ECLI:NL:GHSHE:2014:5198

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 december 2014
Publicatiedatum
10 december 2014
Zaaknummer
20-000153-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit het opzettelijk gebruik maken van vervalste geschriften ten behoeve van het verkrijgen van hypotheken

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde, die in het verleden vervalste geschriften heeft gebruikt om hypotheken te verkrijgen. Het hof heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde is geschat op € 165.158,16. De veroordeelde is verplicht gesteld om een bedrag van € 160.158,16 aan de Staat te betalen. Dit bedrag is vastgesteld na een uitgebreide beoordeling van de bewijsstukken en de financiële situatie van de veroordeelde, die in de periode van 1 januari 2002 tot en met 1 maart 2008 verschillende onroerende zaken heeft verworven en verhuurd. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, omdat het hof zich niet kon verenigen met de hoogte van het geschatte voordeel zoals vastgesteld door de rechtbank. De advocaat-generaal had een hoger bedrag gevorderd, maar het hof heeft uiteindelijk een lager bedrag vastgesteld, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de overschrijding van de redelijke termijn van behandeling. Het hof heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in zijn uitspraak bevestigd, maar met een vermindering van het te betalen bedrag als compensatie voor de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000153-13
Uitspraak : 8 december 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 7 januari 2013 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 01-889031-07 tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de hoogte waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vastgesteld op € 193.638,70 en aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van datzelfde bedrag ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel dat hij door middel van of uit de baten van het feit ter zake waarvan hij is veroordeeld, heeft verkregen.
De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de veroordeelde naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de hoogte van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op het bedrag van € 237.044,77 en aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 227.044,77.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Vordering
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot de vaststelling van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 507.007,76 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot datzelfde bedrag.
De beoordeling
Veroordeelde is bij onherroepelijk arrest van dit hof van 21 april 2010 in de strafzaak onder parketnummer 20-000002-09 tot straf veroordeeld onder meer ter zake van (bewezen verklaard onder 1., 2., 3. en 4.) het opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, veroordeelde wederrechtelijk voordeel – waaronder begrepen besparing van kosten – heeft verkregen door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde feiten.
Het bewijs
1. Het arrest van dit hof d.d. 21 april 2010, parketnummer 20-000002-09, waarbij veroordeelde is veroordeeld ter zake (onder meer):
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, gepleegd in de periode van 1 juni 2002 tot en met 27 juni 2002;
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, gepleegd in de periode van 21 oktober 2002 tot en met 11 november 2002;
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, gepleegd in de periode van 1 juni 2003 tot en met 25 juni 2003;
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, gepleegd in de periode van 1 juni 2005 tot en met 1 augustus 2005.
2. Het proces-verbaal bevindingen betreffende Wederrechtelijk Verkregen Voordeel – delict 3 [adres 1] Eindhoven, procesnr. 04062008.30040.1, d.d. 4 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], brigadier van politie (opgenomen op p. 1928-1932 in de ordner met het opschrift “Delict 3 [adres 1] Eindhoven”), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Door de afdeling Divisie Recherche van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost werd een opsporingsonderzoek ingesteld contra de verdachte:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats],
ingeschreven [adres 1], [woonplaats].
In dit proces-verbaal wordt hij verder genoemd als [veroordeelde].
Door ons is een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht dat [veroordeelde] heeft verkregen uit de door hem gepleegde strafbare feiten in de periode van 1 januari 2002 tot en met 1 maart 2008 met betrekking tot de onroerende zaak: [adres 1] Eindhoven.
Overwaarde opbrengst
Uit gehouden onderzoek is het volgende gebleken:
a. De aankoopprijs
€ 160.000,00
b. De kosten koper
€ 11.200,00
+
c. De totale koopprijs
€ 171.200,00
g. De onderhoudskosten
€ 11.000,00
Uit gehouden onderzoek is het volgende gebleken:
i. De huurinkomsten
€ 16.958,22
j. De hypotheekrente
€ 6.658,30
k. De gemeentelijke belastingen
€ 411,08
l. De gas- en elektriciteitskosten
€ 2.367,60
m. De waterkosten
€ 125,40
o. De waterschapsheffingen
€ 32,20
p. De kabelexploitant (radio, tv en internet)
€ 387,58
q. De bemiddelingskosten
€ 1.933,00 +
Het totaal aan kosten
€ 11.915,16 -
Het W.V.V. uit de verhuur van de onroerende zaak
€ 5.043,06
3. Het proces-verbaal bevindingen betreffende Verklaring berekening W.V.V. – delict 3, procesnr. 03062008.30040.2, d.d. 4 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], brigadier van politie (opgenomen op p. 1933-1940 in de ordner met het opschrift “Delict 3 [adres 1] Eindhoven”), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Door ons wordt in dit proces-verbaal een uiteenzetting gegeven over de rubrieken genoemd in het proces-verbaal Wederrechtelijk Verkregen Voordeel - delict 3 [adres 1] te Eindhoven.
Per rubriek wordt door ons een verklaring gegeven hoe wij aan het (berekende) geldbedrag zijn gekomen.
a. De koopprijs:
Dit is de koopprijs van deze onroerende zaak, genoemd in de notariële Akte van Levering opgemaakt door [notaris], notaris te Eindhoven op 30 juli 2003. De koopprijs, vrij van huur, was volgens deze akte € 160.000,00.
b. De Kosten Koper:
Onder Kosten Koper verstaan wij kosten die de koper van een onroerende zaak naast de koopsom moet betalen bij de verkrijging van het eigendom van een onroerende zaak. Hierbij gaat het om de overdrachtsbelasting en de notariskosten voor het opmaken van de koopakte.
Tijdens het onderzoek naar deze delicten werden aangetroffen;
- een gewijzigde nota van afrekening [adres 2] Eindhoven
- een nota van afrekening [adres 3], [adres 4] Eindhoven
- een nota van afrekening [adres 5] Eindhoven
De bedragen die volgens deze notariële afrekeningen betaald werden voor Kosten Koper bedroegen in alle gevallen ongeveer 7% van de koopprijs.
Daar tijdens het onderzoek geen notariële afrekening van de aankoop van deze onroerende zaak is aangetroffen is het aannemelijk dat wij de Kosten Koper kosten in deze berekening stellen op 7%.
Berekening: 7% van € 160.000,00 = € 11.200,00
c. De totale koopprijs:
Dit geldbedrag bestaat uit de optelling van de bedragen genoemd bij a (Koopprijs) en b ( Kosten Koper).
Berekening: € 160.000,00 + € 11.200,00 = € 171.200,00
g. De onderhoudskosten:
Uit gehouden onderzoek is ons niet gebleken wat er aan onderhoudskosten is voldaan.
Daarom is door ons onderzoek gedaan naar de onderhoudskosten die eigenaren van onroerende zaken jaarlijks moet maken voor de instandhouding van hun onroerende zaak. Wij hebben telefonisch overleg gehad met de vereniging genaamd: Vastgoed Belang Vereniging van Beleggers en Eigenaren.
Door een juridisch medewerker van deze vereniging werd verklaard dat zij een normbedrag hanteren voor de onderhoudskosten niet zijnde de servicekosten. Hiervoor maken zij gebruik van de Discounted Flash Flow methode. Momenteel is het normbedrag voor een woning in verhuurde staat per jaar € 2.000,00 à € 2.500,00.
In de berekening gaan wij uit van € 200,00 per maand vanaf het moment van aankoop tot 01 maart 2008. Voor pand [adres 1] te Eindhoven is de berekening aldus:
55 maanden x € 200,00 = € 11.000,00
i. De huurinkomsten:
Uit het onderzoek blijkt dat pand [adres 1] te Eindhoven vanaf 01 mei 2007 werd verhuurd door [veroordeelde], door tussenkomst van Stoit Groep Eindhoven.
Uit het huurdersproject blijkt dat de huurders hun huur betaalden per bank en dat dit steeds inclusief gas, water en licht was.
Uit het gehouden onderzoek naar de huurinkomsten blijkt dat [veroordeelde] in de periode van 1 mei 2007 tot 01 februari 2008 voor pand [adres 1] te Eindhoven een totaal bedrag aan huur inclusief energiekosten heeft ontvangen van € 15.208,22.
Uit het onderzoek bleek dat maandelijks een bedrag van € 1.750,00 aan huur werd betaald door de huurder.
Daar voor de periode februari 2008 geen gegevens bekend zijn gaan wij er van uit dat [veroordeelde] in deze maand ook de huuropbrengst € 1.750,00 heeft ontvangen.
Berekening: €15.208,22 + € 1.750,00 = € 16.958,22
j. De hypotheekrente:
Uit de informatie verkregen van de financiële dienstverlener OBVION NV blijkt dat [veroordeelde] maandelijks rentekosten heeft betaald voor de aan hem verstrekte hypothecaire geldlening voor deze onroerende zaak. Uit de verstrekte gegevens blijkt dat voor de door [veroordeelde] afgesloten hypotheek maandelijks aan rentekosten is betaald: € 665,83.
