In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de Rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2009, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.683 had. Belanghebbende had in haar aangifte een bedrag van € 22.312 aan specifieke zorgkosten opgevoerd, maar de Inspecteur heeft slechts een bedrag van € 7.288 aan zorgkosten geaccepteerd. Belanghebbende heeft in hoger beroep geen nadere onderbouwing gegeven voor de door haar geclaimde hogere zorgkosten. Het Hof heeft vastgesteld dat de bewijslast bij belanghebbende ligt en dat zij niet heeft aangetoond dat de uitgaven voor specifieke zorgkosten op haar drukken. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De beslissing is genomen op 28 april 2016.