3.1.In het vonnis waarvan beroep van 28 maart 2012 heeft de rechtbank in rov. 3.1 feiten vastgesteld. Het hof zal deze feitenvaststelling hierna volledig weergeven (genummerd rov. 3.1.1 tot en met 3.1.24). [appellanten c.s.] hebben in de toelichting bij grief I naar voren gebracht dat zij uitsluitend voor de aanvoer van producten vanuit Italië per truck hebben gekozen omdat dat, gelet op de uitlatingen van [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal], de goedkoopste oplossing leek te zijn. De gemeente Roosendaal c.s. hebben bestreden dat [appellanten c.s.] hiervan mochten uitgaan. Het hof gaat hieraan voorbij. Het debat op dit punt doet niet af aan de vaststelling van het feit dat [appellanten c.s.] voor de aanvoer per truck hebben gekozen (rov. 3.1.22). Die vaststelling zegt niets over de beweegredenen van [appellanten c.s.] daarbij noch over het antwoord op de vraag of [appellanten c.s.] terecht die keuze maakten. De grieven zijn verder niet gericht tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten en partijen hebben deze feiten in hoger beroep ook niet betwist. In dit hoger beroep wordt derhalve uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.[holding] B.V. is enig aandeelhoudster van [internationaal transportbedrijf] Int. Transportbedrijf B.V. en [warehousing] Warehousing B.V.
3.1.2.[appellanten c.s.] houden zich bezig met het transport en de opslag van goederen, onder meer van witgoed en aanverwante zaken.
3.1.3.Whirlpool Nederland B.V., hierna te noemen Whirlpool, is een klant van [appellanten c.s.]
3.1.4.[appellanten c.s.] verzorgen voor Whirlpool de opslag en handling van producten die vanuit Italië worden aangeleverd.
3.1.5.Borchwerf is een samenwerkingsverband tussen bouwbedrijf [bouwbedrijf] en de gemeenten Roosendaal en Halderberge. Zij houdt zich bezig met de ontwikkeling van Borchwerf II, een industrieterrein gelegen op de grens van de gemeente Roosendaal en de gemeente Halderberge.
3.1.6.[appellanten c.s.], die op zoek waren naar een mogelijke vestigingsplaats met eigen spooraansluiting, kwamen op enig moment in contact met Borchwerf, die aangaf dat op Borchwerf II een bedrijfsgebouw gerealiseerd kon worden met een spooraansluiting tot in het bedrijfsgebouw.
3.1.7.Omtrent de realisering van deze spooraansluiting is contact geweest tussen [appellanten c.s.] en de heer [medewerker van NV Rewin West-Brabant], verbonden aan NV Rewin West-Brabant, hierna te noemen Rewin.
3.1.8.Bij e-mail van 7 februari 2008 deelde [medewerker van NV Rewin West-Brabant] namens Rewin aan de heer [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] , accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal, hierna te noemen [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal], onder meer mede:
(...)
Belangrijk uitgangspunt is zoals je weet de tijdige levering van de spooraansluiting. [directeur van de holding] streeft ernaar of liever moet op 1 januari 2009 operationeel zijn en wenst daarom aansluitend daarop op zo kort mogelijke termijn te beschikken over een spooraansluiting.
Een belangrijk deel van zijn logistieke proces zal zich namelijk via het spoor voltrekken. In het overleg is gecommuniceerd dat de spooraansluiting omstreeks mei 2009 een feit zat zijn, nadat je eerder had aangegeven dat dat traject haalbaar moet zijn. Artikel 19 WRO procedure was gestart en intern waren de voorbereidingen in de maak om een en ander te effectueren.
De directie van [directeur van de holding] stelt als voorwaarde dat de tijdige totstandkoming van de spoorlijn op het perceel van [directeur van de holding] schriftelijk wordt gegarandeerd. Daarom de vraag [medewerker van NV Rewin West-Brabant] of je naar analogie van de garantieverklaring van PKF met voorrang een brief kunt dichten, waarin een en ander door de gemeente wordt bevestigd. Mochten er openingen zijn om de aanleg te vervroegen dan staat [directeur van de holding] daarvoor uiteraard open, want dat genereert belangrijke kostenvoordelen.
Ik hoor graag a.s.a.p.