Op basis van deze gegevens is te stellen dat door [veroordeelde] over de periode van verhuur, 01 mei 2007 tot 01 maart 2008, aan rentekosten werd betaald:
10 maanden x € 665,83 = € 6.658,30
k. De gemeentelijke belastingen:
Uit de informatie verkregen van de gemeente Eindhoven blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan de gemeente Eindhoven jaarlijks een geldbedrag heeft betaald voor Onroerende-zaak-belasting, rioolrecht, afvalstoffenheffing en reinigingsrecht. Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] voor het pand [adres 1] te Eindhoven aan gemeentelijke belastingen in de jaren 2007 en 2008 respectievelijk heeft betaald:
2007 € 472,00 is per maand € 39,33
2008 € 578,69 is per maand € 48,22
Op basis van deze gegevens is te stellen dat door [veroordeelde] over de periode van verhuur, 01 mei 2007 tot 01 maart 2008, aan gemeentelijke belastingen werd betaald:
8 maanden (2007) x € 39,33 = € 314,64
2 maanden (2008) x € 48,22 = € 96,44
Totaal gemeentelijke belastingen €411,08
l. De gas- en elektriciteitskosten:
Uit de informatie verkregen van NRE / E-on Benelux blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak jaarlijks een geldbedrag heeft betaald voor gas- en elektriciteitsverbruik.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] voor het pand [adres 1] te Eindhoven aan gas- en elektriciteitskosten in 2007 en de eerste twee maanden van 2008 respectievelijk heeft betaald:
2007 € 2.408,41 is per maand € 200,70
2008 € 762,00 is per maand € 381,00
Op basis van deze gegevens is te stellen dat door [veroordeelde] over de periode van verhuur, 01 mei 2007 tot 01 maart 2008, aan gas- en elektriciteitskosten werd betaald:
8 maanden (2007) x € 200,70 = € 1.605,60
2 maanden (2008) x € 381,00 = € 762,00
Totaal gas- en elektriciteitskosten € 2.367,60
m. De waterkosten:
Uit de informatie verkregen van Brabant Water blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan Brabant Water jaarlijks een geldbedrag heeft betaald voor het verbruik van water. In die betalingen is begrepen de waterschapsheffing als gebruiker van het pand.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] voor het pand [adres 1] te Eindhoven aan waterkosten, exclusief de waterschapsheffing, over de eerste drie maanden van 2007 heeft betaald: € 37,62. Dit is per maand gemiddeld € 12,54. Over de overige maanden in de periode van verhuur van het pand waren de betalingsgegevens niet beschikbaar op het moment van verstrekking van gegevens.
Op basis van deze gegevens wordt voor de berekening van de waterkosten over de periode van verhuur, 01 mei 2007 tot 01 maart 2008, een gemiddelde van € 12,54 per maand gehanteerd. Hierdoor ontstaat de berekening:
10 maanden x € 12,54 = € 125,40
o. De waterschapsheffing:
Uit de informatie verkregen van het Waterschap De Domme! blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan Waterschap De Dommel jaarlijks aanslagen heeft betaald als eigenaar van het pand. De betalingen vinden plaats voor pand[adres 1] te Eindhoven.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] voor het pand [adres 1] te Eindhoven aan waterschapsheffingen in 2007 en de eerste twee maanden van 2008 respectievelijk heeft betaald:
2007 € 38,63 is per maand € 3,22
2008 € 38,64 is per maand € 3,22
Op basis van deze gegevens is te stellen dat door [veroordeelde] over de periode van verhuur, 01 mei 2007 tot 01 maart 2008, aan waterschapsheffingen werd betaald:
8 maanden (2007) x € 3,22 = € 25,76
2 maanden (2008) x € 3,22 = € 6,44
Totaal waterschapsheffing € 32,20
p. De Kabelexploitant (radio, tv en ïnternet):
Uit de informatie verkregen van UPC Nederland blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak vanaf 01 mei 2007 tot 31 maart 2008 heeft betaald voor het gebruik van radio, tv en/of internet faciliteiten.
In de berekening wordt het volledig betaalde bedrag over 2007 meegerekend, omdat de verhuurperiode aanvangt op hetzelfde moment, dat begonnen wordt met betaling aan UPC. In het jaar 2008 werd over een periode van drie maanden € 97,86 betaald. Dit is per maand gemiddeld € 32,62. In de berekening worden voor het jaar 2008 de gemiddelde betaling van twee maanden meegerekend.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan UPC heeft betaald in
de verhuur periode van 01 mei 2007 tot 1 maart 2008:
2007 (8 maanden) € 322,34
2008 (2 maanden) € 65,24
Totaal aan UPC-kosten € 387,58
q. De bemiddelingskosten
Uit de informatie verkregen van Stoit Groep Eindhoven blijkt dat pand [adres 1] te Eindhoven vanaf 01 mei 2007 werd verhuurd door [veroordeelde], door tussenkomst van Stoit Groep Eindhoven. Bij de verhuur van deze onroerende zaak is Stoit Groep Eindhoven betrokken geweest voor het beheer op financieel en administratief gebied.
Uit de door Stoit Groep verstrekte gegevens is gebleken, dat door Stoit Groep Eindhoven over het jaar 2007 bemiddelingskosten in rekening werden gebracht. In 2008 werden nog geen bemiddelingskosten in rekening gebracht.
Aan bemiddelingskosten in rekening gebracht € 1.624,37
In rekening gebrachte BTW 19 % € 308,63
Totaal betaald aan bemiddelingskosten € 1.933,00
4. De brief d.d. 12 november 2012, opgemaakt door [taxateur], Register Makelaar-taxateur o.z., zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik heb op basis van de door mij uitgevoerde taxatie van 15 februari 2008 de hierna omschreven onroerende zaak geïndexeerd en geactualiseerd, met als doel inzicht te verstrekken in de huidige waarde.
Het betreft hier een appartementsrecht rechtgevende op het uitsluitende gebruik van de maisonnette op de eerste, tweede en zolderverdieping, gelegen aan de [adres 1] te Eindhoven.
De huidige geïndexeerde waarde van het appartement bedraagt:
- onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik: € 202.000,-.
5. Het proces-verbaal bevindingen betreffende Wederrechtelijk Verkregen Voordeel – delict 1 [adres 6] Eindhoven, procesnr. 02052008.30071.1, d.d. 3 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], brigadier van politie (opgenomen op p. 624-627 in de ordner met het opschrift “Delict 1 Dossier nummer: PL2209/08-050000 Onderzoek: 22MN7002”), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Door ons is een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht dat [veroordeelde] heeft verkregen uit de door hem gepleegde strafbare feiten in de periode van 1 januari 2002 tot en met 1 maart 2008 met betrekking tot de onroerende zaak [adres 6] Eindhoven.
Uit gehouden onderzoek is het volgende gebleken:
De aankoopprijs
€ 113.445,00
De kosten koper
€ 7.941,15 +
De totale koopprijs
€ 121.386,15
De onderhoudskosten
€ 4.481,54
De huurinkomsten
€ 45.825,00
De hypotheekrente
€ 19.753,33
De gemeentelijke belastingen
€ 870,26
De waterkosten
€ 946,44
De waterschapsheffingen
€ 50,00
6. Het proces-verbaal bevindingen betreffende Verklaring berekening W.V.V. – delict 1, procesnr. 02052008.30071.2, d.d. 3 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], brigadier van politie (opgenomen op p. 628-635 in de ordner met het opschrift “Delict 1 Dossier nummer: PL2209/08-050000 Onderzoek: 22MN7002”), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Door ons wordt in dit proces-verbaal een uiteenzetting gegeven over de rubrieken genoemd in het proces-verbaal Wederrechtelijk Verkregen Voordeel – delict 1 [adres 6] Eindhoven. Per rubriek wordt door ons een verklaring gegeven hoe wij aan het (berekende) geldbedrag zijn gekomen.
De koopprijs:
Dit is de koopprijs van deze onroerende zaak, genoemd in de notariële akte van levering opgemaakt door notaris [notaris] te Eindhoven op 3 juli 2002. De koopprijs vrij van huur en gebruik was volgens deze akte € 113.445,00.
De Kosten Koper:
Onder Kosten Koper verstaan wij kosten die de koper van een onroerende zaak naast de koopsom moet betalen bij de verkrijging van het eigendom van een onroerende zaak. Hierbij gaat het om de overdrachtsbelasting en de notariskosten voor het opmaken van de koopakte.
Tijdens het onderzoek naar deze delicten werden aangetroffen;
- een gewijzigde nota van afrekening [adres 2] Eindhoven
- een nota van afrekening [adres 3], [adres 4] Eindhoven
- een nota van afrekening [adres 5] Eindhoven
De bedragen die volgens deze notariële afrekeningen betaald werden voor Kosten Koper bedroegen in alle gevallen ongeveer 7% van de koopprijs.
Daar tijdens het onderzoek geen notariële afrekening van de aankoop van deze onroerende zaak is aangetroffen is het aannemelijk dat wij de Kosten Koper kosten in deze berekening stellen op 7%.
