gezien het feit dat het gaat om een veroordeling tot betaling van een geldsom. De gezusters hebben aangevoerd dat zij al een deel van het bedrag hebben betaald, maar het hof oordeelde dat dit niet afdoet aan het belang van [geïntimeerde] om het volledige bedrag te ontvangen. Het hof heeft uiteindelijk besloten het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en de gezusters in de proceskosten van het incident te veroordelen.
De hoofdzaak staat nu voor pleidooi op 7 november 2014, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhoudt. Dit arrest is gewezen door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en M.G.W.M. Stienissen en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2014.