3.1.9.Bij brief van 15 februari 2008 deelde [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] namens B&W van de gemeente Roosendaal aan [warehousing] Warehousing B.V. mede:
(...)
De aanleg van de stamlijn in deelgebied B verkeert nog in voorbereiding.
- de aanleg dient nog planologisch verzekerd te worden. Dit is noodzakelijk omdat er voor deelgebied B nog geen goedkeurend bestemmingsplan is dat de aanleg van de stamlijn mogelijk maakt. De Gemeente Roosendaal is voor dit deelgebied bevoegd gezag en dient het initiatief te nemen om de aanleg planologisch mogelijk te maken.
- de aansluiting van de stamlijn op het emplacement Roosendaal wordt nog door Logitech technisch voorbereid.
- de benodigde gronden voor de aanleg van de stamlijn in deelgebied B dienen nog verworven te worden.
Door de Gemeente Roosendaal is een planning opgesteld waaruit blijkt dat het mogelijk moet zijn om 31 mei 2009 de spoorwegaansluiting te hebben gerealiseerd. Deze planning gaat ervan uit dat de aanleg van een enkel spoor met aansluiting apart wordt voorbereid.
De planning gaat uit van door de gemeente te ondernemen stappen en de daaruit voortvloeiende acties: de gemeente garandeert dat zij deze stappen zal initiëren en zich - onverminderd haar publiekrechtelijke verantwoordelijkheden - maximaal zal inspannen om er zorg voor te dragen dat de spoorlijn er uiterlijk 31 mei 2009 ligt.
(...)
In het kader van vorenstaande hebben wij de directie van Borchwerf II C.V. meegedeeld de verplichting op ons te nemen ons maximaal te zullen inspannen, waaronder de verplichting tot het zonodig aanspannen en voeren van juridische procedures tot en met de Raad van State, om ervoor te zorgen dat uiterlijk 31 mei 2009 een stamlijn is aangelegd op bedrijvenpark Borchwerf.
3.1.10.Op 27 mei 2008 en 4 september 2008 heeft [internationaal transportbedrijf] Int. Transportbedrijf B.V. van Borchwerf een groot perceel grond gekocht op het bedrijvenpark Borchwerf II.
3.1.11.[appellanten c.s.] hebben daarop een bedrijfsgebouw met een trein-laaddek gebouwd.
3.1.12.De heer [financieel directeur van appellanten c.s.], financieel directeur bij [appellanten c.s.], heeft op 28 oktober 2008 schriftelijk bij de gemeente Roosendaal nagevraagd wanneer de realisatie van de spooraansluiting mocht worden verwacht.
3.1.13.Bij brief van 4 december 2008, verzonden op 9 december 2008, deelde [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] namens de gemeente Roosendaal in antwoord hierop aan [warehousing] Warehousing B.V. mede dat in de vergunningsprocedure een probleem was ontstaan en dat de mogelijkheid van een alternatief tracé werd onderzocht.
3.1.14.Op 5 februari 2009 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden over de kosten van alternatief vervoer die [appellanten c.s.] zouden moeten maken in verband met het uitblijven van de spooraansluiting. Daarbij is als tussenoplossing de optie van aanvoer van Whirlpool-producten vanuit Italië per spoor (via een dieplader), alsmede de optie van aanvoer van deze producten per truck, besproken.
3.1.15.Afgesproken is dat [appellanten c.s.] deze opties nader financieel zouden uitwerken.
3.1.16.Tijdens een bespreking op 17 februari 2009 hebben partijen de financiële consequenties van beide opties besproken en is door [appellanten c.s.] de voorkeur uitgesproken voor aanvoer van producten per spoor, waarbij de treinwagons worden overgeladen op een dieplader, die de wagons vervolgens naar het bedrijf van [appellanten c.s.] transporteert.
3.1.17.Op 25 en 28 september 2009 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden over de vergoeding van de door [appellanten c.s.] te maken kosten die verband houden met deze wijze van transport. [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] heeft in dit gesprek aangegeven te verwachten dat de spooraansluiting op 1 juni 2011 gerealiseerd zou zijn.
3.1.18.Vervolgens heeft [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] bij mail van 2 oktober 2009 aan [financieel directeur van appellanten c.s.] voorgesteld om voor de periode van 1 juni 2009 t/m 31 mei 2011 een kostenvergoeding overeen te komen van € 23.100,-- per maand, uitgaande van 70 wagons x € 330,-- per maand.
3.1.19.In reactie op dit voorstel schrijft [financieel directeur van appellanten c.s.] bij e-mail van 7 oktober 2009 aan [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal]:
Beste [medewerker van NV Rewin West-Brabant],
Allereerst wil ik je bedanken voor het voorstel wat je gestuurd hebt. Ik heb het met [directeur van de holding] besproken en hem ervan kunnen overtuigen dat het een acceptabel voorstel is.
Voor alle begrip wil ik de afspraken als volgt samenvatten:
• Voor de periode van 1 juni 2009 t/m 31 mei 2011 wordt een vergoeding per maand afgesproken van 70 x € 330,--= € 23.100,--, uitgaande van 70 wagons per maand. Dit bedrag is exclusief BTW.
• [warehousing] stuurt maandelijks een factuur vooraf met als omschrijving: “Bijdrage voor geleden schade als gevolg van het ontbreken van een spooraansluiting”.
• Alle betalingen vinden binnen 30 dagen plaats.
• Per direct stuur ik je een factuur over de periode 1 juni 2009 tot en met 31 oktober 2009 voor een bedrag van € 115.500,-- (excl. BTW). Graag ontvang ik de juiste gegevens om op de factuur te vermelden.
• [warehousing] neemt binnen 2 maanden na afloop van ieder jaar (dus vóór 1 augustus 2010 en 1 augustus 2011) contact op met de gemeente Roosendaal, als het aantal wagons boven de 840 wagons per jaar komen. Voor elke extra wagon wordt dan een bedrag van € 277,-- vergoed.
• Gemeente Roosendaal houdt [warehousing] met regelmaat op de hoogte van de ontwikkelingen ten aanzien van de aanleg van de goederenlijn.
• Uiterlijk een half jaar voor afloop van deze afspraak, dus vóór 1 december 2010 neemt Gemeente Roosendaal contact op met [warehousing] om een nieuwe (financiële) afspraak te maken mocht de spooraansluiting op 1 juni 2011 nog niet in gebruik genomen zijn.
(...)
3.1.20.Bij brief van 19 januari 2010 aan [holding] B.V., verzonden op 21 januari 2010, bevestigt [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] namens de gemeente Roosendaal, de gemeente Halderberge en Borchwerf de gemaakte afspraken als volgt:
Hierbij bevestig ik de door partijen Borchwerf 11 CV, de Gemeente Roosendaal en gemeente Halderberge met [holding] Holding B.V. gemaakte afspraken als gevolg van het nog ontbreken van een spooraansluiting voor uw bedrijf op het bedrijvenpark Borchwerf.
• Voor de periode van 1 juni 2009 t/m 31 mei 2011 wordt een vergoeding per maand afgesproken van 70 x € 330,--= € 23.100,--, uitgaande van 70 wagons per maand. Dit bedrag is exclusief BTW.
• [warehousing] stuurt maandelijks een factuur vooraf met als omschrijving: “Bijdrage voor geleden schade als gevolg van het ontbreken van een spooraansluiting”.
• Over de periode 1 juni 2009 tot en met 31 oktober 2009 wordt een éénmalige factuur gestuurd voor een bedrag van € 115.500,-- (excl. BTW)
• [warehousing] neemt binnen 2 maanden na afloop van ieder jaar (dus vóór 1 augustus 2010 en 1 augustus 2011) contact op met de gemeente Roosendaal, als het aantal wagons boven de 840 wagons per jaar komen. Voor elke extra wagon wordt dan een bedrag van € 277,-- vergoed. In dit verband dient [warehousing] wel uiterlijk 1 maart 2010 gebruik te gaan maken van het vervoer per spoor omdat anders controle over het aantal wagons niet mogelijk is.
• Gemeente Roosendaal houdt [warehousing] met regelmaat op de hoogte van de ontwikkelingen ten aanzien van de aanleg van de goederenlijn.
• Uiterlijk een half jaar voor afloop van deze afspraak, dus vóór 1 december 2010 neemt Gemeente Roosendaal contact op met [warehousing] om een nieuwe (financiële) afspraak te maken mocht de spooraansluiting op 1 juni 2011 nog niet in gebruik genomen zijn.
