ECLI:NL:GHSHE:2015:1518

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
20-002887-13 OWV
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit de handel in cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij cocaïne verhandelde. Het hof heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 72.387,77, dat de veroordeelde aan de Staat moet betalen. De zaak betreft de ontneming van dit voordeel, dat is verkregen uit de handel in cocaïne tussen 1 juli 2007 en 15 juli 2011. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld, waaronder tapgesprekken en verklaringen van getuigen, en heeft vastgesteld dat de veroordeelde gemiddeld 1.266 drugsgerelateerde gesprekken per week voerde, wat leidde tot een schatting van de hoeveelheid verkochte cocaïne. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de verkoopprijs van € 45,00 per gram en een inkoopprijs van € 32,00 per gram, wat resulteert in een gemiddelde winst van € 13,00 per gram. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd en de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd, waarbij het hof de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in overweging heeft genomen, maar niet voldoende vond om de betalingsverplichting te matigen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002887-13 OWV
Uitspraak : 24 april 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 3 september 2013 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 01-849219-11 tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij aan veroordeelde de verplichting werd opgelegd tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 212.212,05 ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel dat hij door middel van of uit de baten van de feiten ter zake waarvan hij is veroordeeld, heeft verkregen.
Hoger beroep
De veroordeelde heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de veroordeelde naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de beroepen beslissing zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Vordering
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot de vaststelling van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 212.212,05 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot datzelfde bedrag.
Beoordeling
Veroordeelde is bij arrest van 26 februari 2013, parketnummer 20-000536-12, tot straf veroordeeld ter zake van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, in de periode van 1 juli 2007 tot 15 juli 2011.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, veroordeelde wederrechtelijk voordeel – waaronder begrepen besparing van kosten – heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde feit.
Het bewijs [1]
1. Het arrest van dit hof d.d. 26 februari 2013 , parketnummer 20-000536-12, waarbij veroordeelde is veroordeeld ter zake van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd in de periode van 1 juli 2007 tot 15 juli 2011.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zijn onderstaande elementen van belang;
  • de referentieperiode
  • de hoeveelheid verkochte cocaïne
  • de inkoopprijs van de cocaïne
  • de verkoopprijs van de cocaïne
  • de periode van verkoop
De referentieperiode.
De periode van 19 maart 2011 te 22:15.13 uur tot en met dinsdag 5 april 2011 te 13:11.04 uur dient als referentieperiode voor onderstaande berekening. In het voordeel van de verdachte wordt in het rekenmodel uitgegaan van een periode van drie weken. In werkelijkheid betreft bovengenoemde periode een periode van achttien dagen.
In de referentieperiode werden gesprekken gevoerd door de [veroordeelde] middels de mobiele aansluiting [telefoonnummer] opgenomen en uitgeluisterd.
In genoemde referentieperiode vonden 2.635 gesprekken of pogingen tot een gesprek plaats met de gebruiker van de mobiele aansluiting [telefoonnummer], [veroordeelde].
1.210 contactmomenten beperkten zich tot een poging en/of werden niet beantwoord.
148 contactmomenten waren sociaal van aard.
11 gesprekken betroffen zogenaamde testcalls.
In genoemde referentieperiode (3 weken) werden derhalve 2.635 - 1.210 - 148 - 11 = 1.266 drugsgerelateerde gesprekken gevoerd. Per week betreft dat het aantal van
1.266 / 3 = 422 drugsgerelateerde gesprekken.
Uit onderzoek bleek dat afnemers/kopers van cocaïne 1 à 2 tot 6 gesprekken voerden om tot de daadwerkelijk aankoop van cocaïne te komen. In het voordeel van de verdachte is men in dit rekenmodel uitgegaan van een gemiddelde van 4 gesprekken om tot de daadwerkelijke aankoop van cocaïne te komen. Het aantal daadwerkelijke koopgesprekken wordt derhalve
422 / 4 = 105,5 gesprekken.
Verklaringen afnemers/kopers
Gedurende het onderzoek werden meerdere afnemers/kopers van de harddrug cocaïne aangehouden en verhoord.
Verdachte [getuige 7] verklaarde dat:
  • geconfronteerd met een tapgesprek, hij eenmalig 1 à 2 gram cocaïne bij [veroordeelde] had gekocht
  • hij hier 100,00 euro voor had betaald.
Verdachte [getuige 6] verklaarde dat:
  • hij in een periode van een half jaar 10 keer cocaïne gekocht had bij [veroordeelde]
  • hij 10 gram per keer bestelde
  • hij niet alleen voor zichzelf maar ook voor zijn vriendengroep van 4 à 5 man bij [veroordeelde] cocaïne kocht
  • hij, geconfronteerd met tapgesprekken, in de periode van 26 maart 2011 tot en met
Verdachte [getuige 5] verklaarde dat:
  • [veroordeelde] (het hof begrijpt: [veroordeelde]) zijn vaste dealer was
  • hij 60,00 euro voor een gram pure cocaïne betaalde
  • hij al 3 à 4 jaar lang bij [veroordeelde] ([veroordeelde]) kocht
  • hij 1 gram per keer bestelde.
Verdachte [getuige 2] verklaarde dat:
  • hij cocaïne bestelde bij [veroordeelde]
  • hij dit al 2,5 à 3 jaar deed
  • hij twee keer per week een halve of een hele gram kocht
  • hij voor een gram 40,00 euro betaalde
  • hij voor anderhalve gram 60,00 euro betaalde
  • hij niet alleen voor zichzelf maar ook voor 4 vrienden cocaïne kocht
  • alle hem voorgelegde tapgesprekken gesprekken betroffen over de aankoop van poedervormige cocaïne bij [veroordeelde].
Verdachte [getuige 4] verklaarde dat:
  • hij al twee jaar cocaïne kocht van [veroordeelde] (ook hier begrijpt het hof: [veroordeelde])
  • hij elke week kocht
  • hij per keer een halve of een hele gram van [veroordeelde] ([veroordeelde]) kocht
  • hij voor een halve gram 25,00 euro betaalde
  • hij voor een hele gram 50,00 euro betaalde
  • hij niet alleen voor zichzelf maar ook voor vrienden kocht
  • geconfronteerd met tapgesprekken, dit typische aankoopgesprekken betroffen;
  • aansluitend aan deze gesprekken ook cocaïne van [veroordeelde] ([veroordeelde]) werd gekocht.
Verdachte [getuige 3] verklaarde dat:
  • hij al vanaf [veroordeelde]’s 18e verjaardag drugs hij hem kocht
  • geconfronteerd met tapgesprekken, dit gesprekken betroffen over de aankoop van cocaïne
  • dit eenmaal voor 200,00 euro was
  • dit de andere keer over de aankoop van een paar gram cocaïne ging.
Verdachte [getuige 1] verklaarde dat;
  • haar vaak gevraagd werd drugs te regelen
  • zij dit voor 3 à 4 verschillende mensen haalde
  • zij 1 à 2 keer per week cocaïne kocht bij [veroordeelde]
  • zij vanaf oud en nieuw weer bij [veroordeelde] kocht
  • een hele gram 50,00 euro kostte
  • een halve gram 25,00 euro kostte.
Vaststelling dealperiode
[getuige 7]
eenmalig
[getuige 6]
0,5 jaar
[getuige 5]
3 à 4 jaar
[getuige 2]
2,5 à 3 jaar
[getuige 4]
2 jaar
[getuige 3]
5 jaar
[getuige 1]
0,5 jaar.
De gemiddelde dealperiode van de [veroordeelde] kan worden vastgesteld door bovengenoemde periodes op te tellen en vervolgens te delen door het aantal afnemers.
