ECLI:NL:GHSHE:2015:3676
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur bedrijfsruimte en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van appellante, die niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft een huurcontract voor een bedrijfsruimte, dat op 1 augustus 2012 was geëindigd. Appellante had in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen geïntimeerde, die de huurprijs en kosten vorderde. De kantonrechter had op 14 mei 2014 een vonnis gewezen, waarin de vorderingen van appellante in reconventie tot schadevergoeding werden afgewezen. Appellante stelde hoger beroep in, maar het hof oordeelde dat er geen hoger beroep openstond tegen het tussenvonnis van de kantonrechter. Het hof verwees naar artikel 337 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat hoger beroep tegen tussenvonnissen alleen openstaat tegelijk met dat van het eindvonnis, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Aangezien het vonnis van de kantonrechter niet als een eindvonnis kon worden aangemerkt en er geen toestemming was gegeven voor tussentijds hoger beroep, werd appellante niet-ontvankelijk verklaard. De kosten van het hoger beroep werden op appellante verhaald, die in deze procedure niet in het gelijk werd gesteld.