(...)
3.1.21.Bij e-mails van 8 april 2010 en 8 en 16 juli 2010 heeft [financieel directeur van appellanten c.s.] bij [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] geïnformeerd naar de stand van zaken met betrekking tot de aanleg van de spooraansluiting, waarna [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] op 9 april 2010 antwoordde: “
Volgens planning moet dus de spoorlijn er nog steeds 1 juli 2011 kunnen liggen.” en op 16 juli 2010: “
Maar eind 2011 zou de spoorlijn er altijd moeten kunnen liggen”.
3.1.22.Op enig moment hebben [appellanten c.s.] alsnog gekozen voor aanvoer van producten vanuit Italië per truck.
3.1.23.Op 2 februari 2011 heeft wederom overleg tussen partijen plaatsgevonden, waarna [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] bij brief van 3 februari 2011, verzonden op 7 februari 2011, aan [B.V.] B.V. berichtte:
Naar aanleiding van ons overleg op 2 februari 2011, bericht ik u het volgende.
Ik heb u tijdens het overleg geïnformeerd over de voortgang van de aanleg van de spoorlijn op bedrijvenpark Borchwerf. Omdat het bestemmingsplan is vastgesteld en de verwervingen in een afrondende fase verkeren, heb ik u aangegeven dat de spoorlijn in technische zin per 1 januari 2012 in gebruik genomen zou moeten kunnen worden omdat dan de aanleg gerealiseerd kan zijn. Hierbij dient wel het uitdrukkelijke voorbehoud gemaakt te worden dot er geen beroep tegen de aanleg wordt ingesteld bij de Raad van State, dat er geen onteigeningsprocedure nodig is en dat er geen beroep wordt ingesteld tegen de benodigde WABO vergunning of in het kader van eventuele andere procedures.
We hebben in ons overleg ook gesproken over de afspraken, die tot en met 31 mei 2011 met u zijn gemaakt over een kostenvergoeding. Deze afspraken zijn door mij vastgelegd in een brief van 19 januari 2010.
Ik heb u meegedeeld dat de gemeente Roosendaal, gezien de stand van zaken van de procedures die doorlopen moesten worden, van mening is in meer dan voldoende mate voldaan te hebben aan de eerder richting [B.V.] uitgesproken inspanningsverplichting om de aanleg van de spoorlijn mogelijk te maken. De gemeente Roosendaal ziet dan ook geen aanleiding om nadere financiële afspraken voor na 31 mei 2011 te maken.
3.1.24.De gemeente Roosendaal heeft de door [appellanten c.s.] gefactureerde maandelijkse vergoedingen ad € 23.100,-- voldaan vanaf 1 juni 2009 tot 1 juni 2011.
3.2.1.In eerste aanleg hebben [appellanten c.s.] bij dagvaarding gevorderd om de gemeente Roosendaal c.s. hoofdelijk te veroordelen om over de periode van 1 juni 2011 tot en met de maand waarin de spoorlijn zal zijn aangelegd en aangesloten op de reeds aanwezige spoorlijn bij het bedrijfsgebouw van [appellanten c.s.] bij wege van schadevergoeding te betalen een bedrag van € 26.800,-- per maand, alsmede een bedrag van € 88.800,-- over de achterliggende maanden tot 1 juni 2011, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid, althans vanaf heden, tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van de gemeente Roosendaal c.s. in de kosten van de procedure.
3.2.2.Aan deze vordering hebben [appellanten c.s.] ten grondslag gelegd dat de gemeente Roosendaal toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van haar toezegging, onder meer gedaan in de brief van [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] van 15 februari 2008 (zie rov. 3.1.9), om zich maximaal te zullen inspannen om te bewerkstelligen dat de spooraansluiting uiterlijk 31 mei 2009 gerealiseerd zou zijn. Voorts beroepen [appellanten c.s.] zich op de afspraken die zij over de vergoeding van de schade met de gemeente Roosendaal c.s. hebben gemaakt, vastgelegd in de brief van [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] van 19 januari 2010 (zie rov. 3.1.20). Deze afspraken zien, naast de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 mei 2011, ook op de periode na 31 mei 2011, aldus [appellanten c.s.] Zij stellen zich op het standpunt dat de gemeente Roosendaal c.s. toerekenbaar tekort zijn geschoten in die afspraken nu zij weigeren de schade die [appellanten c.s.] na 31 mei 2011 lijden te blijven vergoeden. Volgens [appellanten c.s.] bestaat de schade uit een bedrag van € 26.800,-- per maand. Over de periode van 1 juni 2009 tot en met 31 mei 2011 vorderen zij per maand het verschil tussen hetgeen de gemeente Roosendaal reeds aan schadevergoeding heeft betaald (€ 23.100,-- per maand) en de werkelijke schade ad € 26.800,-- per maand, zijnde een bedrag van € 3.700,-- per maand, hetgeen neerkomt op een vordering van € 88.800,--.
3.2.3.De gemeente Roosendaal c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Zij betwisten de gestelde toerekenbare tekortkoming in de nakoming van voornoemde toezegging om zich maximaal te zullen inspannen. Zij betwisten eveneens dat zij met de afspraken over de vergoeding van de schade aansprakelijkheid voor de door [appellanten c.s.] geleden en te lijden schade als gevolg van de vertraging in de realisering van de spoorwegaansluiting hebben erkend; volgens hen is sprake van een vergoeding uit coulanceoverwegingen en om een gerechtelijke procedure te voorkomen.
3.2.4.In het vonnis waarvan beroep van 28 maart 2012 heeft de rechtbank overwogen dat voor de beoordeling van het onderhavige geschil in het midden kan blijven of de gemeente Roosendaal al dan niet aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan en of zij al dan niet aansprakelijkheid jegens [appellanten c.s.] heeft erkend.
Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellanten c.s.] de in de brief van [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] van 19 januari 2010 vastgelegde afspraken aldus mochten begrijpen dat, indien op 1 juni 2011 nog geen spooraansluiting zou zijn aangelegd, er na die datum een nieuwe (inhoudelijke) financiële afspraak zou worden gemaakt tussen [holding] B.V. en de gemeente Roosendaal c.s.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de naar hun mening aannemelijke uitkomst indien een nieuwe (inhoudelijke) financiële afspraak zou zijn gemaakt.
Ook heeft de rechtbank in dit tussenvonnis reeds overwogen dat de vordering van [appellanten c.s.] tot (na)betaling van € 88.800,-- voor afwijzing gereed ligt omdat in de brief van [accountmanager bedrijven van de gemeente Roosendaal] van 19 januari 2010 de aan [appellanten c.s.] toe te kennen maandelijkse vergoeding is vastgesteld op een bedrag van € 23.100,-- per maand en ook voor [appellanten c.s.] geldt dat zij aan deze afspraak gebonden zijn, zodat het feit dat de vergoeding de daadwerkelijk geleden schade niet dekt, voor hun eigen rekening en risico komt.
3.2.5.In hun conclusie na tussenvonnis houdende akte wijziging van eis hebben [appellanten c.s.] gesteld dat de uitkomst van de onderhandelingen zou zijn geweest dat in het jaar 2011 aan hen zou zijn vergoed € 29.562,50 per maand en in het jaar 2012 € 29.707,50 per maand. [appellanten c.s.] hebben hun eis dienovereenkomstig gewijzigd. De gemeente Roosendaal c.s. hebben bij akte na tussenvonnis gesteld dat zij geen nadere financiële afspraak zouden hebben gemaakt, en in elk geval enige financiële afspraak aanzienlijk lager zou zijn uitgekomen dan € 23.100,-- per maand, en niet voor langer dan een half jaar (tot 1 januari 2012) zou zijn gemaakt.
3.2.6.In het vonnis waarvan beroep van 7 november 2012 heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellanten c.s.] de door hen gestelde uitkomst van de onderhandelingen niet, althans onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt, nu zij hebben verzuimd om een deugdelijke onderbouwing van hun schade te geven. Gelet hierop heeft de rechtbank de gemeente Roosendaal c.s. gevolgd in hun (primaire) standpunt dat geen nadere (inhoudelijke) financiële afspraak zou zijn gemaakt.
Op grond van het overwogene heeft de rechtbank in dit eindvonnis de vorderingen van [appellanten c.s.] afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.