Berekening: 7% van € 113.445,00 = € 7.941,15
De totale koopprijs:
Dit geldbedrag bestaat uit de optelling van de bedragen genoemd bij Koopprijs en Kosten Koper.
Berekening: € 113.445,00 + € 7.941,15 = € 121.386,15
De onderhoudskosten:
Uit de informatie verkregen van de beheerder van deze onroerende zaak, Ingenieursbureau Ibotec B.V. te Boxtel, namens de [Vereniging van Eigenaars] te Eindhoven is ons gebleken dat [veroordeelde] voor de instandhouding van zijn onroerende zaak maandelijks een geldbedrag moest betalen.
Volgens de verstrekte gegevens blijkt dat in 2003 voor een periode van 1 april 2003 tot en met 31 december 2003 (9 maanden) totaal € 514,48 is betaald.
Vanaf het moment van aankoop 1 juli 2002 tot 1 april 2003 (ook 9 maanden) zijn ons geen betaalde bedragen aan servicekosten bekend. Daarom wordt door ons het bedrag van 2003 overgenomen voor deze periode omdat het ook een periode is van 9 maanden.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan servicekosten heeft betaald in:
2002 een totaalbedrag van
€ 514,48
2003 een totaalbedrag van
€ 514,48
2004 een totaalbedrag van
€ 1.014,80
2005 een totaalbedrag van
€ 993,36
2006 een totaalbedrag van
€ 1.065,66
2007 een totaalbedrag van
€ 1.412,40
2008 een totaalbedrag van (2 x 95,33)
€ 190,66
+
Totaal servicekosten
€ 5.705,84
[veroordeelde] had over deze betalingen nog een bestemmingsreserve opgebouwd van € 1.224,30. Zodoende heeft hij daadwerkelijk voor servicekosten uitgegeven in de periode van 1 juli 2003 tot en met 1 april 2008:
€ 5.705,84 - € 1.224,30 = € 4.481,54.
De huurinkomsten:
In het proces-verbaal van bevindingen Woning [adres 6] Eindhoven en in het proces-verbaal Huurdersproject woning 1 [adres 6] Eindhoven behorende bij dit delict wordt gerelateerd naar de huurovereenkomst die behoort bij deze onroerende zaak.
Volgens deze overeenkomst verhuurt [veroordeelde] deze onroerende zaak aan [huurder] ingaande op 15-03-2004 met een huurprijs per maand van € 975,00.
Uit de opgevraagde bankafschriften bleek ook dat [veroordeelde] daadwerkelijk maandelijks € 975,00 heeft ontvangen in de periode van verhuur van 16 maart 2004 tot 1 maart 2008 (totaal 47 maanden).
Berekening: 47 maanden x € 975,00 = € 45.825,00
De hypotheekrente
Uit de informatie verkregen van de financiële dienstverlener ABN-AMRO blijkt dat [veroordeelde] maandelijks hypotheekrente heeft betaald voor de aan hem verstrekte hypothecaire geldlening voor deze onroerende zaak.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan rentekosten heeft betaald in de verhuur periode van 16 maart 2004 tot 1 maart 2008:
2004 een totaalbedrag van (9/12 x € 4.340,04)
€ 3.255,30
2005 een totaalbedrag van
€ 4.350,37
2006 een totaalbedrag van
€ 5.135,11
2007 een totaalbedrag van
€ 5.967,58
2008 januari (€ 5.967,58 / 12) + februari € 547,67
€ 1.044,97
+
Totaal aan rentekosten betaald
€ 19.753,33
De gemeentelijke belastingen
Uit de informatie verkregen van de gemeente Eindhoven blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan de gemeente Eindhoven jaarlijks een geldbedrag heeft betaald voor Onroerende-zaak-belasting, rioolrecht, afvalstoffenheffing en reinigingsrecht. Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan gemeentelijke belastingen heeft betaald in de periode van verhuur van 16 maart 2004 tot 1 maart 2008:
2004 (9/12 x € 201,33)
€ 151,00
2005
€ 216,64
2006
€ 223,40
2007
€ 239,00
2008 (2/12 x € 241,33)
€ 40,22
+
Totaal
€ 870,26
De waterkosten
Uit de informatie verkregen van Brabant Water blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan Brabant Water jaarlijks een geldbedrag heeft betaald voor het gebruik van water. In die betalingen is begrepen de waterschapsheffing als gebruiker van het pand.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan waterkosten heeft betaald in de periode van verhuur van 16 maart 2004 tot 1 maart 2008:
2004 (9/12 x € 203,04)
€ 152,28
2005
€ 207,86
2006
€ 436,77
2007
€ 128,17
+
Totaal
€ 925,08
Voor 2008 waren nog geen kosten berekend Door ons werden de kosten van 2007 gebruikt voor deze berekening.
2008 2/12 x € 128,17
€ 21,36
Berekening: € 925,08 + € 21,36 = € 946,44
De waterschapsheffing:
Uit de informatie verkregen van het Waterschap De Dommel blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan Waterschap De Dommel jaarlijks aanslagen heeft betaald als eigenaar van het pand. Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan aanslagen heeft betaald in de periode van verhuur van 16 maart 2004 tot 1 maart 2008:
2004 (9/12 x € 5,88)
€ 4,41
2005
€ 14,92
2006
€ 12,91
2007
€ 15,07
2008 (2/12 x € 16,17)
€ 2,69
+
Totaal
€ 50,00
7. De brief d.d. 12 november 2012, opgemaakt door [taxateur], Register Makelaar-taxateur o.z., zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik heb op basis van de door mij uitgevoerde taxatie van 15 februari 2008 de hierna omschreven onroerende zaak geïndexeerd en geactualiseerd, met als doel inzicht te verstrekken in de huidige waarde.
Het betreft hier een appartementsrecht rechtgevende op het uitsluitende gebruik van de woning op de eerste verdieping, gelegen aan de [adres 6] te Eindhoven.
De huidige geïndexeerde waarde van het appartement bedraagt:
- onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik: € 130.000,-.
8. Het proces-verbaal bevindingen betreffende Wederrechtelijk Verkregen Voordeel – delict 2 [adres 7] Eindhoven, procesnr. 02052008.30071.3, d.d. 13 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], brigadier van politie (opgenomen op p. 1339-1342 in de ordner met het opschrift “Delict 2 [adres 7] Eindhoven”), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Door ons is een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht dat [veroordeelde] heeft verkregen uit de door hem gepleegde strafbare feiten in de periode van 1 januari 2002 tot en met 1 maart 2008 met betrekking tot de onroerende zaak: [adres 6] (het hof begrijpt: [adres 7]) Eindhoven
Overwaarde opbrengst
Uit gehouden onderzoek is het volgende gebleken:
a. De aankoopprijs
€ 100.000,00
b. De kosten koper
€ 7.000,00
+
c. De totale koopprijs
€ 107.000,00
g. De onderhoudskosten
€ 12.600,00
Verhuur opbrengst
Uit gehouden onderzoek is het volgende gebleken:
i. De huurinkomsten
€ 80.978,81
j. De hypotheekrente
€ 26.265,64
k. De gemeentelijke belastingen
€ 3.063,69
l. De gas- en elektriciteitskosten
€ 12.391,10
m. De waterkosten
€ 2.050,15
n. De verzekeringskosten
€ 4.255,00
o. De waterschapsheffingen
€ 97,71
p. De kabelexploitant (radio, tv en internet)
€ 556,94 +
Het totaal aan kosten
€ 48.680,23 -
Het W.V.V. uit de verhuur van de onroerende zaak
€ 32.298,58
9. Het proces-verbaal bevindingen betreffende Verklaring berekening W.V.V. – delict 2, procesnr. 02052008.30071.4, d.d. 13 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], brigadier van politie (opgenomen op p. 1343-1350 in de ordner met het opschrift “Delict 2 [adres 7] Eindhoven”), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Door ons wordt in dit proces-verbaal een uiteenzetting gegeven over de rubrieken genoemd in het proces-verbaal Wederrechtelijk Verkregen Voordeel - delict 2 [adres 7] Eindhoven. Per rubriek wordt door ons een verklaring gegeven hoe wij aan het (berekende) geldbedrag zijn gekomen.
a. De koopprijs:
Dit is de koopprijs van deze onroerende zaak, genoemd in de notariële Akte van Levering opgemaakt door mr. J.J.M.A. Morsch, notaris te Eindhoven op 4 december 2002.
De koopprijs in verhuurde staat was volgens deze akte € 100.000,00.
b. De Kosten Koper:
Onder Kosten Koper verstaan wij kosten die de koper van een onroerende zaak naast de koopsom moet betalen bij de verkrijging van het eigendom van een onroerende zaak. Hierbij gaat het om de overdrachtsbelasting en de notariskosten voor het opmaken van de koopakte.
Tijdens het onderzoek naar deze delicten werden aangetroffen;
- een gewijzigde nota van afrekening [adres 2] Eindhoven
- een nota van afrekening [adres 3], [adres 4] Eindhoven
- een nota van afrekening [adres 5] Eindhoven
De bedragen die volgens deze notariële afrekeningen betaald werden voor Kosten Koper bedroegen in alle gevallen ongeveer 7% van de koopprijs.
Daar tijdens het onderzoek geen notariële afrekening van de aankoop van deze onroerende zaak is aangetroffen is het aannemelijk dat wij de Kosten Koper kosten in deze berekening stellen op 7%.
Berekening: 7% van € 100.000,00 = € 7.000,00
c. De totale koopprijs:
Dit geldbedrag bestaat uit de optelling van de bedragen genoemd bij a (Koopprijs) en b (Kosten Koper).
Berekening: € 100.000,00 + € 7.000,00 = € 107.000,00
d. De taxatiewaarde:
Door de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost werd aan [taxateur] de opdracht verstrekt om de onroerende zaak in dit delict genoemd te taxeren. Op 4 maar 2008 werd de taxatie uitgevoerd door beëdigd taxateur [taxateur]. Door hem werd de onroerende zaak als volgt getaxeerd:
Executiewaarde in verhuurde staat € 178.000,00
g. De onderhoudskosten:
Uit gehouden onderzoek is ons niet gebleken wat er aan onderhoudskosten is voldaan.
Daarom is door ons onderzoek gedaan naar de onderhoudskosten die eigenaren van onroerende zaken jaarlijks moet maken voor de instandhouding van hun onroerende zaak.
Wij hebben telefonisch overleg gehad met de vereniging genaamd: Vastgoed Belang Vereniging van Beleggers en Eigenaren.
Door een juridisch medewerker van deze vereniging werd verklaard dat zij een normbedrag hanteren voor de onderhoudskosten niet zijnde de servicekosten. Hiervoor maken zij gebruik van de Discounted Flash Flow methode. Momenteel is het normbedrag voor een woning in verhuurde staat per jaar € 2.000,00 à € 2.500,00.
In onze berekening gaan wij uit van € 200,00 per maand vanaf het moment van aankoop van het pand tot 1 maart 2008. Uit onderzoek is gebleken dat het aantal maanden voor deze onroerende zaak betreft 63 maanden.
Berekening: 63 maanden x € 200,00 = € 12.600,00
i. De huurinkomsten:
Uit het onderzoek blijkt dat deze onroerende zaak vanaf het moment van eigendom is gebruikt voor kamerverhuur door [veroordeelde]. Vrijwel constant werden alle 7 kamers verhuurd. Uit het huurdersproject blijkt dat de huurders hun huur betaalden per bank. De huur was altijd inclusief gas, water en licht.
Uit het gehouden onderzoek naar de huurinkomsten, dat gerelateerd is in het proces-verbaal bevindingen huuropbrengsten [adres 7], is vastgesteld dat [veroordeelde] in de periode van 1 december 2002 tot 1 december 2007 een totaal bedrag aan huur ontvangen van € 76.517,81.
Verder bleek dat de huuropbrengst in de periode van 1 juli 2007 tot en met november 2007 maandelijks was € 1.487,00.
Omdat voor de periode 1 december 2007 tot en met februari 2008 geen gegevens bekend zijn gaan wij er van uit dat [veroordeelde] in deze maanden ook € 1.487,00 per maand heeft ontvangen.
Berekening: €76.517,81 + (3 x € 1.487,00 =) €4.461,00 = € 80.978,81
j. De hypotheekrente:
Uit de informatie verkregen van de financiële dienstverlener FORTIS ASR blijkt dat [veroordeelde] maandelijks hypotheekrente heeft betaald voor de aan hem verstrekte hypothecaire geldlening voor deze onroerende zaak.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan rentekosten heeft betaald in de verhuurperiode van 1 december 2002 tot 1 maart 2008:
Hypotheek 626666 - (AMEV) [adres 7] Eindhoven:
Jaar
Bedragen
Totaal bedrag
2003
€ 2.651,22 + € 2.781,63 =
€ 5.432,85
2004
€ 2.616,65 + € 2.805,00 =
€ 5.421,65
2005
€ 2.123,96 + € 2.351,25 =
€ 4.475,21
2006
€ 2.026,60 + € 2.310,00 =
€ 4.336,60
2007
€ 2.479,37 + € 2.788,94 =
€ 5.268,31
2008
€ 622,90 + € 708,12 =
€ 1.331,02 +
Totaal aan rentekosten betaald
€ 26.265,64
k. De gemeentelijke belastingen:
Uit de informatie verkregen van de gemeente Eindhoven blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan de gemeente Eindhoven jaarlijks een geldbedrag heeft betaald voor Onroerende-zaak-belasting, rioolrecht, afvalstoffenheffing en reinigingsrecht.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de gemeente Eindhoven geen gegevens meer ter beschikking had van de maand december 2002 en het gehele jaar 2003.
Daarom worden voor deze berekening, in het voordeel van [veroordeelde], de gegevens van het jaar 2004 gebruikt.
[veroordeelde] heeft aan gemeentelijke belastingen betaald in de verhuurperiode van
1 december 2002 tot 1 maart 2008:
Jaar
Betaalde bedrag
2002 (1/12 x € 725,00)
€ 60,41
2003
€ 725,00
2004
€ 725,00
2005
€ 509,47
2006
€ 463,33
2007
€ 503,25
2008 (2/12 x € 463,41)
€ 77,23 +
Totaal
€ 3.063,69
l. De gas- en elektricïteitskosten:
Uit de informatie verkregen van NRE / E-on Benelux blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak jaarlijks een geldbedrag heeft betaald voor gas- en elektriciteitsverbruik.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan gas- en elektriciteitskosten heeft betaald in de verhuur periode van 1 december 2002 tot 1 maart 2008:
Jaar
Betaalde bedrag
2002
€ 250,66
2003
€ 2.311,87
2004
€ 1.969,61
2005
€ 2.141,76
2006
€ 2.234,62
2007
€ 2.592,21
2008 (t/m april)
€ 890,37 +
Totaal
€ 12.391,10
m. De waterkosten:
Uit de informatie verkregen van Brabant Water blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan Brabant Water jaarlijks een geldbedrag heeft betaald voor het verbruik van water.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan waterkosten heeft betaald in de verhuur periode van 1 december 2002 tot 1 maart 2008:
Jaar
Betaalde bedrag
2002
€ 39,55
2003
€ 467,00
2004
€ 479,14
2005
€ 473,27
2006
€ 458,53
2007
€ 113,71
Totaal
€ 2.031,20
Voor 2008 waren nog geen kosten bekend. Door ons worden de kosten van 2007 gebruikt voor deze berekening.
2008 2/12 x €113,71 = € 18,95
Berekening: € 2.031,20 + € 18,95 = € 2.050.15
n. De verzekeringskosten:
Uit de informatie verkregen van de verzekeringsmaatschappij Nationale Nederlanden blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan Nationale Nederlanden jaarlijks een geldbedrag heeft betaald voor de verzekering van deze onroerende zaak en de onroerende zaak van delict 7, De [adres 5] Eindhoven. Daar het betaalde bedrag niet te splitsen was volgens Nationale Nederlanden wordt het gehele bedrag aan betaalde verzekeringskosten verrekend in de berekening van dit delict.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan verzekeringskosten heeft betaald in de verhuur periode van 1 december 2002 tot 1 maart 2008:
Jaar
Betaalde bedrag
2002 (1/12 x € 742,18)
€ 61,85
2003
€ 742,18
2004
€ 764,59
2005
€ 723,93
2006
€ 888,42
2007
€ 916,53
2008 (2/12 x € 945,00)
€ 157,50 +
Totaal
€ 4.255,00
o. De waterschapsheffing:
Uit de informatie verkregen van het Waterschap De Dommel blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan Waterschap De Dommel jaarlijks aanslagen heeft betaald.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan aanslagen heeft betaald in de verhuurperiode van 1 december 2002 tot 1 maart 2008:
Jaar
Betaalde bedrag
2003
€ 20,85
2004
€ 21,00
2005
€ 17,51
2006
€ 15,06
2007
€ 19,73
2008 (2/12 x € 21,37)
€ 3,56 +
Totaal
€ 97,71
p. De Kabelexploitant (radio, tv en internet):
Uit de informatie verkregen van UPC Nederland blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak vanaf 2005 een geldbedrag heeft betaald voor het gebruik van radio, tv en/of internet faciliteiten.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan UPC heeft betaald in de verhuurperiode van 1 december 2002 tot 1 maart 2008:
Jaar
Betaalde bedrag
2005
€ 117,51
2006
€ 196,76
2007
€ 193,56
2008
€ 49,11 +
Totaal
€ 556,94
10. Het proces-verbaal bevindingen, procesnr. 16102007.80545.1, d.d. 14 december 2007, opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent van politie (opgenomen op p. 2383-2389 in de ordner met het opschrift “Delict 4 [adres 2] Eindhoven”), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Hypotheekakte
Bij de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers te Eindhoven werd op 21 juli 2005 ingeschreven de akte van hypotheek. Uit deze akte van hypotheek blijken de volgende gegevens:
Datum akte : 20 juli 2005
Hypotheekgever : [veroordeelde], geboren [geboortedag] 1973
Hypotheeknemer : AMEV Hypotheekbedrijf NV Utrecht
Bedrag hypothecaire geldlening : € 250.000,00
Zekerheid : [adres 2] te Eindhoven.
