In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 16 juli 2013 was veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk vervoeren van hennep. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [woonplaats], had een gevangenisstraf van zestien weken opgelegd gekregen, met verbeurdverklaring van zijn bestelauto. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het eerdere vonnis vroeg. De verdediging voerde echter een strafmaatverweer. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het eerdere vonnis vernietigd moest worden, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring kwam dan de eerste rechter.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 februari 2012 te Sint-Oedenrode opzettelijk een hoeveelheid van 26100 gram hennep heeft vervoerd, wat valt onder de Opiumwet. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde en legde een taakstraf van 160 uur op, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
Daarnaast werd de in beslag genomen bestelauto verbeurd verklaard, omdat deze was gebruikt voor het vervoeren van de hennep. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit bij het bepalen van de straf. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde.