In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een omgangsregeling tussen de man en de kinderen is vastgesteld. De vrouw, appellante, is van mening dat de omgangsregeling niet in het belang van de kinderen is, vooral na een geweldsincident op 11 mei 2015, waarbij de kinderen getuige waren. De vrouw heeft de omgangsregeling opgeschort uit angst voor nieuwe incidenten en stelt dat de man agressief is. De man, verweerder, betwist de claims van de vrouw en stelt dat de omgang goed is verlopen en dat de vrouw de regeling zonder gegronde reden niet is nagekomen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgangsregeling opnieuw op te starten onder begeleiding van Juzt. Het hof overweegt dat de omgang tussen de man en de kinderen in het belang van de kinderen is en dat beide ouders verantwoordelijk zijn voor het verbeteren van hun communicatie. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten tussen partijen.