Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,
[appellante 2] ,wonende te [woonplaats 1] ,
1.[geïntimeerde] ,wonende te [woonplaats 2] ,
Makelaardij O.G. [vestigingsplaats] B.V.,h.o.d.n. [makelaars] Makelaars,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
12.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 3 maart 2015;
- de memorie na tussenarrest van [appellanten] van 31 maart 2015 met producties 19 tot en met 40;
- de antwoordmemorie van [geïntimeerde] van 28 april 2015 met producties 7 tot en met 16.
- een faxbrief van 29 april 2015 van de zijde van [geïntimeerde] ;
- een faxbrief van 13 mei 2015 met bijlagen van de zijde van [appellanten] ;
- een faxbrief van 15 mei 2015 met bijlagen van de zijde van [geïntimeerde] .
13.De verdere beoordeling
Dat laat onverlet dat niet uitgesloten is dat [appellanten] met recht een beroep zou kunnen doen op enig opschortingsrecht. Dat zulks achteraf geheel of ten dele zou worden gehonoreerd laat onverlet dat [geïntimeerde] niet onrechtmatig handelde door beslag te leggen. Als het gevolg daarvan zou zijn dat zulks direct dan wel indirect (namelijk doordat als gevolg van dat beslag de bank is gaan aandringen op snellere verkoop) tot een lagere opbrengst zou leiden, kon die lagere opbrengst nog niet aan enig onrechtmatig handelen of enig tekortschieten van [geïntimeerde] worden toegerekend.
Voorts heeft te gelden dat onvoldoende is gebleken dat [appellanten] niet, desnoods met een betalingsregeling, die courtagenota niet kon betalen noch dat [geïntimeerde] niet tot enige afbetalingsregeling bereid was. Het had ook op de weg van [appellanten] gelegen om ter beperking van de schade welke voor hem uit het beslag op de woning kon voortvloeien in overleg daaromtrent met [geïntimeerde] te treden. Dit alles betekent dat als al – in weerwil van het vorenoverwogene – in het leggen van beslag enige tekortkoming of enig onrechtmatig handelen besloten zou liggen, de lagere opbrengst van de woning in een te ver verwijderd verband staat tot die beslaglegging om daaraan te worden toegerekend. Voor het overige geldt dat een waardedaling van de woning van € 720.000,- in mei 2010 naar € 595.000,- in mei 2012 (ruim 17 %) niet noodzakelijkerwijs enkel of in hoofdzaak zou zijn te wijten aan het gelegde beslag. Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat de prijzen van woningen in die periode zijn gedaald. [appellanten] heeft niets gesteld over de prijsdalingen van woningen in de regio en in het segment van de onderhavige woning, zodat het hof er niet vanuit kan gaan dat de woning meer in waarde is gedaald dan het geval zou zijn geweest zonder het conflict met [geïntimeerde] en het door deze gelegde beslag.
‘emotionele schade’,waaronder wordt vermeld
‘vonden het heel erg dat we het zelf ontworpen op deze manier en omstandigheden hebben moeten huis verkopen waar wij zolang voor en aan gewerkt hebben. Zijn 5 lange en vervelende jaren geweest waarin we niets meer op hebben kunnen bouwen’.Klaarblijkelijk is bedoeld om schadevergoeding te vordering op basis van artikel 6:106 BW. Voor zover al uit deze summiere toelichting kan worden afgeleid dat sprake is van aantasting in de persoon die meer is dan psychisch onbehagen of zich gekwetst voelen, is het zo dat deze schade niet in causaal verband staat tot de tekortkoming van [geïntimeerde] .