In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin gezamenlijk gezag over hun minderjarige zoon was toegekend aan zowel de moeder als de vader. De moeder, die in hoger beroep ging, was van mening dat de communicatie tussen haar en de vader niet verbeterd was en dat de vader niet in staat was om samen beslissingen te nemen over hun zoon, die ernstige medische problemen had. De vader daarentegen verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking en stelde dat de moeder hem uitsloot van belangrijke beslissingen.
Het hof heeft de zaak op 4 juni 2015 mondeling behandeld, waarbij beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De Raad gaf aan dat er een zorgelijke communicatie tussen de ouders was en dat de vader behandeling nodig had voor zijn persoonlijkheidsproblematiek. Het hof concludeerde dat de ouders niet in staat waren om gezamenlijk gezag uit te oefenen, gezien de slechte communicatie en de onenigheid tussen hen. Het hof oordeelde dat het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag te verkrijgen, een onaanvaardbaar risico met zich meebracht dat de minderjarige klem zou raken tussen de ouders.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen. De beslissing werd op 9 juli 2015 openbaar uitgesproken.