In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een machtiging tot deeltijd uithuisplaatsing van haar minderjarige kind is verleend aan de gecertificeerde instelling (GI). De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.P.F. Rober, verzet zich niet tegen de uithuisplaatsing zelf, maar tegen de specifieke plaatsing bij de familie [informant]. De vader, vertegenwoordigd door mr. S.C.H. Poelman, verzoekt de beschikking te bekrachtigen, en stelt dat de huidige situatie bij hem en de familie [informant] in het belang van de minderjarige is. De mondelinge behandeling vond plaats op 3 november 2015, waarbij de betrokken partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere stukken en de situatie van de minderjarige, die sinds 2011 onder toezicht staat. Het hof overweegt dat de huidige plaatsing bij de familie [informant] positieve effecten heeft op de minderjarige en dat een verandering van deze situatie mogelijk schadelijk zou zijn. Uiteindelijk besluit het hof de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat.