Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende noch zijn gemachtigde, de heer [C], zijn verschenen, waarvan de laatstgenoemde vóór de zitting het Hof kennisgeving heeft gegeven.
2.Feiten
“via een interne Querie alsnog de gegevens over de jaren 1999 en 2000 heeft kunnen inzien”. Dat leverde op dat met betrekking tot polis 2 in de jaren 1999 tot en met 2010 geen premieaftrek had plaatsgevonden tot een totaalbedrag van € 2.704,28.
In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 53.954 -/- € 2.704,28 -/- € 12.817,94 =) € 38.431 (afgerond). Daarbij heeft de Inspecteur de in het kader van de hardheidsclausule uitgevaardigde Resolutie van de Staatssecretaris van Financiën van 29 juni 1990, nr. DB90/3579, BNB 1990/341 (hierna: de Resolutie), toegepast.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
Wat belanghebbende in de bezwaar- en beroepsfase heeft aangevoerd (onder meer met betrekking tot de Archiefwet) tegen het oordeel, dat de bewijslast op hem rust, baat belanghebbende niet. Ook hetgeen hij in hoger beroep heeft aangevoerd, baat belanghebbende niet, waaronder begrepen de verwijzing naar het arrest van Hof Arnhem-Leeuwarden van 27 januari 2015, nummers 13/01204 tot en met 13/01215 (ECLI:NL:GHARL:2015:595).