In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Haaren tegen een uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant. De Rechtbank had de legesnota van € 9.308,78, die in rekening was gebracht voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning, vernietigd. De belanghebbende had op 15 december 2010 een aanvraag ingediend voor de uitbreiding van een varkensstal. De gemeente bevestigde de ontvangst van de aanvraag en vroeg om aanvullende gegevens, die op 22 april 2011 werden ontvangen. De gemeente heeft de aanvraag inhoudelijk beoordeeld en ter zake besluiten genomen, maar de belanghebbende trok de aanvraag in op 10 januari 2012. De heffingsambtenaar stelde dat de leges terecht waren geheven, omdat de aanvraag in behandeling was genomen. De Rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende handelingen waren verricht door de gemeente om te concluderen dat de aanvraag daadwerkelijk in behandeling was genomen.
Tijdens de zitting bij het Hof op 27 maart 2015 werden verschillende producties besproken die door de heffingsambtenaar waren ingediend ter onderbouwing van zijn standpunt. Het Hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de aanvraag in behandeling was genomen, ondanks de latere intrekking door de belanghebbende. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en bevestigde de uitspraak van de heffingsambtenaar, waarmee de leges werden gehandhaafd. Het Hof oordeelde dat de leges terecht waren geheven en dat de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.