Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de vraag of de curatoren in het faillissement van de vader als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt in de procedure tot benoeming van een bijzondere curator over de minderjarige kinderen. De curatoren, Jan Evert Stadig en Philip Willem Schreurs, hebben hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin mr. H.J.M.M. van Boxel werd benoemd tot bijzondere curator. De curatoren stellen dat zij belanghebbenden zijn omdat de benoeming van de bijzondere curator invloed heeft op de rechten en verplichtingen van de kinderen en hun vermogen. De moeder van de kinderen verzet zich tegen de ontvankelijkheid van de curatoren en verzoekt de beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat de curatoren niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt in de zin van artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De benoeming van een bijzondere curator betreft de uitoefening van het ouderlijk gezag en raakt niet rechtstreeks de rechten en verplichtingen van de curatoren. De curatoren hebben geen gezag over de minderjarigen en kunnen hen niet vertegenwoordigen. Het hof oordeelt dat het belang van de curatoren bij een ordentelijk proces en het maatschappelijk belang dat zij stellen te verdedigen, niet voldoende zijn om hen als belanghebbenden aan te merken. Daarom verklaart het hof de curatoren niet-ontvankelijk in hun hoger beroep.
De beslissing van het hof is op 11 december 2014 openbaar uitgesproken, waarbij de curatoren niet ontvankelijk zijn verklaard in hun verzoek om benoeming van een opvolgend bijzondere curator.