Door [veroordeelde] ondertekende hypotheek-offerte
In het door de hypotheekverstrekker bijgehouden dossier zit onder andere een offerte van AMEV Hypotheekbedrijf NV voor een hypothecaire inschrijving op het pand [adres 2] te Eindhoven. Uit de offerte blijken de navolgende gegevens:
Datum hypotheekofferte : 28 juni 2005
Offerte afkomstig van : AMEV Hypotheekbedrijf NV
Offerte gericht aan : [veroordeelde]
Te financieren onderpand : [adres 2] Eindhoven
Bedrag van de totale lening : € 250.000,00
Ondertekening voor akkoord : te Eindhoven op 1 juli 2005 door [veroordeelde].
11. Het proces-verbaal bevindingen betreffende Wederrechtelijk Verkregen Voordeel – delict 4 [adres 2] Eindhoven, procesnr. 02052008.30071.5, d.d. 13 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], brigadier van politie (opgenomen op p. 2522-2525 in de ordner met het opschrift “Delict 4 [adres 2] Eindhoven”), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Door ons is een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht dat [veroordeelde] heeft verkregen uit de door hem gepleegde strafbare feiten in de periode van 1 januari 2002 tot en met 1 maart 2008 met betrekking tot de onroerende zaak: [adres 2] Eindhoven.
Overwaarde opbrengst
Uit gehouden onderzoek is het volgende gebleken:
b. De kosten koper € 22.410,87
g. De onderhoudskosten € 7.600,00
Verhuur opbrengst
Uit gehouden onderzoek is het volgende gebleken:
i. De huurinkomsten
€ 100.835,75
j. De hypotheekrente
€ 29.200,07
k. De gemeentelijke belastingen
€ 1.641,01
l. De gas- en elektriciteitskosten
€ 5.760,12
m. De waterkosten
€ 1.458,74
n. De verzekeringskosten
€ 1.324,29
o. De waterschapsheffingen
€ 98,97
p. De kabelexploitant (radio, tv en internet)
€ 310,23
q. De bemiddelingskosten
€ 7.729,97 +
Het totaal aan kosten
€ 47.523,40 -
Het W.V.V. uit de verhuur van de onroerende zaak
€ 53.312,35
12. Het proces-verbaal bevindingen betreffende Verklaring berekening W.V.V. – delict 4, procesnr. 02052008.30071.6, d.d. 13 juni 2008, opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], brigadier van politie (opgenomen op p. 2526-2536 in de ordner met het opschrift “Delict 4 [adres 2] Eindhoven”), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Door ons wordt in dit proces-verbaal een uiteenzetting gegeven over de rubrieken a t/m v genoemd in het proces-verbaal Wederrechtelijk Verkregen Voordeel - delict 4 [adres 2] Eindhoven.
Per rubriek wordt door ons een verklaring gegeven hoe wij aan het (berekende) geldbedrag zijn gekomen.
b. De Kosten Koper:
Onder Kosten Koper verstaan wij kosten die de koper van een onroerende zaak naast de koopsom moet betalen bij de verkrijging van het eigendom van een onroerende zaak. Hierbij gaat het om de overdrachtsbelasting en de notariskosten voor het opmaken van de koopakte.
Tijdens het onderzoek naar deze delicten werden aangetroffen;
- een gewijzigde nota van afrekening [adres 2] Eindhoven
- een nota van afrekening [adres 3], [adres 4] Eindhoven
- een nota van afrekening [adres 5] Eindhoven
De bedragen die volgens deze notariële afrekeningen betaald werden voor Kosten Koper bedroegen in alle gevallen ongeveer 7% van de koopprijs.
Daar tijdens het onderzoek geen notariële afrekening van de eerste aankoop, in juli 2004, van deze onroerende zaak is aangetroffen, is het aannemelijk dat wij hiervoor de kosten koper kosten in deze berekening stellen op 7%.
Verder worden deze kosten gehalveerd omdat [veroordeelde] voor 50% eigenaar werd van deze onroerende zaak.
Tijdens het onderzoek is van de tweede aankoop, in juli 2005, aangetroffen de “gewijzigde nota van afrekening” van notaris Hussen Weijmans Van Puijenbroek. De werkelijke kosten koper kosten die [veroordeelde] volgens deze nota heeft betaald worden gebruikt in deze berekening.
Berekeningen:
1.) 7 % van € 200.000 = € 14.000,00 x 50% =
€ 7.000,00
2.) Volgens aangetroffen nota
€ 15.410,87 +
Totaal
€ 22.410,87
d. De taxatiewaarde:
Door de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost werd aan [taxateur] de opdracht verstrekt om de onroerende zaak in dit delict genoemd te taxeren. Op 4 maart 2008 werd de taxatie uitgevoerd door de beëdigd taxateur [taxateur].
Door hem werd de onroerende zaak als volgt getaxeerd:
Executiewaarde in verhuurde staat € 270.000,00
g. De onderhoudskosten:
Uit gehouden onderzoek is ons niet gebleken wat er aan onderhoudskosten is voldaan.
Daarom is door ons onderzoek gedaan naar de onderhoudskosten die eigenaren van onroerende zaken jaarlijks moet maken voor de instandhouding van hun onroerende zaak.
Wij hebben telefonisch overleg gehad met de vereniging genaamd: Vastgoed Belang Vereniging van Beleggers en Eigenaren.
Door een juridisch medewerker van deze vereniging werd verklaard dat zij een normbedrag hanteren voor de onderhoudskosten niet zijnde de servicekosten. Hiervoor maken zij gebruik van de Discounted Flash Flow methode. Momenteel is het normbedrag voor een woning in verhuurde staat per jaar € 2.000,00 à € 2.500,00.
In onze berekening gaan wij uit van € 200,00 per maand vanaf het moment van aankoop van het pand tot 01 maart 2008. Verder worden deze kosten in de periode juli 2004 tot juli 2005 gehalveerd omdat [veroordeelde] toen voor 50% eigenaar was van deze onroerende zaak.
Uit onderzoek blijkt de onderhoudskosten voor deze onroerende zaak zijn:
Juli 2004 tot juli 2005 = 12 maanden x € 200,00 x 50% =
€ 1.200,00
Juli 2005 tot maart 2008 = 32 maanden x € 200,00 =
€ 6.400,00
Berekening: € 1.200,00 ÷ € 6.400,00 = € 7.600,00
i. De huurinkomsten:
Uit de informatie verkregen van de kamerverhuurbedrijven STOIT GROEP BV en EHV Vastgroep blijkt dat [veroordeelde] deze onroerende zaken verhuurd heeft middels deze verhuurbedrijven. Deze verhuurbedrijven zorgen voor het beheer op financieel en administratief gebied. Hiervoor ontvangen de verhuurbedrijven als beheersvergoeding 8% van huuropbrengsten. Verder moet daar nog 19% BTW over worden voldaan.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan huurinkomsten van deze onroerende zaak heeft ontvangen in de verhuur periode van 01 augustus 2005 tot 01 maart 2008:
I.) Huurinkomsten van 01 augustus 2005 t/m 01 februari 2008
Volgens STOIT GROEP B.V.
Jaar
Huurinkomsten
2005
€ 4.500,00
2006
€ 36.847,21
2007
€ 43.082,40
2008 januari
€ 3.464,34 +
Totaal
€ 87.893,95
Volgens EHV Vastgoed
Jaar
Huurinkomsten
2005
€ 6.909,74
2006
€ 2.567,92 +
Totaal
€ 9.477,66
II.) Huurinkomsten van 01 februari 2008 t/m 01 maart 2008 (1 maand)
Uit het Proces-verbaal bevindingen Huurdersproject woning 4 is gebleken dat deze onroerende zaak in februari 2008 verhuurd was. Door de huurders zijn de huurbedragen voldaan. Door ons worden de gegevens van de maand januari 2008 overgenomen voor februari 2008.
2008 huurinkomsten februari € 3.464,14
Berekening: € 87.893,95 + € 9.477,66 + € 3.464,14 = € 100.835,75
j. De hypotheekrente:
Uit de informatie verkregen van de financiële dienstverlener FORTIS ASR blijkt dat [veroordeelde] maandelijks hypotheekrente heeft betaald voor de aan hem verstrekte hypothecaire geldlening voor deze onroerende zaak.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan rentekosten heeft betaald in de verhuur periode van 1 augustus 2005 tot 1 maart 2008:
Jaar
Bedragen
Totaal bedrag
2005
€ 1.632,86 + € 1.637,50 =
€ 3.270,36
2006
€ 5.086,15 + € 5.395,82 =
€ 10.481,97
2007
€ 6.005,98 + € 6.312,52 =
€ 12.318,50
2008
€ 1.519,86 + € 1.609,38 =
€ 3.129,24 +
Totaal
€ 29.200,07
k. De gemeentelijke belastingen:
Uit de informatie verkregen van de gemeente Eindhoven blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan de gemeente Eindhoven jaarlijks een geldbedrag heeft betaald voor Onroerende-zaak-belasting, rioolrecht, afvalstoffenheffing en reinigingsrecht.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan gemeentelijke belastingen heeft betaald in de periode van verhuur van 1 augustus 2005 tot 1 maart 2008:
Jaar
Betaalde bedrag
2006
€ 629,38
2007
€ 637,25
2008 (2/12 x € 672,85)
€ 112,14 +
Totaal
€ 1.378,77
Daar voor de periode 1 augustus 2005 tot 1 januari 2006 geen gegevens werden verstrekt is het volgens ons aannemelijk om de gegevens van 2006 te gebruiken.
