3.1.[groenonderhoud en bedrijfsdiensten] heeft geen grieven gericht tegen de door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten. Met inachtneming daarvan, kan in dit hoger beroep worden uitgegaan van het volgende.
Partijen hebben op 17 april 2014 een overeenkomst van onderaanneming (hierna: de aannemingsovereenkomst) gesloten waarbij [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] zich als onderaannemer jegens [hoofdaannemer ] als hoofdaannemer heeft verbonden tot het verrichten van hovenierswerkzaamheden (groenonderhoud) in [plaats] (prod. 1 inl. dagv.). De gemeente Maastricht was opdrachtgever van [hoofdaannemer ] .
Artikel 23 van de aannemingsovereenkomst bepaalt voor zover hier van belang als volgt:
“(…) Eventuele kortingen/boetes en/of straffen, opgelegd aan de hoofdaannemer door de opdrachtgever van de hoofdaannemer, en/of het bevoegd gezag, in relatie tot de in deze overeenkomst beschreven uitvoering van werkzaamheden door onderaannemer, worden verhoogd met 20% en doorbelast aan c.q. verrekend met, onderaannemer. (…)”
Op de aannemingsovereenkomst zijn van toepassing de Uniforme Administratieve Voorwaarden 1989 (UAV 1989). Artikel 1 van § 6 (Verplichtingen van de aannemer) bepaalt onder meer dat de aannemer verplicht is al datgene te verrichten, wat naar de aard van de overeenkomst door de wet, de billijkheid of het gebruik wordt gevorderd. In artikel 11 van § 6 is bepaald dat de aannemer geacht wordt bekend te zijn met de voor de uitvoering van het werk van belang zijnde wettelijke voorschriften en beschikkingen van overheidswege en dat de aan de naleving van deze voorschriften en beschikkingen verbonden gevolgen voor zijn rekening zijn.
[groenonderhoud en bedrijfsdiensten] heeft voor de door haar voor [hoofdaannemer ] uitgevoerde werkzaamheden facturen gezonden ten bedrage van € 54.477,35. [hoofdaannemer ] heeft hierop een bedrag van € 4.000,00 betaald.
Tijdens een inspectie op 21 mei 2014 heeft de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW) onder meer geconstateerd dat twee personen (hierna: X en Y) die als vreemdeling in de zin van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) dienden te worden aangemerkt, de hiervoor genoemde hovenierswerkzaamheden verrichtten, zonder dat voor die werkzaamheden een tewerkstellingsvergunning was afgegeven. X en Y waren voor het verrichten van het werk feitelijk ingeschakeld door [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] .
De Inspectie SZW heeft naar aanleiding van de voornoemde inspectie een boeterapport en een aanvullend boeterapport opgesteld en heeft de gemeente Maastricht, [hoofdaannemer ] en [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] in kennis gesteld van haar voornemen om hen bestuurlijke boetes op te leggen wegens overtredingen van de Wav die zij als werkgever in de zin van die wet hebben begaan.
Bij brief van 10 oktober 2014 (prod. 8 inl. dagv.) heeft [hoofdaannemer ] [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] medegedeeld – kort gezegd – dat de Inspectie SZW voornemens was om haar boetes op te leggen ten bedrage van € 33.000,00 en heeft zij [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt als gevolg van de “illegale tewerkstelling” door [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] . Met de brief heeft [hoofdaannemer ] [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] een factuur toegezonden waarmee het bedrag van € 33.000,00, vermeerderd met de in artikel 23 van de aannemingsovereenkomst genoemde procentuele verhoging van 20%, zijnde een bedrag van € 6.600,00, bij [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] in rekening is gebracht.
Bij beschikking van 21 januari 2015 (prod. 1 [hoofdaannemer ] ) heeft de Inspectie SZW [hoofdaannemer ] € 33.000,00 aan boetes opgelegd wegens overtredingen van de Wav, bestaande in het als werkgever laten verrichten van arbeid door vreemdelingen zonder vereiste tewerkstellingsvergunning (boete van € 24.000,00), het niet verstrekken van kopieën van identiteitsbewijzen van deze vreemdelingen aan de gemeente Maastricht (boete van € 4.500,00) en het nalaten van het vaststellen van de identiteit van de vreemdelingen aan de hand van geldige identiteitsdocumenten en het niet opnemen van die documenten in haar administratie (boete van € 4.500,00). Ook [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] en de gemeente Maastricht zijn als werkgever in de zin van de Wav boetes opgelegd wegens overtredingen van die wet.
Bij brief van 27 januari 2015 (prod. 3 [hoofdaannemer ] ) heeft [hoofdaannemer ] [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] medegedeeld dat zij haar vordering inzake de door de Inspectie SZW opgelegde boete van € 33.000,00, vermeerderd met het bedrag van € 6.600,00, verrekent met de resterende vorderingen van [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] op haar. Bij die brief is een door [hoofdaannemer ] gemaakt overzicht gevoegd waarin, naast de voornoemde bedragen, bedragen van € 3.726,00, € 519,00, € 2.083,00 en € 6.158,00 in mindering zijn gebracht op de door [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] aan [hoofdaannemer ] gefactureerde bedragen. Blijkens het overzicht hebben deze laatstgenoemde bedragen betrekking op betalingen door [hoofdaannemer ] aan de Belastingdienst.
[hoofdaannemer ] heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de Inspectie SZW. Op het bezwaar is nog niet beslist.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [groenonderhoud en bedrijfsdiensten] veroordeling van [hoofdaannemer ] tot betaling van voormeld bedrag van € 50.477,35, vermeerderd met rente en kosten. Zij heeft die vordering gebaseerd op de aannemingsovereenkomst.
3.2.2.[hoofdaannemer ] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.