Extrapolatie
Gezien de verklaringen van de afnemers/kopers is het aannemelijk dat door de [veroordeelde] in verhouding, over de berekende dealperiode een grotere hoeveelheid verdovende middelen is verhandeld dan in de referentieperiode van 19 maart 2011 tot en met 05 april 2011 (tapperiode). Een exacte hoeveelheid is niet vast te stellen. Door extrapolatie van de gemiddelde verkoop, in de periode van iets meer dan twee en een halve week, zal een berekening worden gemaakt die representatief kan worden geacht voor de gehele handelsperiode. Hierbij zal, zoals eerder gesteld, in het voordeel van de verdachte (3 weken) worden gerekend.
Berekening omzet
Uit de verklaringen blijkt dat er wisselend werd betaald, van 36,00 per gram (bij een afname van 10 gram) tot 60,00 euro per “pure” gram. Door afnemers/kopers werd over het algemeen verklaard dat er tussen de 40,00 à 50,00 euro per gram cocaïne werd betaald.
Bij navolgende berekening wordt uitgegaan van een gemiddeld verkoopbedrag van 45,00 euro per gram cocaïne:
40,00 euro
50,00 euro +
90,00 euro
90,00/2 = 45,00 euro.
Om de totale omzet te berekenen wordt het aantal verkochte grammen in de vastgestelde dealerperiode vermenigvuldigd met het bedrag dat gemiddeld voor een gram cocaïne wordt betaald.
Inkoop
Aangezien er door de verdachte niet werd verklaard, ook niet in financiële zin, werd het aankoopbedrag van de cocaïne gebaseerd op de meest recente en gepubliceerde cijfers van het Trimbosinstituut. Aangegeven werd dat 1 kilo cocaïne wordt aangekocht voor het bedrag van 31.400,00 euro.
31.400,00 euro gedeeld door 1000,00 (1 kilo in grammen) = 31,40 euro per gram. In het voordeel van de verdachte afgerond naar 32,00 euro per gram.
De inkoop van de cocaïne kan worden bepaald door dit aantal grammen te vermenigvuldigen met 32 (euro’s)
Het wederrechtelijk verkregen voordeel betreft het verschil tussen de omzet en het inkoopbedrag. [2]
3. De verklaring van [getuige 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
O Wie is [veroordeelde].
V Die ken ik wel. Dat is iemand die ik al heel lang ken maar ik zie hem niet zo heel vaak, zo af en toe.
O Hoe lang ken jij hem dan?
V Voor mij is dat zo’n 2 jaar maar niet dagelijks. Ik heb wel vaker voor andere mensen bij hem gehaald. Ik heb heel vaak voor andere mensen wat geregeld. Ze vroegen dan aan mij of ik wat kon regelen en ik zei dan dat ik dat wel kon.
O Wat werd je gevraagd dan?
V Er werd mij dan gevraagd of ik drugs kon regelen en ik zei dan dat ik dit kon.
O Naar welke middelen werd dan gevraagd?
V Coke.
O En wat bedoel je dan precies?
V Drugs, cocaïne.
O Welke hoeveelheid werd er dan gevraagd?
V Gewoon een halve gram.
O Hoe ging dat dan met betalen?
V Ik schoot dat dan altijd even voor.
O Als je het kon regelen wie belde je dan?
V Dan belde ik [veroordeelde] en dan lag het er maar aan of hij opnam.
O En dan, hoe maak je dan de afspraak?
V Dan vroeg hij meestal “waar ben je”. Ik zei toen in Den Bosch, daar en daar. Hij zei dan “ik kom naar je toe”. Meestal naar Den Bosch toe.
O Begrijp ik goed dat je het dan kon komen halen?
V Ja.
O Waar werd je dan naar toe gevraagd?
V Meestal naar de Hambaken, in de buurt van waar hij woont.
O En dan was je daar?
V Dan was ik daar, betaalde ik en dan kreeg ik een zakje en dan was het goed.
O Hoe vaak reed je dan?
V Ik denk wel een keer per week, of soms twee keer per week.
O Als jij naar een locatie werd gevraagd en cocaïne kreeg overhandigd, hoe ging dat?
V Ik moest even instappen, althans dat deed ik altijd of hij zei “stap even in” meestal reed er iemand mee, meestal een ander.
O Waar reed je dan naar toe?
V We gingen dan een rondje rijden en dan betaalde ik en ik kreeg dan een zakje van een halve gram of een gram. Hij zei altijd “ik heb alleen maar grammen, eigenlijk kan een halve niet”. Ik zei dan dat ik niet meer geld had gekregen. Ik heb nooit 50 euro op zak, ik moet ook boodschappen doen en kan niet meer dan met 20 euro op stap.
O Wat kostte een hele gram dan?
V 50,00 euro en een halve was bij hem ook 25,00 euro maar hij kreeg van mij niet meer dan 20,00 euro.
O Als je [veroordeelde] belde, wie kwam er dan op de afgesproken plaats?
V [veroordeelde] meestal dus met een chauffeur.
O Voor hoeveel verschillende mensen reed jij?
V Dat waren 3 of 4 verschillende mensen en ik haalde het dan bij [veroordeelde], niet bij anderen. [3]
4. De verklaring van [getuige 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
O Leslie, het gaat hier over de handel in verdovende middelen. Vertel eerst eens over jouw “bestelfunctie”.
V Mensen vragen aan mij of ze even met mijn telefoon mogen bellen. Van mij mag dat dan.
O Naar wie wordt er dan gebeld?
V Ja voornamelijk naar [veroordeelde] [het hof begrijpt dat dit een fonetische weergave is van de naam [veroordeelde]] dan maar niet altijd. Het is ook wel eens een normaal gesprek.
O Jij zegt dat er ook wel eens normale gesprekken werden gevoerd. Wat voor “andere” gesprekken werden er dan ook gevoerd?
V Dat zijn koopgesprekken.
O Wat bedoel je daar nu precies mee?
V Er wordt cocaïne besteld.
O Hoe gaat dat in zijn werk?
V Het is bellen, afspreken en kopen.
O Wie nam op als je belde?
V [veroordeelde].
O Altijd?
V Ja.
O Waar werd afgesproken?
V Overal verschillend in de Hambaken.
O Waar woont die [veroordeelde] zelf?
V De [straat] daar woont hij [het hof begrijpt: in de wijk Hambaken te ’s Hertogenbosch].
O Wat kon je bij [veroordeelde] bestellen qua hoeveelheden?
V Meestal ging het om een grammetje of zo, anderhalf.
O Wat betaalde je voor een gram?
V 40,00 euro.
O En voor anderhalve gram?
V 60,00 euro.
O Hoe kreeg je dat geleverd?
V Als je hem belde dan gaf hij je het gewoon. In een plastic doorschijnend zakje.
O Jij verklaarde net dat je voor meerdere mensen contact opnam met [veroordeelde] voor een bestelling te plaatsen.
V Ja een bestelling, poedervormige cocaïne.
O Over hoeveel mensen spreken wij dan ?
V Ik denk voor 4 mensen. Dit zijn jongens die weten dat ik contact met hem heb en weten dat ik bij hem kan halen. Omdat ik hem goed ken heb ik het zo geregeld dan maar.
O Hoe lang werkt dit al op deze manier, dat jij bestelt voor vrienden?
V Ik doe dit zeker al twee en een half jaar tot drie jaar bij [veroordeelde].
O Hoe vaak heb jij in die tijd besteld voor je vrienden?
V Een à twee keer per week.
O Ben je wel eens aan huis geweest bij [veroordeelde]?
V Ja.
O Waarvoor?
V Voor de poedervormige cocaïne.
O Hoe ging dat in zijn werk?
V Aanbellen, vragen, betalen en krijgen.
O Waar werd die poedervormige cocaïne dan vandaan gehaald?
V De ene keer uit zijn broekzak, de andere keer ging hij naar boven. Je vraagt het en ze komen er mee aanzetten.
O En wie overhandigde jou die cocaïne dan?
V [veroordeelde].
O Hoe weet jij dat het cocaïne was, de poedervormige stof die je kreeg geleverd?
