In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [het kind], die op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] is geboren. De moeder van [het kind] heeft van rechtswege het gezag over hem. [het kind] is sinds 2007 bij zijn pleegmoeder, die tevens zijn grootmoeder is, geplaatst. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 22 april 2015 te vernietigen, waarin de verzoeken tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing werden afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen zicht was op thuisplaatsing, wat volgens artikel 1:255 lid 1 sub b BW een voorwaarde is voor ondertoezichtstelling.
De Raad heeft echter betoogd dat de situatie van [het kind] ernstig bedreigd wordt door de verstoorde relatie tussen de moeder en de pleegmoeder, wat leidt tot een loyaliteitsconflict bij [het kind]. De Raad stelt dat er een dringende noodzaak is voor een ondertoezichtstelling om de nodige hulp en ondersteuning te bieden. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 augustus 2015 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, de pleegmoeder en vertegenwoordigers van de Raad.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de pleegmoeder in het verleden in staat waren om in het belang van [het kind] te handelen zonder een gedwongen kader. Echter, door een incident is het contact tussen hen verstoord geraakt, wat heeft geleid tot een situatie waarin [het kind] in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Het hof is van oordeel dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de situatie te stabiliseren en de ontwikkeling van [het kind] te waarborgen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de Raad in zijn verzoeken toegewezen, waardoor [het kind] onder toezicht is gesteld van de stichting voor de duur van een jaar en de stichting de machtiging heeft gekregen om [het kind] uit huis te plaatsen bij de pleegmoeder.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de zorg voor de ontwikkeling van minderjarigen en de rol van de rechter in het waarborgen van hun welzijn, zelfs wanneer er geen zicht is op thuisplaatsing. De beslissing is genomen met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, waarbij het belang van [het kind] voorop staat.