2005 (5/12 x €629,38) =
€ 262,24
Berekening: € 1.378,77 + € 262,24 = € 1.641,01
l. De gas- en elektriciteitskosten:
Uit de informatie verkregen van de NRE en E-on Benelux blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak geldbedragen heeft betaald voor het gas- en elektriciteitsverbruik.
In de periode van verhuur, van 1 augustus 2005 tot 1 maart 2008, werden de energiekosten van nummer 2 door de NRE en E-on Benelux rechtstreeks gefactureerd aan de huurder, genaamd [huurder]. Uit onderzoek is gebleken dat deze kosten ook door [huurder] zijn betaald aan de NRE en E-on Benelux zodat de gas- en elektriciteitskosten in deze rubriek voor kamernummer 2 gesteld zijn op € 0,00.
Voor de kamernummers 2a en 2b waren vastbedragen opgenomen in het huurbedrag voor de energiekosten. Deze werkelijke kosten werden dan ook betaald door [veroordeelde].
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan gas- en elektriciteitskosten heeft betaald in de periode van verhuur van 1 augustus 2005 tot 1 maart 2008:
Kamer 2a
Kamer 2b
Jaar
Bedrag
Jaar
Bedrag
2005
€ 465,72
2005
€ 307,41
2006
€ 1.463,64
2006
€ 855,32
2007
€ 1.436,99 +
2007
€ 849,89 +
Totaal
€ 3.366,35
Totaal
€ 2.012,62
Daar voor de periode van 1 januari 2008 tot 1 maart 2008 geen gegevens bekend waren is het volgens ons aannemelijk om de gegevens van 2007 te gebruiken.
Kamer 2a
2008
(2/12 x € 1.436,99) =
€ 239,50
Kamer 2b
2008
(2/12 x € 849,89) =
€ 141,65 +
Totaal
€ 381,15
Berekening: € 3.366,35 + € 2.012,62 + 381,15= € 5.760,12
m. De waterkosten:
Uit de informatie verkregen van Brabant Water blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan Brabant Water jaarlijks een geldbedrag heeft betaald voor het verbruik van water. In die betalingen is begrepen de waterschapsheffing als gebruiker van het pand.
In de periode van verhuur, van 1 augustus 2005 tot 1 maart 2008, werden de waterkosten van nummer 2 door Brabant Water rechtstreeks gefactureerd aan de huurder, genaamd [huurder]. Uit onderzoek is gebleken dat deze kosten ook door [huurder] zijn betaald aan Brabant Water zodat de waterkosten in deze rubriek voor kamernummer 2 gesteld zijn op € 0,00.
Voor de kamernummers 2a en 2b waren vaste bedragen opgenomen in het huurbedrag voor de energiekosten. Deze werkelijke kosten werden dan ook betaald door [veroordeelde].
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan waterkosten heeft betaald in de periode van verhuur van 1 augustus 2005 tot 1 maart 2008:
Kamer 2a
Kamer 2b
Jaar
Bedrag
Jaar
Bedrag
2005
€ 181,67
2005
€ 149,98
2006
€ 302,60
2006
€ 257,38
2007
€ 260,97 +
2007
€ 225,13 +
Totaal
€ 745,24
Totaal
€ 632,49
Daar voor de periode van 1 januari 2008 tot 1 maart 2008 geen gegevens bekend waren is het volgens ons aannemelijk om de gegevens van 2007 te gebruiken.
Kamer 2a
2008
(2/12 x € 260,97) =
€ 43,49
Kamer 2b
2008
(2/12 x € 225,13) =
€ 37,52 +
Totaal
€ 81,01
Berekening: € 745,24 + € 632,49 + € 81,01 = € 1.458,74
n. De verzekeringskosten:
Uit onderzoek is ons gebleken dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak jaarlijks een geldbedrag heeft betaald voor opstalverzekering /glasverzekering en wa-verzekering.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan verzekeringskosten heeft betaald, in de periode van verhuur van 01 augustus 2005 tot 01 maart 2008:
September 2006 tot januari 2007
€ 144,09
Januari 2007 tot januari 2008
€ 429,43
Januari 2008 tot sept 2008
€ 282,48 +
Totaal
€ 856,00
Daar voor de periode 01 augustus 2005 tot 01 september 2006 (13 maanden) geen gegevens bekend waren is het volgens ons aannemelijk om de gegevens van 2006 te gebruiken.
Voor 4 maanden is betaald € 144,09. Dit is per maand € 36,02.
Voor de periode van 13 maanden is dit: € 36,02 x 13 = 468,29.
Berekening: € 856,00 + € 468,29 = € 1.324,29
o. De waterschapsheffing:
Uit de informatie verkregen van het Waterschap De Dommel blijkt dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak aan Waterschap De Dommel jaarlijks aanslagen heeft betaald als eigenaar van het pand.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan aanslagen heeft betaald in de periode van verhuur van 01 augustus 2005 tot 01 maart 2008:
Jaar
Betaalde bedrag
2006
€ 36,85
2007
€ 38,09
2008 (2/12 x € 52,06)
€ 8,68 +
Totaal
€ 83,62
Daar voor de periode 01 augustus 2005 tot 01 januari 2006 geen gegevens bekend waren is het volgens ons aannemelijk om de gegevens van 2006 te gebruiken.
2005 (5/12 x € 36,85) € 15,35
Berekening: €83,62 + €15,35 = € 98,97
p. De Kabelexploitant (radio, tv en internet):
Uit de informatie verkregen van UPC Nederland is ons gebleken dat [veroordeelde] voor deze onroerende zaak geldbedragen heeft betaald voor het gebruik van radio, tv en/of internet faciliteiten.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] voor het gebruik van radio, tv en/of internet faciliteiten heeft betaald, in de periode van verhuur van 01 augustus 2005 tot 01 maart 2008:
Van 01 september 2007 tot en met 31 december 2007 € 246,99
Van 01januari 2008 tot en met 31 maart 2008 (3 maanden) € 94,86
Berekening: € 246,99 + (2/3 x 94,86 =) € 63,24 = € 310,23
q. De bemiddelingskosten:
Uit de informatie verkregen van de kamerverhuurbedrijven STOIT GROEP B.V. en EHV Vastgroep blijkt dat [veroordeelde] deze onroerende zaken verhuurd heeft middels deze verhuurbedrijven.
Deze verhuurbedrijven zorgen voor het beheer op financieel en administratief gebied. Hiervoor ontvangen de verhuurbedrijven als beheersvergoeding 8% van huuropbrengsten. Verder moet daar nog 19% BTW over worden voldaan.
De genoemde bedragen bij STOIT GROEP B.V. zijn exclusief 19% btw en bij EHV Vastgoed zijn de opgegeven bedragen inclusief btw.
Uit de verstrekte gegevens blijkt dat [veroordeelde] aan bemiddelingskosten heeft betaald, in de periode van verhuur van 01 augustus 2005 tot 01 maart 2008:
Volgens STOIT GROEP B.V.
Jaar
Bemiddelingskosten
2005
€ 360,00
2006
€ 2.774,36
2007
€ 1.879,05
2008 januari
€ 596,03 +
Totaal
€ 5.609,44
€ 5.609,44 + 19% btw € 1.065,80 = € 6.675,24
Volgens EHV Vastgoed
Jaar
Bemiddelingskosten
2005 incl. expl. kosten
€ 877,92
2006
€ 176,81 +
Totaal
€ 1.054,73
Berekening: € 6.675,24 + € 1.054,73 = € 7.729,97
13. De koopovereenkomst d.d. 14 juli 2008, zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, als productie 3 gehecht aan het faxbericht d.d. 17 juli 2008 van mr. C.A.D. Oomes aan de officier van justitie mr. De Bruijn, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
De ondergetekenden:
de heer [veroordeelde], geboren te Eindhoven op 4 januari 1973, wonende te [woonplaats], [adres 1];
hierna te noemen: “verkoper”;
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SEN Vastgoed B.V.;
hierna te noemen: “koper”;
verklaren als volgt:
Verkoper is eigenaar van:
het woonhuis met berging, ondergrond, erf, tuin en verder toebehoren, staande en gelegen te 5652 EM Eindhoven, plaatselijk bekend [adres 5];
het woonhuis met bedrijfsruimte en verder aanhorigheden, staande en gelegen te 5616 AX Eindhoven, plaatselijk bekend [adres 2];
het woonhuis met ondergrond, erf, tuin en verder toebehoren, staande en gelegen te 5643 DW Eindhoven, plaatselijk bekend [adres 7];
het woonhuis met bedrijfsruimte en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te 5644 LA Eindhoven, plaatselijk bekend [adres 3];
het woonhuis met bedrijfsruimte en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te 5644 LB Eindhoven, plaatselijk bekend [adres 4],
hierna ook te noemen: “de registergoederen”.
