ECLI:NL:GHSHE:2016:2008

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
20-000765-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch inzake poging tot afpersing en wapenbezit

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor poging tot afpersing en het in strijd handelen met de Wet wapens en munitie. De feiten dateren van 12 augustus 2011, toen de verdachte samen met een medeverdachte de aangeefster bedreigde met een vuurwapen en haar dwong tot het afgeven van een geldbedrag van ongeveer 70.000 euro. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het in bezit hebben van verschillende vuurwapens en munitie, die zijn aangetroffen in zijn woning in Duitsland. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. In hoger beroep heeft de verdediging betoogd dat de tenlastelegging niet correct was en dat de verdachte niet in zijn verdediging was geschaad. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte wel degelijk schuldig is aan de tenlastelegging. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen en de gevangenisstraf bevestigd. De verdachte is ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de bedreiging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000765-12
Uitspraak : 23 mei 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 februari 2012 in de strafzaak met parketnummer 01-825432-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortegegevens],
wonende te [woongegevens].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
Feit 1 primair:
“Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.”, gepleegd op 12 augustus 2011;
Feit 2:
“Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.”
en
“Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.”
en
“Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie”,
gepleegd op 12 augustus 2011,
Feit 3:
“in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.”, gepleegd in de periode van 1 juli 2011 tot en met 12 augustus 2011;
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
Daarnaast zijn door de rechtbank beslissingen genomen op de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] en omtrent het beslag.
Omvang van het hoger beroep
De verdediging heeft betoogd dat de rechtbank in haar tussenbeslissing van 9 februari 2012 ten onrechte de vordering tot wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Wetboek van Strafvordering heeft toegewezen. Door deze toewijzing zou de tenlastelegging niet meer overeenstemmen met het bevel tot bewaring gegeven door de rechter-commissaris en de daarop volgende bevelen gevangenhouding omdat daarin geen overtreding van de Opiumwet was opgenomen. De verdediging heeft verzocht alsnog de vordering tot wijziging af te wijzen en het appel te beperken tot de feiten onder 1 en 2 van de gewijzigde tenlastelegging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Voor de terechtzitting in eerste aanleg op 25 november 2011 is aan verdachte een voorlopige dagvaarding uitgebracht als bedoeld in artikel 261, lid 3, Wetboek van Strafvordering. Aan verdachte was daarbij een viertal feiten ten laste gelegd, te weten: bedreiging (feit 1), overtreding Wet wapens en munitie (feiten 2 en 4) en mishandeling
(feit 3). Het bevel tot bewaring en de daaropvolgende bevelen gevangenhouding omvatten dezelfde feiten.
Ter terechtzitting van 9 februari 2012 heeft de rechtbank een vordering van de officier van justitie tot wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Wetboek van Strafvordering toegewezen. In de vordering wijziging tenlastelegging werd aan verdachte een drietal feiten ten laste gelegd te weten: poging tot afpersing (feit 1), overtreding
Wet wapens en munitie (feit 2) en overtreding van de Opiumwet (feit 3). Laatstgenoemd feit werd niet vermeld op het bevel tot bewaring en de daaropvolgende bevelen gevangenhouding.
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 februari 2012 blijkt niet dat verdachte en diens raadsman bezwaar hebben gemaakt tegen voormelde, reeds voor de zitting aan de verdedigingtoegezonden, vordering tot wijziging van de tenlastelegging. Van enig bezwaar blijkt evenmin uit de aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehechte pleitnota van de raadsman.
Het hof is van oordeel dat het verweer strekkende tot het (alsnog) afwijzen van de vordering tot aanpassing van de tenlastelegging - om reden dat de ter terechtzitting van 9 februari 2012 gewijzigde tenlastelegging niet overeenstemde met de daaraan voorafgaande bevelen tot bewaring en gevangenhouding – dient te worden verworpen, reeds omdat de verdachte door het gestelde verzuim niet geacht kan worden in zijn verdediging te zijn geschaad, aangezien verdachte op genoemde terechtzitting werd bijgestaan door een raadsman en deze blijkens
's hofs vaststelling aldaar geen bezwaar kenbaar heeft gemaakt tegen de gevorderde wijziging van de tenlastelegging.
Maar ook voor het overige is het hof van oordeel dat van enig verzuim geen sprake is en de vordering tot wijziging door de rechtbank op juiste gronden is toegewezen. Immers niet kan worden gezegd dat door de wijziging elk verband tussen de feiten die overeenkomstig het bevel bewaring en de daarop gebaseerde bevelen gevangenhouding zijn opgenomen in de voorlopige tenlastelegging en die in de gewijzigde tenlastelegging zijn opgenomen ontbreekt. Uit het onderliggende dossier volgt immers dat de overtreding van de Opiumwet is vastgesteld tijdens een doorzoeking in verband met de op de voorlopige tenlastelegging opgenomen overtreding van de Wet wapens en munitie. De eveneens op de voorlopige tenlastelegging voorkomende bedreiging en mishandeling waren bovendien gerelateerd aan een Opiumwetdelict.
Gelet op het vorenstaande wordt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen verworpen en is feit 3 eveneens aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen, de verdachte ter zake de feiten 1 primair, 2 en 3 zal veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de advocaat-generaal toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,- met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft het beslag heeft de advocaat-generaal zich geschaard achter het oordeel van de rechtbank.
Ontvankelijkheid Openbaar ministerie in de strafvervolging
De verdediging heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat van een voor verdachte eerlijke behandeling van de zaak geen sprake is geweest nu het strafdossier in eerste aanleg incompleet was. Het betreft met name de weglating van een gespreksverslag waardoor de rechtbank – aldus de verdediging - op grond van een onjuist beeld van de werkelijkheid zich een oordeel heeft gevormd. Het recht op een eerlijk proces, zoals neergelegd in artikel 6 van het EVRM, is naar de mening van de verdediging zodanig grof en onherstelbaar in het gedrang gekomen dat dit tot het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie in de strafvervolging van verdachte zou moeten leiden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis van 23 februari 2012 (pagina 12) ten aanzien van feit 2 onder meer overwogen:
“Volgens verdachte zou een man de ruimte, waarin voornoemde voorwerpen(hof: wapens en munitie)
werden aangetroffen, hebben gehuurd en hebben kunnen afsluiten, zodat verdachte geen toegang had tot deze ruimte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze verklaring niet aannemelijk gemaakt.Verdachte heeft zich niet willen uitlaten over de identiteit van deze huurder(onderstreping hof)
.”
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep op 23 oktober 2012 is het navolgende opgenomen (blz. 4):
“Het verzoek van de raadsvrouw wordt toegewezen.(..) Op pagina 1469 van het dossier staat een verhoor van verdachte(toevoeging hof: verhoor van verdachte van 19 augustus 2011)
. In dat verhoor geeft de verdachte de politie een beschrijving van de huurder van een deel van zijn loods. Op enig moment toont de politie de verdachte een foto met de vraag of het wellicht de op de foto getoonde persoon is. Het hof wil weten hoe dat kan, met andere woorden: op basis waarvan wordt de betreffende foto getoond. Dat kan in de vorm van een aanvullend proces-verbaal.”
Uiteindelijk is naar aanleiding van het vorenstaande door het openbaar ministerie een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 februari 2013 (proces-verbaalnummer PL2233 2011119760-190) ingebracht met daaraan gehecht een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2011 (proces-verbaalnummer PL2233 2011119760-32) inhoudende een verslag van een gesprek tussen verdachte en de verbalisanten [verbalisanten] op
14 augustus 2011 omstreeks 12:40 uur. Dit gespreksverslag houdt – voor zover van belang – onder meer de navolgende passages in:
“De verdachte was op zijn zwijgrecht gewezen en werd gehoord over het feit dat er verklaard was dat hij springstof in bezit zou hebben.(..) Nadat verdachte in eerste instantie aangaf dat hij geen springstof in bezit had verklaarde hij daarna dat hij inderdaad springstof had gekocht(..). Vervolgens verklaarde verdachte (..)..wel te willen zeggen wie de man was..(..).
