Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant, die op 27 maart 2015 de bezwaren van belanghebbende tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen niet-ontvankelijk heeft verklaard. De aanslagen zijn opgelegd aan [A], voor wie een rechtsvermoeden van overlijden is uitgesproken. Belanghebbende heeft geen verklaring van erfrecht overgelegd, waardoor niet vastgesteld kon worden of zij beroepsgerechtigde is in de zin van artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Het Hof oordeelt dat belanghebbende geen rechtsgeldig bezwaar kan maken tegen de aanslagen, omdat zij niet voldoet aan de vereisten van beroepsgerechtigdheid. De Inspecteur heeft de bezwaren terecht niet-ontvankelijk verklaard, en het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank. De zitting vond plaats op 5 februari 2016, waarbij belanghebbende niet ter zitting verscheen vanwege een overlijden. Het Hof concludeert dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd en dat er geen redenen zijn voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.