Verkoper verkoopt aan koper, die van verkoper koopt, de registergoederen, hierna tezamen te noemen: “het verkochte”.
De koopprijs bedraagt voor het verkochte: een miljoen vijftigduizend euro (€ 1.050.000,00).
14. Het taxatierapport, d.d. 7 april 2008, opgemaakt door [taxateur], zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering (opgenomen op p. 3265 in de ordner met het opschrift “Delict 5 en 6 Dossier nummer: PL2209/08-050000 Onderzoek: 22MN7002”), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
De taxatie is uitgevoerd door
:
[taxateur]
Datum opname en inspectie
:
4 maart 2008
Type object
:
winkelruimte met bovenwoning, garage, berging,
ondergrond en verdere aanhorigheden
Adres
:
[adres 3]
Postcode en Plaats
:
5644 LA Eindhoven
Het object is per opnamedatum getaxeerd op:
executie waarde in verhuurde staat
:
€ 189.000,00
15. Het taxatierapport, d.d. 7 april 2008, opgemaakt door [taxateur], zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering (opgenomen op p. 3265 in de ordner met het opschrift “Delict 5 en 6 Dossier nummer: PL2209/08-050000 Onderzoek: 22MN7002”), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
De taxatie is uitgevoerd door
:
[taxateur]
Datum opname en inspectie
:
4 maart 2008
Type object
:
winkelruimte met bovenwoning, ondergrond en
verdere aanhorigheden
Adres
:
[adres 4]
Postcode en Plaats
:
5644 LB Eindhoven
Het object is per opnamedatum getaxeerd op:
executie waarde in verhuurde staat
:
€ 225.000,00
16. Het taxatierapport, d.d. 4 april 2008, opgemaakt door [taxateur], zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering (opgenomen op p. 4123 in de ordner met het opschrift “Delict 7 Dossier nummer: PL2209/08-050000 Onderzoek: 22MN7002”), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
De taxatie is uitgevoerd door
:
[taxateur]
Datum opname en inspectie
:
4 maart 2008
Type object
:
Hoekwoning met twee bergingen, ondergrond,
tuin en verdere aanhorigheden
Adres
:
[adres 5]
Postcode en Plaats
:
5652 EM Eindhoven
Het object is per opnamedatum getaxeerd op:
executie waarde in verhuurde staat
:
€ 198.000,00
De redengeving van de op te leggen maatregel
A.1
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden geschat op een bedrag van € 237.044,77. Aan zijn vordering heeft de advocaat-generaal – zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd dat:
  • het door veroordeelde uit de panden aan de [adres 1], [adres 6], [adres 7] en [adres 2] wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op een bedrag van € 183.594,09;
  • de huuropbrengsten en de overwaarde van de panden [adres 3], [adres 4] en [adres 5], zijnde in totaal € 53.450,68, als vervolgprofijt moeten worden aangemerkt.
A.2
De verdediging heeft bepleit dat:
  • het verschil tussen enerzijds de getaxeerde onderhandse verkoopwaarde dan wel de getaxeerde executiewaarde en anderzijds de daadwerkelijke opbrengst van de panden [adres 3], [adres 4] en [adres 5], zijnde € 93.686,00 respectievelijk € 25.686,00, op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering zal worden gebracht;
  • het negatieve verschil tussen de huidige waarde en de koopprijs van het pand aan de [adres 6] op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering zal worden gebracht.
Het hof overweegt als volgt.
A.3
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel heeft genoten als bedoeld in artikel 36e, eerste en tweede lid, Wetboek van Strafrecht en berekent dat voordeel op de navolgende wijze.
B.1
Aan zijn standpunt dat de huuropbrengsten en de overwaarde van de panden [adres 3], [adres 4] en [adres 5], zijnde in totaal € 53.450,68, als vervolgprofijt moeten worden aangemerkt, heeft de advocaat-generaal ten grondslag gelegd dat er een causaal verband bestaat tussen de verkrijging c.q. het bezit van de panden [adres 6], [adres 7], [adres 1] en [adres 2] en de verkrijging van deze panden, aangezien – zakelijk weergegeven – veroordeelde door de bewezen verklaarde feiten financiering bij de bank heeft kunnen verkrijgen en zo nieuwe beleggingen heeft kunnen doen en (vervolg)financiering bij de bank heeft kunnen verkrijgen.
B.2
De aangiftes van [betrokkene] met betrekking tot de panden [adres 3], [adres 4] en [adres 5] houden telkens – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – het volgende in:
“Bij acceptatie van een verhuurd / te verhuren beleggingspand is het erg belangrijk om de cash-flow van het pand inzichtelijk te hebben. Er wordt gekeken naar de inkomsten uit huurpenningen in verhouding tot de te maken lasten en onderhoudskosten voor betreffend pand, alsmede de te betalen hypotheekrente. Wanneer een belegger een grotere portefeuille heeft, zal Fortis risico spreiden, door meerdere panden als hypothecair onderpand te verbinden aan de lening. Het inkomen uit loondienst is dan van secundair belang. Wanneer een aanvraag echter nog geen portefeuille heeft opgebouwd, of wanneer de huurcontracten van het aan te kopen pand (nog) niet in orde zijn, dan zijn de inkomensgegevens uit loondienstverband van groot primair belang.” [1]
B.3
Uit de hiervoor weergegeven verklaring leidt het hof af dat bij het verstrekken van de hypothecaire geldleningen vooral de te verwachten resultaten van het betreffende pand en de loongegevens van de veroordeelde een rol hebben gespeeld en niet zozeer de vermogenspositie die verdachte met de overige panden had opgebouwd.
Hoewel er blijkens het dossier wel enig verband bestaat tussen enerzijds de bewezen verklaarde feiten en de verkrijging van de panden [adres 1], [adres 6], [adres 7] en [adres 2] en anderzijds het profijt dat veroordeelde heeft genoten uit de verhuur en de waardevermeerdering van de panden [adres 3], [adres 4] en [adres 5], acht het hof dit verband gelet op de hiervoor weergegeven verklaring onvoldoende rechtstreeks om het uit deze panden verkregen voordeel als vervolgprofijt aan te merken.
Het hof wijst de ontnemingsvordering in zoverre dan ook af.
C.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het verlies dat verdachte op de panden [adres 3], [adres 4] en [adres 5] heeft geleden, zijnde € 93.686,00 respectievelijk € 25.686,00, op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering dient te worden gebracht. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat, indien het openbaar ministerie verdachte niet ten onrechte had vervolgd met betrekking tot deze panden en niet door zijn handelen de banken ertoe had gebracht veroordeelde te dwingen deze panden te verkopen, veroordeelde deze panden nog altijd in bezit zou hebben gehad en derhalve dit verlies niet zou hebben geleden.
Het hof verwerpt het verweer, reeds omdat bij de bepaling van de hoogte van het wederrechtelijk voordeel slechts kosten die in directe relatie staan tot het delict voor aftrek in aanmerking kunnen komen. Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat dit verlies als dergelijke aftrekbare kosten dient te worden aangemerkt.

D. pand [adres 1] te Eindhoven

D.1
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat onderhavig pand op 12 november 2012 is getaxeerd op een onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik, van € 202.000,00. Met de advocaat-generaal en de verdediging acht het hof aannemelijk dat de waarde van het pand sindsdien met 7 procent is verminderd. Het hof gaat dan ook uit van een taxatiewaarde van (93 procent van € 202.000,00 =) € 187.860,00.
D.2
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen berekent het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel uit onderhavig pand als volgt:
Taxatiewaarde
€ 187.860,00
Koopprijs
€ 160.000,00
Kosten koper
€ 11.200,00 +
Totale koopprijs
€ 171.200,00 -
Waarde vermeerdering
€ 16.660,00
Onderhoudskosten
€ 11.000,00 -
Wederrechtelijk verkregen voordeel
uit de overwaarde van de woning
€ 5.660,00
Huurinkomsten
€ 16.958,22
Hypotheekrente
€ 6.658,30
Gemeentelijke belastingen
€ 411,08
Gas- en elektriciteitskosten
€ 2.367,60
Waterkosten
€ 125,40
Waterschapsheffingen
€ 32,20
Kabelexploitant
€ 387,58
Bemiddelingskosten
€ 1.933,00 +
Totaal aan kosten
€ 11.915,16 -
Wederrechtelijk verkregen voordeel
uit de verhuur van de woning
€ 5.043,06 +
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 10.703,06

E. pand [adres 6] te Eindhoven

E.1
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat onderhavig pand op 12 november 2012 is getaxeerd op een onderhandse verkoopwaarde, vrij van huur en gebruik, van € 130.000,00. Met de advocaat-generaal en de verdediging acht het hof aannemelijk dat de waarde van het pand sindsdien met 7 procent is verminderd. Het hof gaat dan ook uit van een taxatiewaarde van (93 procent van € 130.000,00 =) € 120.900,00.