Wij verbalisanten hoorden dat de verdachte verklaarde: “Ik heb iemand leren kennen via via, en die vroeg aan mij of ik interesse had in springstof. Deze man kon ook 100 kalashnikovs leveren.”
Vervolgens hebben wij verbalisanten gevraagd of we nog op een andere manier aan de identiteit van de verdachte konden komen. Waarop de verdachte zei: “Je zou kunnen posten voor mijn bedrijfspand. Daar komt hij wel eens om wat dingen te bewerken.”
“Hij graveert er wel eens wapens, zijn spullen liggen in die kast onder de trap.”
Daar wij(hof: verbalisanten)
deze kast op zaterdag 13 augustus niet hadden aangetroffen werd er door ons verbalisanten gevraagd om de spullen in de kast te omschrijven. Waarop de verdachte verklaarde:
“Die kast zit om de hoek bij de trap als je achter de balie langs loopt. Er kunnen wat spullen voor staan. Die kast verhuur ik voor 500 euro per maand (..)”.
Door ons verbalisanten werd gevraagd of hij de voornaam van de man wilde zeggen.
Hierop antwoordde verdachte:
“Ik geloof dat hij [naam] heet. Hij is denk ik 60 jaar oud en “jullie” (de politie) moeten hem wel kennen. Hij woont “op” [plaats].” Ik verbalisant [verbalisant] vroeg aan verdachte wat “op [plaats]” betekende. Waarop de verdachte antwoordde dat hij bedoelde dat de man in [plaats] zou wonen.
Wij verbalisanten zijn na kort overleg wederom naar het perceel gelegen aan de [adres] terug gegaan waarop in de omschreven kast een groot aantal wapens en munitie werden aangetroffen en in beslaggenomen.”
Uit voornoemd proces-verbaal van bevindingen van 18 februari 2013
(proces-verbaalnummer PL2233 2011119760-190) volgt dat naar aanleiding van voornoemd gespreksverslag een nader onderzoek door de politie werd ingesteld waarna de vermoedelijke personalia van de door verdachte genoemde persoon werden achterhaald, te weten [naam]. Een foto van deze [naam] is vervolgens tijdens het verhoor op 19 augustus 2011 (dossierpagina 1469) aan verdachte getoond waarop verdachte de vraag of op die foto de door verdachte genoemde persoon is afgebeeld, bevestigend heeft beantwoord.
Tevens wordt in het proces-verbaal van bevindingen aangegeven dat het gespreksverslag volgens de inhoudsopgave van het dossier normaliter bij de stukken zou moeten zitten maar daar dus niet bij zat.
Het hof stelt wel vast dat op meerdere plaatsen in het dossier blijkt dat er op
14 augustus 2011 een gesprek tussen verdachte en verbalisanten heeft plaatsgevonden en dat daarvan verslag is gemaakt. Zo wordt in het dossier (pagina 309) melding gemaakt van voormeld gespreksverslag en wordt daarvan ook de korte inhoud weergegeven. Weergegeven wordt dat verdachte de naam van de man genaamd [naam] noemt aan wie hij een kast in zijn bedrijfspand verhuurde. Niet wordt weergegeven dat verdachte aangeeft waar deze kast zich bevindt en dat naar aanleiding van deze informatie opnieuw een doorzoeking van het bedrijfspand heeft plaatsgevonden en de identiteit van [naam] bekend is geworden.
Beoordeling van het verweer
Voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie als sanctie is volgens het arrest inzake Zwolsman slechts plaats, indien sprake is van 'ernstige inbreuken op beginselen van de behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan'. Dit betekent dat een onrechtmatigheid dient te worden vastgesteld, dat de belangen van de verdachte in deze zaak dienen te zijn getroffen en dat zulks is vastgesteld en dat doelbewust of met grove verwaarlozing van die belangen aan een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan.
Ingevolge het arrest inzake Karman kan in hoge uitzondering, ook indien geen verwijtbaarheid bestaat en verdachte niet daadwerkelijk in zijn belangen is getroffen, plaats zijn voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Daarvan is sprake, indien ernstige schending is vastgesteld van een zo fundamenteel beginsel van een behoorlijke procesorde, dat daarmee het wettelijk systeem in zijn kern wordt geraakt.
De uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) in de zaak Kahn vs het Verenigd Koninkrijk (12 mei 2000) geeft aan dat aan de eis van eerlijkheid van de strafprocedure is voldaan wanneer de strafprocedure 'as a whole' (in zijn geheel) eerlijk is.
Met betrekking tot de dossiervorming gelden, voor zover relevant, de volgende uitgangspunten. Voor zover het gaat om stukken die van invloed kunnen zijn op het bewijs, wordt volgens vaste jurisprudentie aangenomen dat het de verantwoordelijkheid van de officier van justitie is de processtukken behelzende de resultaten van het opsporingsonderzoek aan het dossier toe te voegen. Het betreft stukken die redelijkerwijze van belang kunnen zijn in voor de verdachte zowel belastende als ontlastende zin. De rechter kan vervolgens ambtshalve, hetzij op verzoek van de verdediging dan wel op vordering van het openbaar ministerie alsnog de toevoeging van bepaalde stukken aan het dossier gelasten (zie LJN:AB9820, Hoge Raad, 7 mei 1996; LJN ZD0618, Hoge Raad,
21 januari 1997; LJN: AB1517, Hoge Raad 8 mei 2001).
Inmiddels is deze rechtspraak gecodificeerd in artikel 149a Wetboek van Strafvordering.
Het niet of te laat toevoegen van stukken aan het dossier kan onder omstandigheden een schending van beginselen van een behoorlijke procesorde opleveren (zie LJN: AC7668, Hoge Raad 22 juni 1982; LJN: ZD1451, 16 november 1999), terwijl de weigering van het openbaar ministerie tot het opvolgen van een tot voeging van stukken strekkend rechterlijk bevel - met gevolg dat de controlerende functie van de rechter wordt geblokkeerd - onder uitzonderlijke omstandigheden leidt tot het verval van het recht tot strafvervolging.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat het dossier aanvankelijk niet alle voor het beantwoorden van de vragen van artikelen 348 en 350 Sv van belang zijnde stukken uit het vooronderzoek bevatte. Uit nader onderzoek is gebleken dat een proces-verbaal van bevindingen met daarin de weergave van een gespreksverslag tussen verdachte en de verbalisanten, hoewel daarnaar in het dossier werd verwezen, niet als bijlage is gevoegd.
Voornoemde onvolkomenheid in de dossiervorming is door toedoen van de verdediging aan het licht gekomen en in de appelfase hersteld. Voorts is de verdediging in de appelfase alsnog afdoende de gelegenheid geboden om nadere ontbrekende bescheiden over te leggen waarmee de stellingen van verdachte konden worden gestaafd, zodat het hof van oordeel is dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim dat op de voet van artikel 359a Sv dient te worden beoordeeld.
Naar het oordeel van het hof is op geen enkele wijze gebleken dat voormeld gespreksverslag met opzet uit het dossier zou zijn weggelaten, dat, mede gelet op de ernst van de verweten feiten, niet is gebleken van een zodanig doelbewuste of grove veronachtzaming van de belangen van verdachte dat verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak, noch van enig andere schending van het recht op een eerlijk proces. Van een schending van artikel 6 EVRM is daarom geen sprake. Het hof betrekt daarbij dat het slechts gaat om een gering en herstelbaar vormverzuim, nu op verschillende plaatsen in het dossier naar het hiervoor besproken gespreksverslag wordt verwezen en daarvan de korte inhoud wordt weergegeven.
Het verweer wordt verworpen.
Dit laat onverlet dat door de geconstateerde onzorgvuldigheid in het strafdossier een negatieve beeldvorming van de verdachte ten aanzien van feit 2 kon ontstaan omdat in hetgeen in het dossier wel was opgenomen onvoldoende tot uitdrukking werd gebracht dat door de inzet van verdachte de daadwerkelijke identiteit van de huurder van de loods is achterhaald en er naar aanleiding van zijn mededelingen een tweede doorzoeking van zijn bedrijfspand heeft plaatsgevonden waarbij een groot aantal vuurwapens en munitie is aangetroffen. Dit aspect zal het hof betrekken bij de overwegingen met betrekking tot de straf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 augustus 2011 te [plaats] ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangevers] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 70.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
die [aangeefster] bij haar keel heeft/hebben gepakt en/of (met haar hoofd) tegen de muur heeft/hebben geduwd en/of (in het gezicht) heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
die [aangevers] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben voorgehouden en/of (daarbij/vervolgens) gezegd dat:
"Die 70.000 euro terug moest" en/of "Over 2 dagen komen die Albanezen. Zij schieten een kogel door je hoofd. Ze zullen je ouders ook een kogel door de kop schieten.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
a. a)
hij op of omstreeks 12 augustus 2011 te [plaats], tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, [aangevers] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend die [aangevers] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, voorgehouden;
en/of
b)
hij op of omstreeks 12 augustus 2011 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangeefster]) bij haar keel heeft gepakt en/of (met haar hoofd) tegen de muur heeft geduwd en/of (in het gezicht) heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 14 augustus 2011 te [plaatsen], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(in totaal)
11 kogelgeweren en/of 2 hagelgeweren en/of 1 machinegeweer en/of 3 pistolen en/of
8 revolvers en/of een grote hoeveelheid onderdelen en/of 2.873 patronen en/of
in elk geval één of meer (vuur)wapens en/of munitie van categorie II en/of III te weten:
- een semi-automatisch, enkelloops kogelgeweer (kaliber 9 millimeter para) (pagina 932) en/of
- een enkelloops, enkelschots kogelgeweer (merk Anschutz, model 1388, kaliber .22 long rifle) (pagina 938) en/of
- een dubbelloops superpose hagelgeweer (merk Investarm, model 100, kaliber .410) (pagina 946) en/of
- een enkelloops lever-action kogelgeweer (merk Akah, kaliber .22 long -.22 short)
(pagina 953) en/of
- een semi-automatisch randvuur pistool (merk Browning, model Challenger II, kaliber .22 long rifle) (pagina 960) en/of
- een enkelloops enkelschots kogelgeweer (merk Anschutz, model 1361, kaliber .22
long rifle) (pagina 972) en/of
- een (ingekort) enkelloops randvuur kogelgeweer (merk Voere, kaliber .22 long rifle) (pagina 980) en/of
- een (loop van een) kogelgeweer (voorzien van een huis met Mauser grendelmechanisme, kaliber .300 Winchester Magnum) (pagina 987) en/of
- een enkelloops, enkelschots randvuur kogelgeweer (merk FN, model 1912, kaliber .22 long) (pagina 1004) en/of
- een enkelloops hagelgeweer (merk onbekend, kaliber 16) (pagina 1011) en/of
- een kolf van een enkelloops kogelgeweer (inclusief het onderhout en voorzien van het trekkersbeugel bedieningsmechanisme) (pagina 1018) en/of
- een (geweer)kolf (merk Squires Bingham) (pagina 1018) en/of
- een klapkolf (merk Choate Tool Corporation) (pagina 1018) en/of
- een (stuk) loop (kaliber 9mm Para) (pagina 1028) en/of
