Het hof overweegt het navolgende.
Uit de brief van [werkgeefster] van 19 juni 2013 blijkt dat de vrouw tot en met november 2011 ten onrechte salaris heeft ontvangen tot een bedrag van € 7.391,41 en dat [werkgeefster] verzoekt dit bedrag terug te betalen.
In artikel 1:94 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat verknochte goederen en schulden slechts in de huwelijksgoederengemeenschap vallen voor zover de verknochtheid zich hiertegen niet verzet.
De vraag of een schuld, wegens het hoogstpersoonlijke karakter daarvan, in afwijking van de hoofdregel van art. 1:94 lid 1 in verband met lid 5 aanhef BW aan een der echtgenoten is verknocht en daarom op de voet van art. 1:94 lid 3 BW niet in de gemeenschap valt, kan niet in haar algemeenheid worden beantwoord. De beantwoording is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder met name de aard van die schuld, zoals deze mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald.
De onderhavige schuld is ontstaan door onrechtmatig handelen van de vrouw. De vrouw heeft ter zitting gesteld dat het van [werkgeefster] ontvangen bedrag is gestort op de Marokkaanse bankrekening ten name van de man (het betreft omgerekend een totaal bedrag van 88.800,- dirham), dat partijen van dat bedrag deels hebben geleefd en dat dit bedrag deels op de Marokkaanse bankrekening is achtergebleven. Het hof stelt vast dat uit het door de vrouw ter zitting overgelegde en in het Nederlands vertaald bankafschrift van de Marokkaanse bankrekening een boeking blijkt op 28 februari 2012 van 88.800,- dirham. De man heeft deze stellingen van de vrouw weliswaar betwist, maar hij heeft ter zitting geen andere aannemelijke en onderbouwde verklaring gegeven voor de bron van de storting van 88.800 dirham. Het hof acht het daarom voldoende aannemelijk dat de ontvangen bedragen van [werkgeefster] (deels) op de Marokkaanse bankrekening zijn gestort en/of dat die gelden (deels) in de huishouding zijn gevloeid en waarvan de man dus heeft meegeprofiteerd. Gezien het voorgaande is niet aannemelijk gemaakt dat de schuld als zodanig verknocht dient te worden aangemerkt, dat die schuld niet in de gemeenschap van goederen valt. Hiermee ontvalt ook de grond voor het beroep van de man op de redelijkheid en billijkheid om de schuld buiten de gemeenschap te laten.
De stelling ter toelichting van de incidentele grief van de vrouw, dat de man hetgeen van [werkgeefster] teveel is ontvangen alleen voor zichzelf heeft besteed, is evenmin aannemelijk gemaakt. Immers, het enkele feit dat de man in juli 2013 90.000 dirham zou hebben opgenomen brengt - gelet op het tijdsverloop tussen ontvangst van het onterecht genoten salaris en deze opname - zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, niet mee dat het opgenomen bedrag geheel overeenstemt met het bedrag van het te veel ontvangen salaris van de vrouw betreft. Hiermee ontvalt de grond aan het verzoek van de vrouw.
Het voorgaande leidt tot verwerping van de betreffende grief van de man en de vrouw en tot afwijzing van het dienaangaande door hen verzochte.