Gelet hierop bedraagt de huidige waarde van het pand minder dan de totale koopprijs van
€ 121.386,15, zodat niet langer sprake is van overwaarde.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, zal het hof dit negatieve verschil niet in mindering brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daartoe overweegt het dat bij de bepaling van de hoogte van het wederrechtelijk voordeel slechts kosten die in directe relatie staan tot het delict voor aftrek in aanmerking kunnen komen. Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden dat dit verschil als dergelijke aftrekbare kosten dienen te worden aangemerkt.
E.2
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen berekent het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel uit onderhavig pand als volgt:
Huurinkomsten
€ 45.825,00
Onderhoudskosten
€ 4.481,54
Hypotheekrente
€ 19.753,33
Gemeentelijke belastingen
€ 870,26
Waterkosten
€ 946,44
Waterschapsheffingen
€ 50,00
Totaal aan kosten
€ 26.101,57 -
Wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verhuur
van de woning
€ 19.723,43
F.pand [adres 7] te Eindhoven
F.1
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende.
De panden [adres 7], [adres 2], [adres 3], [adres 4]
en [adres 5] zijn blijkens de koopovereenkomst d.d. 14 juli 2008 door verdachte verkocht voor € 1.050.000,00.
De executiewaarde in verhuurde staat van deze panden bedroeg op 4 maart 2008 respectievelijk:
[adres 7]
€ 178.000,00
[adres 2]
€ 270.000,00
[adres 3]
€ 189.000,00
[adres 4]
€ 225.000,00
[adres 5]
€ 198.000,00 +
Totaal
€ 1.060.000,00
F.2
Het aandeel van het pand [adres 7] in het totaal van de totale getaxeerde waarde bedraagt (€ 178.000 gedeeld door € 1.060.000 = (afgerond)) 0,16792452. Het hof stelt gelet daarop de opbrengst van dit pand vast op (0,16792452 maal € 1.050.000,00 = (afgerond))
€ 176.320,74.
F.3
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen berekent het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel uit onderhavig pand als volgt:
Opbrengst pand
€ 176.320,74
Koopprijs
€ 100.000,00
Kosten koper
€ 7.000,00 +
Totale koopprijs
€ 107.000,00 -
Waarde vermeerdering
€ 69.320,74
Onderhoudskosten
€ 12.600,00 -
Wederrechtelijk verkregen voordeel
uit de overwaarde van de woning
€ 56.720,74
Huurinkomsten
€ 80.978,81
Hypotheekrente
€ 26.265,64
Gemeentelijke belastingen
€ 3.063,69
Gas- en elektriciteitskosten
€ 12.391,10
Waterkosten
€ 2.050,15
Verzekeringskosten
€ 4.255,00
Waterschapsheffingen
€ 97,71
Kabelexploitant
€ 556,94 +
Totaal aan kosten
€ 48.680,23 -
Wederrechtelijk verkregen voordeel
uit de verhuur van de woning
€ 32.298,58 +
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 89.019,32

G. pand [adres 2] te Eindhoven

G.1
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende.
De panden [adres 7], [adres 2], [adres 3], [adres 4]
en [adres 5] zijn blijkens de koopovereenkomst d.d. 14 juli 2008 door verdachte verkocht voor € 1.050.000,00.
De executiewaarde in verhuurde staat van deze panden bedroeg op 4 maart 2008 respectievelijk:
[adres 7]
€ 178.000,00
[adres 2]
€ 270.000,00
[adres 3]
€ 189.000,00
[adres 4]
€ 225.000,00
[adres 5]
€ 198.000,00 +
Totaal
€ 1.060.000,00
G.2
Het aandeel van het pand [adres 2] in het totaal van de totale getaxeerde waarde bedraagt (€ 270.000 gedeeld door € 1.060.000 = (afgerond)) 0,25471698. Het hof stelt gelet daarop de opbrengst van dit pand vast op (0,25471698 maal € 1.050.000,00 = (afgerond)) € 267.452,82.
Met de rechtbank stelt het hof de koopprijs van dit pand, exclusief kosten koper, op
€ 250.000,00, zijnde het bedrag van de totale hypothecaire lening voor dit pand. Voorts bedroegen de kosten koper € 22.410,87, zodat de totale koopprijs (€ 250.000,00 +
€ 22.410,87 =) € 272.410,87 bedraagt. Aldus is de waarde van het pand niet vermeerderd, doch verminderd, zodat geen sprake is van overwaarde.
G.3
Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen berekent het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel uit onderhavig pand als volgt:
Huurinkomsten
€ 100.835,75
Onderhoudskosten
€ 7.600,00
Hypotheekrente
€ 29.200,07
Gemeentelijke belastingen
€ 1.641,01
Gas- en elektriciteitskosten
€ 5.760,12
Waterkosten
€ 1.458,74
Verzekeringskosten
€ 1.324,29
Waterschapsheffingen
€ 98,97
Kabelexploitant
€ 310,23
Bemiddelingskosten
€ 7.729,97 +
Totaal aan kosten
€ 55.123,40 -
Wederrechtelijk verkregen voordeel uit de verhuur van de woning
€ 45.712,35
H.
Gelet op het voorgaande stelt het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op (€ 10.703,06 + € 19.723,43 + € 89.019,32 + € 45.712,35 =)
€ 165.158,16.
De strekking van de maatregel van ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is, blijkens de wetsgeschiedenis, te bewerkstelligen dat datgene dat de veroordeelde aan door een strafbaar feit verkregen profijt heeft verworven, weer aan hem wordt ontnomen.
Op te leggen betalingsverplichting
I.1
Door en namens de veroordeelde is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat het in
artikel 6 EVRM bedoelde recht van veroordeelde op een openbare behandeling van de ontnemingszaak binnen een redelijke termijn is geschonden.
Het hof stelt voorop dat elke veroordeelde recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkómen dat een veroordeelde langer dan redelijk is onder de dreiging van een ontnemingsvordering zou moeten leven.
De termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de veroordeelde een handeling is verricht waaruit de veroordeelde heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat tegen hem een vordering tot ontneming aanhangig zal worden gemaakt. In het onderhavige geval stelt het hof vast dat deze termijn moet worden gerekend vanaf 18 november 2008, de dag waarop de vordering als bedoeld in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering aan veroordeelde is betekend.
Het vonnis in eerste aanleg is gewezen op 7 januari 2013. Er is derhalve sprake van een tijdsverloop van ruim 4 jaar en 1 maand na aanvang van de hiervoor genoemde termijn tot aan de afronding van de behandeling in eerste aanleg, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die een zo langdurig tijdsverloop rechtvaardigen. Bij dat oordeel heeft het hof in aanmerking genomen dat hoewel een deel van het tijdsverloop zijn oorzaak vindt in de specifiek voor ontnemingszaken geldende omstandigheden, niet het gehele tijdsverloop daaruit kan worden verklaard.
Een en ander brengt met zich dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden, hetgeen in casu moet leiden tot vermindering van het ontnemingsbedrag.
Gelet op de mate van overschrijding van de redelijke termijn is het hof van oordeel dat een vermindering van de betalingsverplichting met een bedrag van € 5.000,00 in het onderhavige geval voldoende compensatie biedt.
Bij dit oordeel heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de veroordeelde en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld, alsmede de specifiek voor ontnemingszaken geldende omstandigheden dat de afdoening van de zaak mede afhankelijk is van de termijn die met de behandeling van de strafzaak is gemoeid, en dat de ontnemingszaak zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen twee jaren na de uitspraak in eerste aanleg in de strafzaak nog aanhangig kan worden gemaakt.
I.2
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voor het overige niet van omstandigheden gebleken, die voor het hof aanleiding zijn het door de veroordeelde te betalen bedrag op de voet van artikel 36e, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht lager vast te stellen dan het geschatte voordeel.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de veroordeelde tot het beloop van
€ 160.158,16de verplichting opleggen tot betaling aan de staat.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelthet bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 165.158,16 (honderdvijfenzestigduizend honderdachtenvijftig euro en zestien cent).
Legtde veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 160.158,16 (honderdzestigduizend honderdachtenvijftig euro en zestien cent).
Aldus gewezen door
mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
mr. T.A. de Roos en mr. G.Th.C. van der Bilt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 8 december 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. T.A. de Roos en mr. G.Th.C. van der Bilt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie het proces-verbaal van aangifte, proces-nr. 29012008.30071.03, d.d. 31 januari 2008, opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur van politie, en [verbalisant 2], brigadier van politie (opgenomen op p. 2998 in de ordner met het opschrift “Delict 5 en 6 Dossier nummer: PL2209/08-050000 Onderzoek: 22MN7002”), alsmede het proces-verbaal van aangifte, proces-nr. 29012008.30071.04, d.d. 31 januari 2008, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden voornoemd (opgenomen op p. 3926 in de ordner met het opschrift “Delict 7 Dossier nummer: PL2209/08-050000 Onderzoek: 22MN7002”).