- een revolver (zijlader randvuur) (merk onbekend, kaliber .22) (pagina 1031) en/of
- een revolver (zijlader penvuur) (merk onbekend, kaliber 7 millimeter) (pagina 1038) en/of - 5 patroonmagazijnen (kaliber 9mm Para) (pagina 1046) en/of
- 12 patroonmagazijnen (geschikt voor meerdere kalibers) (pagina 1047)
- een kolf van een enkelloops kogelgeweer (inclusief het onderhout en bovenhout)
(pagina 1233) en/of
- een schuifkolf (merk Magpul Industries Corporation) (pagina 1233) en/of
- een revolver (merk Theate Freres, kaliber 7.62mm) (pagina 1240) en/of
- een trommelmagazijn (pagina 1251) en/of
- een frame inclusief loop en cilinder met uitstootstang alsmede de rechter afdekplaat
(van een revolver merk Alfa, model 620, kaliber 6mm) (pagina 1257) en/of
- een pistool (merk Bergmann Simplex, kaliber 8mm Bergmann of 7.65mm) (pagina 1266) en/of
- 3 hamers en/of 2 trekkers en/of 1 cilinderpal en/of 1 cilinderas en/of 1 (deel van een) loop (merk Derringer Noris Twinny, kaliber 9mm) en/of getrokken lopen van een dubbelloops pistool (kaliber .22) en/of een grendel van een kogelgeweer en/of een grendel (ten behoeve van de ombouw van Mauser geweergrendels) en/of een trekkermechanisme van een kogelgeweer en/of 4 getrokken lopen (kaliber .22 long rifle en/of 6.35mm en/of 7.65mm) en/of een cilinder van een revolver (kaliber .320) en/of 8 schietbekers (pagina 1281) en/of
- de kast en/of de rechterzijde van de kast/greep en/of de slede en/of de slede vangpal en/of een (deel van de) loop en/of de trekker en/of de hamer en/of de patroonmagazijnpal van een semi-automatisch alarm/gaspistool (merk Reck, model Miami 92F, kaliber 9mm)
(pagina 1288) en/of
- een revolver (zijlader centraalvuur) (merk onbekend, kaliber 8mm Lebel) (pagina 1296) en/of
- een enkelloops semi-automatisch kogelgeweer (merk Browning, kaliber .22 Long Rifle) (pagina 1331) en/of
- een machinegeweer (merk en type onbekend, kaliber 7,62 x 39mm) (pagina 1349) en/of
- een enkelloops kogelgeweer (merk Mauser, type Gewehr 98, kaliber 8 x 57mm)
(pagina 1357) en/of
- een enkelloops semi-automatisch kogelgeweer (merk Erma, kaliber .22 long rifle)
(pagina 1365) en/of
- een semi-automatisch alarmpistool (merk ME, kaliber 9mm knal) (pagina 1384) en/of
- een revolver (merk Enfield, type No. 2 MK I, kaliber .38) (pagina 1397) en/of
- een revolver (merk Hubertus, kaliber .22) (pagina 1404) en/of
- 2 revolvers (merk Nagant, model 1895, kaliber 7,62 Nagant) (nagekomen proces-verbaal) en/of
- 50 patronen (kaliber.22 LR (Subsonis HP)) (merk RWS) (pagina 1059) en/of
- 50 patronen (kaliber 9mm Luger) (merk CBC) (pagina 1062) en/of
- 50 patronen (kaliber 9mm Luger) (merk Geco) (pagina 1064) en/of
- 6 patronen (kaliber .410 / 3" (78mm) Brenneke) (merk RWS Rottweil) (pagina 1069) en/of
- 4 patronen (kaliber .22 short) (merk Remington) (pagina 1072) en/of
- 100 patronen (kaliber .22 flobert) (merk S&B) (pagina 1075) en/of
- 2 patronen (kaliber 6.35 mm) (merk G.F.L.) (pagina 1079) en/of
- 11 patronen (kaliber 6.35 mm) (merk C.B.C.) (pagina 1082) en/of
- 10 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 auto) (merk RWS / Geco) (pagina 1084) en/of
- 50 patronen (kaliber 9 mm/.380 knall) (merk PTS) (pagina 1089) en/of
- 42 patronen (kaliber .410 / 3" (78mm) Brenneke) (merk RWS Rottweil) (pagina 1092) en/of
- 14 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 auto) (merk RWS) (pagina 1095) en/of
- 4 patronen (kaliber .22 LR) (merk RWS) (pagina 1099) en/of
- 3 patronen (kaliber .38 special) (merk Geco) (pagina 1103) en/of
- 6 patronen (kaliber 8 mm Lebel Revolve) (merk GFL) (pagina 1105) en/of
- 8 patronen (kaliber .38 special) (merk Speer) (pagina 1109) en/of
