6.2.Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
6.2.1.Op 7 november 2008 is [appellant] eigenaar geworden van een tiental percelen, gelegen in [woonplaats] , aan [het adres 1] , [het adres 2] , [het adres 3] , [het adres 4] en aan [het adres 5] . Hij kocht de percelen van zijn twee broers [broer 1 van appellant] en [broer 2 van appellant] , die de voormelde percelen op 31 oktober 2008 in eigendom hadden verkregen. Bij de eigendomsoverdracht aan [appellant] werd gebruik gemaakt van de zogenaamde Amev-constructie: tegelijk met de verkoop aan [appellant] werden de percelen aan de verkopers, [broer 1 van appellant] en [broer 2 van appellant] , verpacht. De door [appellant] te betalen koopprijs werd daardoor lager, namelijk gebaseerd op de waarde in verpachte staat.
6.2.2.In de loop van 2009 heeft [geïntimeerde] aan de gebroeders [gebroeders] kenbaar gemaakt dat hij graag een deel van de hiervoor bedoelde percelen, namelijk vier perceeltjes aan [het adres 1] (aan welke dijk [geïntimeerde] woonachtig was) wilde kopen, te weten de percelen die kadastraal zijn aangeduid (na omnummering) met [perceelnummer] , [perceelnummer] , [perceelnummer] en [perceelnummer] , in totaal groot 99 are en 60 ca (hierna ook aan te duiden als: de vier percelen), dit voor een koopprijs van € 2,- per m2.
De vier percelen vallen in het bestemmingsplan “ [gemeente] Buiten” onder de bestemming “waardevolle dijk”, hetgeen volgens het bestemmingsplan betekent dat de gronden primair bestemd zijn voor het behoud en de versterking van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden. [geïntimeerde] wenste de vier percelen te kopen om de natuurwaarde daarvan te versterken, in het bijzonder van perceel [perceelnummer] (De Weel). Omdat De Weel in het verleden als stortplaats was gebruikt diende sanering van het perceel (en van het naastgelegen perceel [perceelnummer] dat eigendom van [appellant] zou blijven) plaats te vinden. [geïntimeerde] heeft, samen met [appellant] en [broer 2 van appellant] gesprekken gevoerd met gemeente en provincie over de sanering van de percelen [perceelnummer] en [perceelnummer] , waarbij afgesproken is dat eigendomsoverdracht van de vier percelen aan [geïntimeerde] zou plaatsvinden ná de sanering.
De sanering heeft, op kosten van de provincie, plaatsgevonden in 2009 en 2010. Na de sanering heeft [geïntimeerde] (op zijn kosten) het perceel [perceelnummer] heringericht: er is een weilandje, een vleermuizenverblijf en een oeverzwaluwwand aangelegd; de stichting Zeeuws Landschap heeft een picknickbank geplaatst.
6.2.3.Na de sanering en herinrichting is – op basis van informatie van [appellant] – door notaris [notaris] een concept-leveringsakte gemaakt met betrekking tot de percelen [perceelnummer] , [perceelnummer] en [perceelnummer] , gedateerd 13 mei 2011. In de concept-akte is vermeld dat de percelen worden overgedragen in verpachte staat. [geïntimeerde] heeft hiertegen bezwaar gemaakt: hij stelt zich op het standpunt dat hij de percelen in onverpachte staat heeft gekocht. [appellant] heeft dit standpunt bestreden.
6.2.4.[geïntimeerde] heeft [appellant] in rechte betrokken. Hij vorderde in eerste aanleg (na wijziging van eis en samengevat) dat [appellant] wordt veroordeeld:
primair:- tot levering van de percelen, gemeente [gemeente] , sectie [sectieletter] , nummers [perceelnummer] , [perceelnummer] , [perceelnummer] , [perceelnummer] ,
vrij van pacht en/of andere aanspraken tot gebruik, en leeg, ontruimd en onbelast op straffe
van een dwangsom van € 5.500,- met een maximum van € 55.000,-;
- op voet van art. 3:300 BW te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de notariële
leveringsakte;
subsidiair:
- tot betaling van € 55.000,- vermeerderd met wettelijke rente en tot betaling van € 39.000,-
met wettelijke rente;
primair en subsidiair:
- tot betaling van € 1.788,- aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
6.2.5.[appellant] vorderde in eerste aanleg in reconventie dat [geïntimeerde] wordt geboden de door hem verrichte herinrichtingswerkzaamheden – het plaatsen van een picknickbank, het aanleggen van een oeverzwaluwwand en het creëren van een vleermuizenverblijf – op perceel [perceelnummer] ongedaan te maken en deze picknickbank, oeverzwaluwwand en dit vleermuizenverblijf te verwijderen op straffe van een dwangsom.
6.2.6.De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 13 februari 2013 [geïntimeerde] toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat hij op 26 september 2009 van [appellant] de vier percelen vrij van pacht heeft gekocht voor € 2,- per m2. [geïntimeerde] is voorts in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat dat de werkzaamheden waarvan hij subsidiair betaling vordert door hem in opdracht van [appellant] zijn verricht.
