In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 december 2015 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 234 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het incident betreft de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een proceskostenveroordeling die in een eerder vonnis van de rechtbank Oost-Brabant is uitgesproken. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.D. Bakker, had in eerste aanleg een kort geding aangespannen tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. B. Benard, maar zijn vorderingen werden afgewezen. De rechtbank had de appellant in de proceskosten veroordeeld, maar deze veroordeling was niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat de geïntimeerde nu tracht te wijzigen.
De geïntimeerde stelt dat zij belang heeft bij de uitvoerbaarverklaring vanwege haar penibele financiële situatie en een openstaande vordering van € 49.365,- op de appellant. De appellant betwist echter de financiële problemen van de geïntimeerde en stelt dat deze geen recht heeft op de gevorderde uitvoerbaarverklaring. Het hof overweegt dat de belangen van de geïntimeerde zwaarder wegen dan die van de appellant, vooral gezien het feit dat de geïntimeerde recht heeft op de proceskostenveroordeling. Het hof verklaart de proceskostenveroordeling alsnog uitvoerbaar bij voorraad en compenseert de kosten van het incident, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
De zaak is naar de rol verwezen voor arrest in de hoofdzaak, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 december 2015.