V Ik herken het uit mijn verleden, ik heb het ook wel eens gebruikt daarbij wordt er ook over verteld door diegene die het uiteindelijk gebruiken. [4]
5. De verklaring van [getuige 3], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
V: Ik lees nu een stuk voor van een gesprek van 21 maart 2011 te 19.11 uur. Dit is een gesprek tussen jou en je moeder volgens mij. Als jij in het gesprek spreekt over “die jongen” wie bedoel je dan?
A: Dat moet [veroordeelde] zijn.
V: Weet jij zo welk nummer [veroordeelde] had?
A: Hij had in die tijd [telefoonnummer].
V: Wie maakte er allemaal gebruik van dit nummer van [veroordeelde]?
A: Hijzelf. Alleen hijzelf. Als ik [veroordeelde] belde, kreeg ik altijd [veroordeelde] aan de lijn.
V: Ik lees nu een gesprek voor van 31 maart 2011 om 16.40 uur
A: Als ik het daar heb over “dinge” bedoel ik inderdaad cocaïne.
V: Ik lees nu een gesprek voor van 31 maart 2011 te 16.53 uur.
A: Als u mij zegt dat ik daar zeg dat ik vier tientjes had geregeld, dan heeft u gelijk als u zegt dat dit precies de prijs voor een gram cocaïne is.
V: Ik lees nu een gesprek voor van 1 april 2011 om 17.59 uur.
A: Die avond is de andere jongen die bij mij op de kamer zat naar de pomp gegaan waar wij altijd afspraken met [veroordeelde]. Die jongen kreeg toen mijn 200 euro mee. Hij kwam toen met een hoop zakjes cocaïne terug. Ik kreeg van [veroordeelde] wel het goede spul, de onversneden cocaïne.
V: Ik lees nu een gesprek voor van 2 april 2011 om 20.22 uur.
A: Hierbij laat ik inderdaad een paar gram pure cocaïne brengen door [veroordeelde] op onze vaste afspreekplek bij de benzinepomp.
V: Volgens jouw moeder is [veroordeelde] al jaren “in the picture”. Hoe lang is dat?
A: Vanaf dat [veroordeelde] ongeveer 18 jaar was koop ik al drugs bij hem. Ik heb altijd drugs van hem gekocht. [5]
6. De verklaring van [getuige 4], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik weet waar het over gaat, die twee Marokkanen.
O Je hebt al gezegd dat je weet waarover het gaat, wat bedoelde jij daar mee?
V Ik bedoel daar mee het gebruik van coke.
O Dat klopt, en wie zijn die twee Marokkanen?
V [veroordeelde] en eentje van de derde Hambaken. Hij is meestal bijrijder. [veroordeelde] heeft ook een broer. De bijnaam van deze broer is [naam], ik geloof dat hij [betrokkene] heet. [veroordeelde] is het jongere broertje van [betrokkene].
O Hoe lang ken jij die [veroordeelde] al?
V Ik ken [veroordeelde] al een jaar of 3, 4. Ik kende hem van zien.
O Waar zag je hem dan?
V Op de Rompert of op de koffieshop. Eigenlijk woont hij dicht bij mij in de buurt, daar zit niet zoveel tussen.
O Hoe lang ken jij [veroordeelde] al?
V Ik denk 3 à 4 jaar zoals ik zei. Eerst was het van zien, ik trof hem destijds samen met zijn broer met wie ik al wel eens sprak. Hij vertelde mij dat hij ook cocaïne verkocht.
De periode dat ik echt op de Hambaken kwam en daar kocht is ongeveer 2 jaar geleden gestart.
O Hoe ben je daar dan 2 jaar geleden terecht gekomen?
V Ik denk toch via [betrokkene], hij dealt zelf ook. Ik heb toen een telefoonnummer van zijn broertje gekregen, van [veroordeelde].
O Wie nam op als je het nummer van [veroordeelde] belde?
V Altijd [veroordeelde] zelf.
O Op welke locaties sprak je dan af?
V Als ik [veroordeelde] sprak kwam hij altijd naar de Rompert, in de buurt van het winkelcentrum.
O en dan?
V Het was dan instappen, deed hij zijn klepje in de middenconsole open en je zag dan meteen een pak geld.
O En waar zit je dan?
V Meestal achterin, dan vroeg hij wat ik moest hebben. Als ik dat had gezegd moest ik eerst betalen en dan kon ik weer uitstappen.
O Wat kocht je dan precies?
V Een halfje of een hele, een halve gram of een hele gram.
O Hoe kreeg jij die overhandigd?
V In kleine plastic zakjes.
O Wat betaalde jij voor een halve gram?
V 25,00 euro.
O En voor een hele?
V 50,00 euro.
[veroordeelde] belde je gewoon op en dan kwam die aangereden in die Audi, Mercedes of die Golf en dus meestal met die andere Marokkaan. Wij spraken meestal af bij de Rompert.
O Hoe lang koop jij al cocaïne bij [veroordeelde]?
V Ook ongeveer 2 jaar.
O Hoe vaak kocht je de afgelopen 2 jaar bij [veroordeelde]?
V Het was niet altijd voor mij maar ik kocht elke week minstens 1 keer. Er werd ook wel eens via mij een afspraak met hem gemaakt voor vrienden.
O Wat heb je de laatste twee jaar bij [veroordeelde] gekocht?
V Een halfje of een hele gram.
O Voor de duidelijkheid, van welk middel?
V Altijd coke.
O Wat betaalde jij dan?
V Altijd 25,00 euro voor een halve en 50,00 euro voor een hele. [6]
7. De verklaring van [getuige 5], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik gebruik ongeveer 2 keer in een half jaar. Dan gebruik ik cocaïne.
Mijn vaste dealer is [veroordeelde], hij is een Marokkaan, hij woont op de Hambaken.
V: Hoe gaat de koop van verdovende middelen in zijn werk?
A: Ik bel [veroordeelde] dan, we spreken dan een ontmoetingsplaats af om de cocaïne en het geld uit te wisselen. Hij komt dan altijd met een auto. Ik krijg dan van hem een zogenaamd sealtje met bijvoorbeeld een gram cocaïne er in. Ik test dan eerst, ik kan goed ruiken, dan ruik ik of het een goede kwaliteit is. Als ik het dus geroken heb en de cocaïne goedkeur dan betaal ik hem.
V: Wat betaal je voor één gram?
A: Ik betaal dan 60 euro, ik neem namelijk puur van hem af. [veroordeelde] weet dat. Hij geeft mij dus ook geen versneden cocaïne.
V: Hoe spreek je met [veroordeelde] af?
A: Zijn nummer. [telefoonnummer] is zijn privé nummer.
V: Hoe lang koop je al bij ([veroordeelde]) [veroordeelde]?
A: Ongeveer 3 à 4 jaar.
V: Wat kun je verklaren over de hoeveelheden drugs die je per keer kocht?
A: Dat is één gram per keer, ik kan daar twee weekenden mee doen.
V: Hoe zaten de drugs verpakt?
A: In een sealtje, ik bedoel daarmee een doorzichtig gripzakje.
V: Wat was de kleur van de drugs?
A: Wit.
V: Uit dit onderzoek is gebleken dat op 1 juli 2011 omstreeks 22.15 uur een telefoongesprek heeft plaats gevonden tussen jou en [veroordeelde]. Waar ging dit gesprek over, wat hebben jullie besproken?
A: Dat gesprek ging over cocaïne. Met de vraag of ik 1 of 2 wil bedoelt [veroordeelde] of ik 1 of 2 gram wil. [veroordeelde] weet dat ik altijd pure cocaïne wil.
V: Wat heb je gekocht?
A: 1 gram dus.
V: Wat heb je betaald?
A: 60 euro. [7]
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
A.
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel dat de veroordeelde door middel van het begaan van de bewezen verklaarde feiten een voordeel heeft genoten als bedoeld in artikel 36e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht en berekent dat voordeel op de navolgende wijze.

B. De referentieperiode

B.1
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen acht het hof, overeenkomstig het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], aannemelijk dat veroordeelde in de periode van 19 maart 2011 te 22.15 uur tot en met 5 april 2011 te 13.11 uur 1.266 drugsgerelateerde gesprekken heeft gevoerd. Hoewel dit een periode van 18 dagen betreft, gaat het hof in het voordeel van veroordeelde uit van een periode van 3 weken. Dat brengt met zich dat verdachte in een periode van 3 weken (1.266 : 3 =) 422 drugsgerelateerde gesprekken per week heeft gevoerd.
B.2
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen acht het hof aannemelijk dat door veroordeelde gemiddeld vier telefoongesprekken werden gevoerd om te komen tot een geslaagde transactie waarbij cocaïne werd verkocht. Aldus werd door veroordeelde gemiddeld (422 : 4 =)
105,5 maal per weekcocaïne verkocht.

C. De hoeveelheid verkochte cocaïne

C.1
De berekening van de politie van de verkochte hoeveelheid cocaïne per week komt – kort weergegeven – op het volgende neer:
  • In de referentieperiode van afgerond drie weken werd door veroordeelde aan
  • Wanneer het hoogst aantal verkochte grammen en het laagst aantal verkochte grammen wordt weggelaten, resteert een aan 8 afnemers verkochte hoeveelheid van 34,25 gram cocaïne, zijnde gemiddeld (34,25 : 3 =) 11,416 gram cocaïne per week.
  • De gemiddelde afname van cocaïne per afnemer per week bedraagt dan afgerond (11,416 : 8 =) 1,4 gram cocaïne.
  • Vervolgens vermenigvuldigt men deze hoeveelheid met de 105,5 verkopen van cocaïne per week, zijnde in totaal (105,5 x 1,4 =) 147,7 gram cocaïne.
C.2
Naar het oordeel van het hof is de hiervoor weergegeven berekeningswijze van de politie onjuist. Deze berekening impliceert immers dat verdachte aan gemiddeld 105,5 personen per week cocaïne verkocht. De gemiddeld per week verkochte hoeveelheid cocaïne wordt namelijk berekend per afnemer, terwijl de aan de berekening ten grondslag gelegde verklaringen inhouden dat sommige afnemers meermalen per week cocaïne kochten van veroordeelde. Het hof zal, anders dan de rechtbank, deze berekeningswijze dan ook niet aan de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten grondslag leggen.
C.3
Het hof leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat veroordeelde cocaïne verkocht in hele en halve grammen. Het hof acht dan ook aannemelijk dat veroordeelde bij elke verkoop van cocaïne ten minste een gebruikershoeveelheid van 0,5 gram cocaïne heeft verkocht. Aldus heeft veroordeelde (105,5 transacties x 0,5 gram =) 52,75 gram cocaïne per week verkocht, zijnde (52 weken x 52,75 gram =) 2.743 gram cocaïne per jaar.
C.4
Het hof leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat de navolgende afnemers gedurende de navolgende periode bij veroordeelde cocaïne hebben gekocht:
[getuige 7]
eenmalig
[getuige 6]
gedurende 0,5 jaar
[getuige 5]
gedurende 3 à 4 jaar, zijnde gemiddeld 3,5 jaar
[getuige 2]
gedurende 2,5 à 3 jaar, zijnde gemiddeld 2,75 jaar
[getuige 4]
gedurende 2 jaar
[getuige 3]
gedurende 5 jaar
[getuige 1]
gedurende 0,5 jaar
In het voordeel van veroordeelde zal het hof bij de berekening van de gemiddelde periode waarin de veroordeelde cocaïne heeft verkocht rekening houden met de eenmalige verkoop van cocaïne aan [getuige 7].
C.5
Het gemiddelde van voormelde periodes waarin de verdachte cocaïne heeft verkocht beslaat gelet op het vorenstaande:
((0,5 + 3,5 + 2,75 + 2 + 5 + 0,5) : 7 = (afgerond)) 2,03 jaar.
