In deze zaak heeft Hypocasa B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Limburg, waarin haar vordering tot betaling van bemiddelingskosten werd afgewezen. Hypocasa vorderde een bedrag van € 3.240,-, inclusief buitengerechtelijke kosten en proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering was gebaseerd op de stelling dat zij in opdracht van de geïntimeerde werkzaamheden had verricht met betrekking tot hypotheekadvies en bemiddeling. De geïntimeerde heeft verweer gevoerd, maar heeft in hoger beroep geen verweer gevoerd tegen de stellingen van Hypocasa.
Het hof heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van opdracht was tussen Hypocasa en de geïntimeerde, waarin de werkzaamheden en de beloning voor de dienstverlening waren vastgelegd. Het hof oordeelde dat Hypocasa de werkzaamheden had verricht zoals beschreven in de overeenkomst. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van Hypocasa toe, met uitzondering van een deel van het gevorderde bedrag dat niet onderbouwd was. De geïntimeerde werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van een goede onderbouwing van vorderingen in civiele procedures en de rol van de rechter in het beoordelen van de bewijsvoering en de stellingen van partijen. Het hof heeft de vordering tot wettelijke rente over de proceskosten toegewezen en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.