In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank Limburg had eerder op 8 juli 2015 de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd, omdat de appellant niet voldeed aan zijn verplichtingen. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. Q.J. van Riet, heeft in hoger beroep verzocht om de voortzetting van de schuldsaneringsregeling of, subsidiair, om verlenging van de termijn van de regeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 september 2015 heeft de beschermingsbewindvoerder en een informante hun visie gegeven op de situatie van de appellant.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant, ondanks eerdere waarschuwingen, zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren is nagekomen. Er was sprake van een boedelachterstand van ten minste € 1.976,56 en er waren nieuwe schulden ontstaan van ongeveer € 8.442,64. De appellant heeft erkend dat er nieuwe schulden zijn ontstaan, maar heeft dit toegeschreven aan een ongelukkige samenloop van omstandigheden, zoals wisselende inkomsten en psychische klachten. Hij heeft echter niet aangetoond dat hij zijn verplichtingen voldoende is nagekomen.
Het hof heeft de argumenten van de appellant en de bewindvoerder gewogen en geconcludeerd dat de tekortkomingen aan de appellant kunnen worden verweten. De appellant heeft geen concreet financieel plan gepresenteerd om zijn schulden aan te pakken, en zijn schuldsaneringsregeling is niet vlekkeloos verlopen. Het hof heeft daarom de beslissing van de rechtbank bekrachtigd en de schuldsaneringsregeling van de appellant tussentijds beëindigd.