- 150 patronen (kaliber 9 mm Browning Short / 380 auto) (merk S & B) (pagina 1111) en/of - 27 patronen (kaliber .22 LR) (merk CCI) (pagina 1115) en/of
- 50 patronen (kaliber .22 short) (merk RWS) (pagina 1119) en/of
- 100 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 auto) (merk Geco) (pagina 1123) en/of
- 32 patronen (kaliber .38 special) (merk Geco) (pagina 1126) en/of
- 44 patronen (kaliber 7 x 64 mm Target) (merk Geco) (pagina 1130) en/of
- 50 patronen (kaliber .17 Mach 2) (merk Eley) (pagina 1132) en/of
- 50 patronen (kaliber .410 / 2 1/2"(64mm)Hagel4) (merk Remington) (pagina 1135) en/of
- 50 patronen (kaliber 7,62 x 25 Tokarev) (merk S & B) (pagina 1139) en/of
- 100 patronen (kaliber 8 mm Lebel Revolver) (merk GFL) (pagina 1143) en/of
- 9 patronen (kaliber 7.62 x 38R Nagant) (merk GFL) (pagina 1144) en/of
- 50 patronen (kaliber 8 mm Lebel Revolver) (merk GFL) (pagina 1149) en/of
- 50 patronen (kaliber .22 short) (merk Remington) (pagina 1152) en/of
- 100 patronen (kaliber 7.62 X 38R Nagant) (merk PPU) (pagina 1157) en/of
- 5 patronen (kaliber 7mm) (merk onbekend) (pagina 1158) en/of
- 13 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 AP) (merk Geco) (pagina 1162) en/of
- 50 patronen (kaliber .22 LR (Stinger) (merk CCI) (pagina 1166) en/of
- 100 patronen (kaliber .22 LR (Subsonic HP) (merk RWS) (pagina 1169) en/of
- 2 patronen (kaliber 9 mm (PAPV) (merk Wadie) (pagina 1173) en/of
- 35 patronen (kaliber .22 LR (merk RWS) (pagina 1176) en/of
- 50 patronen (kaliber .22 L) (merk RWS) (pagina 1180) en/of
- 200 patronen (kaliber 7.62 X 54R) (merk PPU) (pagina 1184) en/of
- 36 patronen (kaliber .22 LR) (merk RWS) (pagina 1188) en/of
- 46 patronen (kaliber .22 LR) (merk Super X) (pagina 1192) en/of
- 1 patroon (kaliber 6.35 mm) (merk C.B.C.) (pagina 1194) en/of
- 25 patronen (kaliber 7.5 Swiss Army Revolver) (merk Fiocchi) (pagina 1198) en/of
- 400 patronen (kaliber .22LR) (merk RWS) (pagina 1202) en/of
- 22 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 auto) (merk Geco / CBC) (pagina 1206) en/of
- 50 patronen (kaliber 45 Colt) (merk Winchester) (pagina 1214) en/of
- 14 patronen (kaliber 7.62 X 38R Nagant) (merk GFL) (pagina 1218) en/of
- 167 patronen (kaliber 6.35 mm) (merk G.F.L.) (pagina 1220) en/of
- 75 patronen (kaliber 7.62 X 38R Nagant) (merk G.F.L.) (pagina 1224) en/of
- 200 patronen (kaliber .22 LR) (merk Remington) (pagina 1226) en/of
- 100 patronen (kaliber 9mm Luger) (merk Geco) (pagina 1230) en/of
- 6 patronen (kaliber .380) (pagina 1398) en/of
-4 patronen (kaliber 6,8 mm knal) (pagina 1416)
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 12 augustus 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk een (grote) hoeveelheid (ongeveer 255) hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep (zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ad informandum gevoegd strafbaar feit
Diefstal van stroom in de periode van 1 juli 2011 tot en met 12 augustus 2011 te [plaats].
Nietigheid feit 2
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 de nietigheid ingeroepen omdat de opgave van het feit niet zou voldoen aan de eisen die artikel 261 Wetboek van Strafvordering daaraan stelt. Meer in het bijzonder heeft de verdediging betoogd dat uit het dossier niet zou zijn af te leiden welk wapen, wanneer en op welke locatie is aangetroffen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De vraag of de tenlastelegging voldoende feitelijk is zodat de verdachte kan weten waartegen hij zich dient te verdedigen en deze dus voldoet aan de in artikel 261 Wetboek van Strafvordering gestelde eisen, moet worden beantwoord mede in het licht van het voorliggende strafdossier.
