Het hof voegt hier het volgende aan toe. Bij brief van 3 april 2015 van de advocaat van [geintimeerden c.s.] aan [appellante] is aldus de buitengerechtelijke vernietiging en ontbinding van de overeenkomst van 4 juli 2014 ingeroepen:
Zoals in het verweer ter zitting al aan de orde is gesteld, heeft u met de nadere leveringstop (na boeken inmiddels ook tijdschriften en kranten) eind juni 2014 cliënten onder druk gezet om de overeenkomst met u te ondertekenen van 4 juli 2014. U wist of moest begrijpen dat de zomer voor cliënten in [vestigingsplaats] een piek in het seizoen zou betreffen. Die piek dreigden zij te missen door uw nadere leveringstop. U kende de historie van het bedrijf en de levensvatbaarheid ervan (blijkens mails van uw medewerkers), dit los van de door de PostNL-activiteiten veroorzaakte negatieve exploitatie. Cliënten waren in grote mate afhankelijk van uw leveringen, c.q. u zette zelfs derden onder druk om (zonder dat er achterstanden waren) cliënten niet meer te leveren (Telegraaf e.d.). Dat laatste kan zelfs als onrechtmatig worden beschouwd.
Op deze wijze heeft u de omstandigheden gecreëerd waarvan u vervolgens misbruik heeft gemaakt door cliënten een overeenkomst te doen ondertekenen waarin zij feitelijk in de nabije toekomst afstand zouden doen van hun in beginsel gezonde (familie)bedrijf. U had bovendien kunnen voorzien dat het beoogde aflossingsschema uit de normale exploitatie niet haalbaar zou zijn. Ondanks dat hebben cliënten op een haar na de achterstand ingelost, hetgeen een prestatie van formaat is.
Op grond van hetgeen u wist of kon weten, had u cliënten van de ondertekening van de overeenkomst van 4 juli 2014 moeten weerhouden. Dit maakt de overeenkomst vernietigbaar. Cliënten roepen bij deze de vernietiging in van de overeenkomst van 4 juli 2014. U kunt cliënten aldus niet meer houden aan de verplichting om de onderneming over te dragen, als die verplichting al zou bestaan.
Voor het geval de overeenkomst van 4 juli 2014 niet vernietigbaar zou zijn, merk ik namens cliënten het volgende op. Cliënte heeft in oktober 2014 contact met u gezocht en toen reeds de winkel aan u te koop aangeboden. In afwijking van hetgeen partijen voor ogen stond in de overeenkomst van 4 juli 2014 bent u onderhandelingen gestart over een koopovereenkomst en een huurovereenkomst met bijbehorende huurprijs.
U heeft onderzoek gedaan naar huurprijzen van panden in de omgeving om daarmee de onderhandelingen over een (lagere) huurprijs dan destijds beoogd (c.q. betaald) kracht bij te zetten, hetgeen ook uit de uitlatingen ter zitting door de heer Dommerholt verder werd bevestigd.
Zodoende is mede door uw eigen toedoen de datum van 1 januari 2015 voor de beoogde overdracht niet gehaald en bent u daarmee definitief in de nakoming van uw verbintenissen tekortgeschoten.
Voor zover de overeenkomst van 4 juli 2014 dan ook niet terecht vernietigd zou zijn, ontbinden cliënten de overeenkomst bij deze zoals bedoeld in art 6:265 BW.
Dit alles betekent in ieder geval voor dit moment dat de Franchiseovereenkomst thans nog steeds van kracht is (verlengd op 16 januari 2015 met 5 jaren).