In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de partneralimentatie is gewijzigd. De vrouw had in eerste aanleg verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Maastricht te vernietigen en de alimentatie van € 250,- per maand in stand te houden. De man had in zijn verweerschrift verzocht om de verzoeken van de vrouw af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juni 2015 was de vrouw niet aanwezig, maar haar advocaat heeft haar standpunt toegelicht. De rechtbank had eerder in 2012 de echtscheiding uitgesproken en een alimentatiebeding opgenomen in het echtscheidingsconvenant, waarin een niet-wijzigingsbeding was opgenomen. De vrouw was van mening dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de man aan dit beding gehouden kon worden, ondanks zijn inkomensachteruitgang. Het hof heeft vastgesteld dat de man door onvoorziene omstandigheden zijn inkomen had zien dalen en dat dit een ingrijpende wijziging van omstandigheden was. Het hof oordeelde dat het niet-wijzigingsbeding niet kon worden uitgesloten en dat de man recht had op wijziging van de alimentatie. De beslissing van de rechtbank werd vernietigd, en de alimentatie werd met terugwerkende kracht op nihil vastgesteld, ingaande op 2 september 2014.