C.6
Hoewel de veroordeling van veroordeelde ziet op de periode van 1 juli 2007 tot 15 juli 2011 zal het hof in het voordeel van veroordeelde bij zijn schatting uitgaan van deze gemiddelde periode waarin de verdachte cocaïne heeft verkocht van 2,03 jaar. De totale verkochte hoeveelheid cocaïne is aldus (2,03 jaar x 2.743 gram cocaïne per jaar =)
5.568,29 gram cocaïne.

D. Wederrechtelijk voordeel

D.1
Uit de voormelde bewijsmiddelen volgt dat de gemiddelde verkoopprijs € 45,00 per gram cocaïne bedroeg. Voorts leidt het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat de gemiddelde inkoopprijs € 32,00 per gram cocaïne bedroeg. Gelet hierop bedroeg de gemiddelde winst per gram cocaïne (€ 45,00 - € 32,00 =) € 13,00.
D.2
Het wederrechtelijk verkregen voordeel behaald door de verkoop van cocaïne wordt op grond van het voorgaande geschat op (5.568,29 gram cocaïne x € 13,00 per gram =)
€ 72.387,77.
De strekking van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is, blijkens de wetsgeschiedenis, te bewerkstelligen dat datgene dat een veroordeelde aan door een strafbaar feit verkregen profijt heeft verworven, weer aan hem wordt ontnomen.
Op te leggen betalingsverplichting
Door en namens de veroordeelde is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat de op te leggen betalingsverplichting dient te worden gematigd. Daartoe heeft de verdediging gewezen op – zakelijk weergegeven – de persoonlijke omstandigheden van veroordeelde, zijn beperkte financiële middelen en hetgeen de veroordeelde heeft mee gemaakt.
Het hof is evenwel, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, van oordeel dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde thans, of op enig moment alsnog, niet in staat zou zijn aan zijn betalingsverplichting tot het hiervoor genoemde totaalbedrag te voldoen, mede gelet op de geldende verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van deze betalingsverplichting ingevolge artikel 76 juncto artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl het openbaar ministerie gedurende die termijn onbeperkt uitstel van betaling kan verlenen en betaling in termijnen kan toestaan.
Het hof zal de veroordeelde tot het beloop van laatstgenoemd totaalbedrag de verplichting opleggen tot betaling aan de staat.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelthet bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 72.387,77 (tweeënzeventigduizend driehonderdzevenentachtig euro en zevenenzeventig cent).
Legtde veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 72.387,77 (tweeënzeventigduizend driehonderdzevenentachtig euro en zevenenzeventig cent).
Aldus gewezen door
mr. P.T. Gründemann, voorzitter,
mr. A.R.O. Mooy en mr. G.Th.C. van der Bilt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 24 april 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. G.Th.C. van der Bilt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s betreffende ambtsedige processen-verbaal van politie en andere bescheiden, opgenomen in het proces-verbaal van Politie Brabant-Noord, Districtelijke Opsporing, onderzoek Spijk.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 september 2011, proces-verbaalnr. PL21XO 2011027930-189, dossierpagina’s 810-817, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie.
3.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor [getuige 1] als verdachte, d.d. 18 juli 2011, proces-verbaalnr. PL21XO 2011027930-65, dossierpagina’s 304-307, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie.
4.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor [getuige 2] als verdachte, d.d. 26 juli 2011, proces-verbaalnr. PL21XO 2011027930-113, dossierpagina’s 393-395, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie.
5.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor [getuige 3] als verdachte, d.d. 17 juli 2011, proces-verbaalnr. PL21XO 2011027930-56, dossierpagina’s 268 en 270, opgemaakt door [verbalisant 2], inspecteur van politie.
6.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor [getuige 4] als verdachte, d.d. 19 juli 2011, proces-verbaalnr. PL21XO 2011027930-79, dossierpagina’s 330-334, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie.
7.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, d.d. 27 juli 2011, proces-verbaalnr. PL21XO 2011027930-124, dossierpagina’s 424-427, opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent van politie.