Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
,indien en zodra hij de aard en ontstaansgeschiedenis van zijn schuldenlast middels verificatoire bescheiden dan wel anderszins inzichtelijker weet te maken dan thans het geval gebleken is en daarnaast bovendien zijn behandeling bij Mondriaan VZ, zowel ten aanzien van zijn psychosociale als zijn verslavingsproblematiek, succesvol is afgesloten in die zin dat hij zich in maatschappelijk opzicht staande weet te houden, voldoende hulp of een voldoende sociaal vangnet aanwezig is, hij al tenminste één jaar aantoonbaar geen alcohol of (soft)drugs meer gebruikt en eventueel een trajectbegeleiding via de gemeente Heerlen en of Mondriaan VZ is ingezet, opnieuw kan verzoeken te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Daarbij merkt het hof nog op dat een te premature toelating van [appellant] tot de wettelijke schuldsanering het voor hem ingrijpende gevolg kan hebben dat, indien hij niet aan alle in dat kader geldende verplichtingen kan voldoen (vgl. in het algemeen reeds in het kader van de toelating artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw) de schuldsaneringsregeling voortijdig wordt beëindigd met het voor hem/haar nog ingrijpender gevolg dat hij, ingevolge de visie van de wetgever en de stand van de jurisprudentie van de Hoge Raad - als recent wederom bevestigd in HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1031-, in beginsel de komende tien jaar geen nieuw verzoek tot toelating kan doen. Ook dit is een aspect dat aandacht verdient en meeweegt bij het oordeel of en wanneer een schuldenaar geschikt is om tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten.