ECLI:NL:GHSHE:2015:2449
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Op tegenspraak
- J. Huurman-van Asten
- A.R.O. Mooy
- H.D. Bergkotte
- Rechtspraak.nl
Beroep op artikel 31 Vluchtelingenverdrag bij bezit van vals reisdocument door vreemdeling
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, een vreemdeling uit Irak, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden wegens het bezit van een vals reisdocument. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld en betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging, op basis van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag. De verdediging stelde dat de verdachte asiel had aangevraagd bij binnenkomst in Nederland en dat hem asiel voor bepaalde tijd was toegekend.
Het hof heeft de argumenten van de verdediging overwogen en vastgesteld dat de verdachte vanuit Athene naar Nederland is gereisd zonder zich bij de Griekse autoriteiten te melden. De politierechter had eerder geoordeeld dat de verdachte niet rechtstreeks afkomstig was uit Irak, omdat hij via Athene naar Nederland was gekomen. Echter, het hof oordeelde dat het korte verblijf van de verdachte in Athene niet in de weg staat aan een geslaagd beroep op de bescherming van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag. Het hof concludeerde dat de verdachte, nu hem asiel was verleend, recht had op bescherming tegen strafvervolging.
Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van het Vluchtelingenverdrag en de bescherming die het biedt aan vluchtelingen die in Nederland asiel aanvragen, zelfs als zij via een ander land zijn gereisd.