ECLI:NL:GHSHE:2015:5593

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 december 2015
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
20-002072-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van geld door verdachte met psychisch kwetsbaar slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1987, heeft in de periode van 6 tot en met 9 november 2012 te Deurne geld weggenomen van een psychisch kwetsbaar slachtoffer, dat in een begeleide woonvorm woont. De verdachte heeft het slachtoffer onder druk gezet om geld te pinnen van zijn bankrekening. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren geld heeft gepind, waarbij hij gebruik maakte van de bankpas van het slachtoffer. De verdachte heeft in totaal € 1.740,- van de rekeningen van het slachtoffer gepind, wat leidde tot aanzienlijke financiële schade voor het slachtoffer, die onder bewind stond.

De advocaat-generaal vorderde dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte met toestemming van het slachtoffer handelde. Het hof heeft echter geoordeeld dat het verweer van de raadsman niet opging, gezien de gedetailleerde aangifte van het slachtoffer en de ondersteunende bewijsmiddelen, waaronder bankafschriften en camerabeelden.

Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de voorgeschiedenis van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door te verwijzen naar de impact van de daden van de verdachte op het slachtoffer, die financieel kwetsbaar was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002072-15
Uitspraak : 16 december 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 10 december 2014 in de strafzaak met parketnummer
01-148493-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1987,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 6 november 2012 tot en met
9 november 2012 te Deurne met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het hof acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Het hof grondt dat oordeel op onderstaande bewijsmiddelen. [1] [2]

1.

Een proces-verbaal van aangifte voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van [verbalisant 1] afgelegde verklaring van aangever [slachtoffer] : [3]
Ik woon op het adres [adres] te Deurne. Ik woon in een begeleide woonvorm.
Ik heb bankrekeningen op mijn naam staan. Dat betreffen bankrekeningen bij de ABM-AMRO. Het nummer van de lopende rekening is [rekeningnummer 1] en het nummer van de spaarrekening is [rekeningnummer 2] . In totaal had ik € 1.740,- op de spaarrekening staan. Bij die bankrekeningen hoort een bankpasje. Dat bankpasje wordt bewaard in een kluisje bij mij in huis. Op het kluisje zit een code. Deze code is bekend bij de begeleiding.
Sinds kort woont [verdachte] bij mij in huis. Ik ben erg bang voor hem.
Een aantal dagen geleden kwam [verdachte] bij mij in de woning. [verdachte] zei tegen mij dat we geld gingen pinnen. Dat was ergens op een avond. Als u zegt dat dit vermoedelijk op 6 november
(het hof begrijpt: 2012)is geweest, dan kan dat wel kloppen. Ik ben toen met [verdachte] naar het centrum van Deurne gegaan. Toen we die avond bij de pinautomaat aankwamen, hoorde ik dat [verdachte] tegen mij zei dat hij mijn bankpas had. Hij liet mijn bankpas zien. Ik zag meteen dat het inderdaad mijn bankpas was. Ik zag namelijk dat mijn naam en rekeningnummer erop staan. Hij weigerde om de bankpas terug te geven.
Ik zag en hoorde dat [verdachte] echt heel boos werd. [verdachte] schreeuwde dat hij geld wilde pinnen. Ik was erg bang op dat moment.
[verdachte] heeft met mij het saldo bekeken op mijn rekening. [verdachte] zei tegen mij: “Kijk op je saldo en dat geld moet je eraf pinnen!”. Ik heb dat toen ook gedaan. Ik heb toen € 490,- gepind. Ik heb het geld uit de automaat gepakt en meteen aan [verdachte] gegeven. [verdachte] heeft het geld aangepakt. [verdachte] gaf mij € 120,- terug.
Ik zag op mijn afrekeningen tijdens het telebankieren met mijn [begeleider] , dat al het geld van mijn bankrekeningen was gepind. Al het spaargeld van € 1.740,- was van mijn spaarrekening overgeboekt naar mijn lopende rekening en al het geld was daar vanaf gepind. Op de bankafschriften is te zien dat er op:
- 6 november 2012 een bedrag van € 1.000,- overgeschreven is van mijn spaarrekening naar mijn lopende rekening;
- 6 november 2012 om 18.32 uur een geldbedrag van € 490,- gepind werd;
- 7 november 2012 om 00:16 uur een geldbedrag van € 500,- gepind werd;
- 8 november 2012 om 00:23 uur een geldbedrag van € 500,- gepind werd;
- 9 november 2012 om 02.14 uur een geldbedrag van € 250,- gepind werd.
Ik en mijn [begeleider] geven u hierbij twee
print-screensvan mijn bankafschriften. Daar staan de transacties op.
2.
Schriftelijke bescheiden, als bedoeld in artikel 344, eerste lid aanhef en onder 5, van het Wetboek van Strafvordering, zijndeprint-screensvan een digitaal transactieoverzicht van bankrekeningen van de ABN AMRO, voor zover – zakelijk weergegeven - inhoudende [4] :
Rekeningnummer
Soort
Tenaamstelling
[rekeningnummer 1]
betaalrekening
[slachtoffer]
[rekeningnummer 2]
spaarrekening/deposito’s
[slachtoffer]
Bij- en afschrijvingen
boekdatum
Omschrijving
bedrag af
bedrag bij
06-11-2012
[rekeningnummer 2] [slachtoffer] De Waart 26 5701 SE Helmond
€ 1.000,00
06-11-2012
06.11.12/18.32 Markt 10 Deurne, [bankpas]
€ 490,00
07-11-2012
07.11.12/00.16 Markt 10 Deurne, [bankpas]
€ 500,00
08-11-2012
08.11.12/00.23 Dijksestr. 131 Helmond, [bankpas]
€ 500,00
09-11-2012
09.11.12/02.14 Rabobank Peelland Zuid, [bankpas]
€ 250,00
3.
Een (stam)proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant: [5]
Tijdens een ingesteld onderzoek warden de volgende camerabeelden ter beschikking gesteld ten behoeve van het verdere onderzoek:
ABN AMRO: pinautomaat Dijkstraat d.d. 8 november 2012.
ABN AMRO: pinautomaat Deurne centrum d.d. 6 november 2012.
Ad 1: hiervan is foto 1 gemaakt. Op de foto is een pinhandeling verricht. Deze persoon werd door [verbalisant 2] en mij, herkend als [verdachte] , geboren [in het jaar] 1987.
Ad 2: hiervan zijn foto 2 en 3 gemaakt d.d. 6 november 2012.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant: [6]
Op 27 november 2012 werd door [slachtoffer] aangifte gedaan contra verdachte [verdachte]
(het hof: zie bewijsmiddel 1). Aangever heeft verklaard dat hij onder bedreiging geld van zijn bankrekening heeft gepind en dat heeft moeten afstaan aan [verdachte] .
Tijdens het onderzoek werden camerabeelden verkregen van deze pinhandelingen.
Foto 1
Op foto 1 is zichtbaar een persoon die geld aan het pinnen is. Deze persoon herken ik als de mij ambtshalve bekend zijnde [verdachte] , geboren op 14 april 1987, wonende aan de [adres] te Deurne. Ik, verbalisant, herken [verdachte] vanuit mijn functie als wijkagent in de wijk Koolhof te Deurne. [verdachte] woont in die wijk. Ik herken [verdachte] aan zijn opvallende gezicht.
Foto 2
Op foto’s 2 en 3 zijn twee personen zichtbaar die klaarblijkelijk geld pinnen bij de pinautomaat van de ABN-AMRO bank aan de Markt te Deurne.
Eén van de personen, te weten de persoon die op de voorgrond staat en kennelijk geld pint, herken ik als de mij ambtshalve bekende aangever [slachtoffer] . De uiterlijke kenmerken van de persoon op de achtergrond lijken op die van verdachte [verdachte] .
5.
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de verbalisant: [7]
Op 10 januari 2013 heb ik een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden. Naar aanleiding van een aangifte d.d. 27 november 2012
(het hof: zie bewijsmiddel 1)werd mij een videofragment getoond waarop een persoon te zien is die geld aan het pinnen was bij een pinautomaat.
De persoon die geld aan het pinnen was, herken ik duidelijk als de mij ambtshalve bekende [verdachte] , geboren op [in het jaar] 1987 te [geboorteplaats] .
[verdachte] heeft voordat hij in [woonplaats] kwam wonen in Helmond gewoond, waar ik regelmatig tijdens mijn dienst met hem van doen had.

6.

Een proces-verbaal van verhoor voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van [verbalisant 3] afgelegde verklaring van [getuige 1] : [8]
Ik woon op de [adres] te Deurne. Ik woon daar samen met [slachtoffer] en [verdachte]
Ik heb gehoord dat [verdachte] geld heeft gepind van de rekening van [slachtoffer] .
De bankpas lag in een kluis. [betrokkene 1] zou de code hebben afgekeken en toen zou hij de code aan [verdachte] hebben gegeven. [verdachte] had de bankpas van [slachtoffer] en is met hem naar de pinautomaat gegaan om te pinnen. Vervolgens hebben zij geld gepind en heeft [verdachte] geld gehouden.
Ik heb dit gehoord van [betrokkene 1] , [slachtoffer] en [verdachte] zelf.
Op dezelfde dag hoorde ik van [verdachte] dat het gelukt was met het pinnen van geld van de rekening van [slachtoffer] .

7.

Een proces-verbaal van verhoor voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als de ten overstaan van [verbalisant 4] afgelegde verklaring van verdachte: [9]
Ik heb via een pasreader geld overgemaakt van de spaarrekening van [slachtoffer] naar de lopende rekening van [slachtoffer] .
Ik heb twee keer € 500,- gepind.
Na die tweede keer pinnen heb ik nog een derde keer gepind. Die derde keer heb ik € 250,- gepind.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De raadsman heeft ten verweer heeft betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het gepinde geld van aangever [slachtoffer] zich
wederrechtelijkheeft toegeëigend. De raadsman heeft in dit verband (onder meer) verwezen naar de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende dat hij met toestemming en op uitdrukkelijk verzoek van [slachtoffer] geld heeft gepind en [slachtoffer] ook een deel van het geld heeft gegeven. In het dossier bevinden zich aanknopingspunten die deze verklaring ondersteunen, aldus de raadsman.
Naar het oordeel van het hof vindt dit verweer zijn weerlegging in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in het bijzonder de aangifte van [slachtoffer] (bewijsmiddel 1). Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid of betrouwbaarheid van deze gedetailleerde aangifte. Immers, wordt deze aangifte zowel ondersteund door de rekeningoverzichten (bewijsmiddel 2), de foto’s waaruit blijkt dat verdachte één keer met [slachtoffer] en één keer alleen geld heeft gepind bij pinautomaten die voorkomen op de transactieoverzichten (bewijsmiddel 3-5) en de (de-auditu) verklaring van [getuige 1] (bewijsmiddel 6).
Het hof heeft daarentegen wel redenen om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van verdachte, voor zover aangehaald door de raadsman, nu deze in strijd is met de bewijsmiddelen. Het verwijst in dit verband (onder meer) naar zijn verklaring dat hij alle vier de keren alleen is wezen pinnen met de pas van [slachtoffer] (p. 37), hetgeen in strijd is met de camerabeelden bij de ABN AMRO in het centrum van Deurne gemaakt op 6 november 2012. Daaruit blijkt dat [slachtoffer] tijdens de transactie direct voor de pinautomaat stond, terwijl verdachte dat moment achter/naast hem stond (bewijsmiddel 3 en 4).
Het hof verwerpt dan ook verweer van de raadsman.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 6 november 2012 tot en met 9 november 2012 te Deurne met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld, toebehorende aan [slachtoffer] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft met een behulp van een pinpas meerdere keren geld gepind van de rekening van een huisgenoot. In een periode van drie dagen heeft verdachte de rekeningen van het slachtoffer volledig leeggehaald.
Bij de ernst van het feit heeft het hof meegewogen dat:
- uit het dossier blijkt dat verdachte het slachtoffer onder druk heeft gezet, dit terwijl verdachte wist dat sprake was van een psychisch kwetsbaar persoon.
- het slachtoffer, zijnde een persoon met een beperkte financiële draagkracht- immers, ten tijde van het delict had hij een bewindvoerder - behoorlijke financiële schade heeft opgelopen.
Het hof heeft voorts ten bezware van de verdachte acht geslagen op de inhoud van een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 oktober 2015, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld, waaronder voor vermogensdelicten.
Tot slot heeft het hof bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte – voor zover dat is gebleken uit het dossier – alsmede met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Bij het bepalen van de duur van de straf heeft het hof acht geslagen op rechterlijke uitspraken met betrekking tot feiten, die met het onderhavige geval (grosso modo) vergelijkbaar zijn. Gelet hierop is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat impliceert dat niet kan worden volstaan met de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf, nu daarin de ernst en aard van het feit, de schade voor het slachtoffer en de justitiële voorgeschiedenis van verdachte onvoldoende tot uitdrukking komen.
Alles overziende is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. A.R.O. Mooy en mr. T.A. de Roos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl, griffier,
en op 16 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.M.G. Smit en mr. T.A. de Roos zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna volgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
2.In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het
3.Zie het proces-verbaal van aangifte d.d. 27 november 2012, pagina’s 14-17.
4.Zie de
5.Zie het (stam)proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2013, pagina 9.
6.Zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2013, pagina 25.
7.Zie het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2013, pagina 24.
8.Zie het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 maart 2013, pagina’s 44 en 45.
9.Zie het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 maart 2013, pagina’s 35-39.