Bij eindvonnis van 10 juli 2013 heeft de rechtbank [geïntimeerde] geslaagd geacht in het bewijs van zijn stelling dat hij op 26 september 2009 van [appellant] de vier percelen vrij van pacht heeft gekocht voor € 2,- per m2. De rechtbank heeft vervolgens in conventie [appellant] veroordeeld om de vier percelen binnen twee maanden aan [geïntimeerde] te leveren, vrij van pacht en of andere aanspraken tot gebruik, leeg en ontruimd en onbelast tegen betaling van € 2,- per m2. De rechtbank heeft verder bepaald dat, indien [appellant] in gebreke blijft met voormelde levering, het vonnis in de plaats treedt van de notariële akte tot levering. [appellant] is in de proceskosten veroordeeld. Het meer of anders in conventie gevorderde is door de rechtbank afgewezen, evenals het in reconventie gevorderde.
6.2.7.[appellant] kan zich niet verenigen met deze uitkomst en is in hoger beroep gekomen. [geïntimeerde] heeft incidenteel geappelleerd, dit voorwaardelijk, namelijk voor het geval één van de grieven van [appellant] zou slagen.
6.2.8.Levering van de vier percelen heeft plaatsgevonden op 12 september 2014 doordat [geïntimeerde] het eindvonnis heeft doen inschrijven in het kadaster.
6.3.1.[appellant] heeft in hoger beroep zijn (reconventionele) vordering gewijzigd. Hij vordert thans (samengevat):
primair:
- voor recht te verklaren dat tussen hem en [geïntimeerde] geen koopovereenkomst is tot stand
gekomen;
- veroordeling van [geïntimeerde] tot teruglevering van de vier percelen door het verlenen van
medewerking aan het passeren van de leveringsakte, dit op verbeurte van een dwangsom;
- [geïntimeerde] te gebieden om de door hem verrichte herinrichtingswerkzaamheden op het
perceel [perceelnummer] ongedaan te maken, dit op verbeurte van een dwangsom;
- [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten in beide instanties;
subsidiair:
- voor recht te verklaren dat tussen partijen een koopovereenkomst is tot stand gekomen met
vaststelling van de volledige inhoud van die overeenkomst zoals door hem is uiteengezet
onder randnummer 7.6 en verder van zijn memorie van grieven;
- die overeenkomst te vernietigen wegens wederzijdse dwaling (artikel 6:228 lid 1 sub c BW)
met veroordeling van [geïntimeerde] tot teruglevering van de vier percelen door het verlenen
van medewerking aan het passeren van de leveringsakte, dit op verbeurte van een
dwangsom;
- [geïntimeerde] te gebieden om de door hem verrichte herinrichtingswerkzaamheden op het
perceel [perceelnummer] ongedaan te maken, dit op verbeurte van een dwangsom;
- [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten in beide instanties;
meer subsidiair:
- voor recht te verklaren dat tussen partijen een koopovereenkomst is tot stand gekomen met
vaststelling van de volledige inhoud van die overeenkomst zoals door hem is uiteengezet
onder randnummer 7.6 en verder van zijn memorie van grieven;
- [geïntimeerde] te veroordelen tot volledige nakoming van de inhoud van deze overeenkomst,
dit op verbeurte van een dwangsom;
- [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
6.3.2.[geïntimeerde] heeft bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging. Volgens hem gaat het om geheel nieuwe (reconventionele) vorderingen in hoger beroep, hetgeen niet is toegestaan. Hij acht de eiswijziging verder in strijd met een goede procesorde omdat hem ten aanzien van de nieuwe vorderingen een instantie wordt onthouden en omdat hij in zijn verdediging wordt bemoeilijkt.
6.3.3.Het hof verwerpt deze bezwaren van [geïntimeerde] . Ingevolge artikel 353 lid 1 jo artikel 130 lid 1 Rv kan de oorspronkelijk eiser ook in hoger beroep zijn eis wijzigen of vermeerderen. Daaraan is inherent dat op nieuwe vorderingen slechts in één feitelijke instantie wordt beslist.
Van strijd met een goede procesorde is naar het oordeel van het hof geen sprake: de nieuwe vorderingen hebben betrekking op feitelijkheden waaromtrent ook in eerste aanleg is gedebatteerd. [geïntimeerde] heeft alle gelegenheid gekregen - en daar ook gebruik van gemaakt, gezien MvA punten 13.1 tot en met 13.24 (p. 17-23) - om zich tegen de nieuwe vorderingen in hoger beroep te verweren.
6.3.4.Ook [geïntimeerde] heeft in (voorwaardelijk) incidenteel appel zijn eis gewijzigd. Zijn vordering in hoger beroep luidt (samengevat):
primair
- veroordeling van [appellant] tot levering van de vier percelen tegen € 2,- per m2, geheel
vrij van pacht en/of andere aanspraken tot gebruik en leeg, ontruimd en onbelast, dit op
verbeurte van een dwangsom van € 9.500,- voor elke overtreding en/of voor elke dag of
gedeelte daarvan dat [appellant] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 95.000,-;
- te bepalen dat het arrest van het hof geheel of gedeeltelijk in de plaats treedt van de
notariële leveringsakte;
subsidiair:
- veroordeling van [appellant] tot betaling van € 55.000,- vermeerderd met wettelijke
rente en tot betaling van € 39.000,- met wettelijke rente;
primair en subsidiair:
- veroordeling van [appellant] in de proceskosten van beide instanties.
6.3.5.Tegen de eiswijziging van [geïntimeerde] is geen bewaar aangevoerd. Ook deze eiswijziging is niet in strijd met een goede procesorde.
Het hof zal recht doen op de vorderingen over en weer zoals ze zijn geformuleerd in hoger beroep.
Uit het navolgende blijkt dat aan de voorwaarde waaronder het incidenteel appel is ingesteld, wordt voldaan. Het hof zal om die reden ook het incidenteel appel in de beoordeling betrekken.