In de tenlastelegging is telkens achter het ten laste gelegde (vuur)wapen en/of munitie een verwijzing opgenomen naar een dossierpagina van het voorliggende dossier waaraan een proces-verbaalnummer is gekoppeld. Aan de hand van dat proces-verbaalnummer in combinatie met het nagekomen proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 januari 2012
(proces-verbaalnummer PL2219 2011119760-181) valt eenvoudig na te gaan welk (vuur)wapen en/of munitie wanneer en op welke locatie is aangetroffen.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 – in het licht van het voorliggende strafdossier - voldoet aan de eisen die artikel 261 Wetboek van Strafvordering daaraan stelt en derhalve niet aan nietigheid leidt. Ook is voor het overige niet gebleken dat verdachte niet wist waartegen hij zich diende te verweren.
Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 12 augustus 2011 te [plaats] ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of (een) ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[aangeefster] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (ongeveer 70.000 euro), toebehorende aan [aangeefster], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en zijn mededader,
die [aangeefster] bij haar keel heeft gepakt en met haar hoofd tegen de muur heeft geduwd en (in het gezicht) heeft geslagen en
die [aangevers] een vuurwapen heeft voorgehouden en (daarbij/vervolgens) gezegd dat:
"Die 70.000 euro terug moest" en "Over 2 dagen komen die Albanezen. Zij schieten een kogel door je hoofd. Ze zullen je ouders ook een kogel door de kop schieten.",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 14 augustus 2011 te [plaatsen] (vuur)wapens en munitie van categorie II en/of III, te weten:
- een semi-automatisch, enkelloops kogelgeweer (kaliber 9 millimeter para) en
- een enkelloops, enkelschots kogelgeweer (merk Anschutz, model 1388, kaliber .22 long rifle) en
- een dubbelloops superpose hagelgeweer (merk Investarm, model 100, kaliber .410) en
- een enkelloops lever-action kogelgeweer (merk Akah, kaliber .22 long -.22 short) en
- een semi-automatisch randvuur pistool (merk Browning, model Challenger II, kaliber .22 long rifle) en
- een enkelloops enkelschots kogelgeweer (merk Anschuz, model 1361, kaliber .22
long rifle) en
- een (ingekort) enkelloops randvuur kogelgeweer (merk Voere, kaliber .22 long rifle) en
- een (loop van een) kogelgeweer (voorzien van een huis met Mauser grendelmechanisme, kaliber .300 Winchester Magnum) en
- een enkelloops, enkelschots randvuur kogelgeweer (merk FN, model 1912, kaliber .22 long) en
- een enkelloops hagelgeweer (merk onbekend, kaliber 16) en
- een kolf van een enkelloops kogelgeweer (inclusief het onderhout en voorzien van het trekkersbeugel bedieningsmechanisme) en
- een (geweer)kolf (merk Squires Bingham) en
- een klapkolf (merk Choate Tool Corporation) en
- een (stuk) loop (kaliber 9mm Para) en
- een revolver (zijlader randvuur) (merk onbekend, kaliber .22) en
- een revolver (zijlader penvuur) (merk onbekend, kaliber 7 millimeter) en
- 5 patroonmagazijnen (kaliber 9mm Para) en
- 12 patroonmagazijnen (geschikt voor meerdere kalibers) en
- een kolf van een enkelloops kogelgeweer (inclusief het onderhout en bovenhout) en
- een schuifkolf (merk Magpul Industries Corporation) en
- een revolver (merk Theate Freres, kaliber 7.62mm) en
- een trommelmagazijn en
- een frame inclusief loop en cilinder met uitstootstang alsmede de rechter afdekplaat
(van een revolver merk Alfa, model 620, kaliber 6mm) en
- een pistool (merk Bergmann Simplex, kaliber 8mm Bergmann of 7.65mm)en
- 3 hamers en 2 trekkers en 1 cilinderpal en 1 cilinderas en 1 (deel van een) loop (merk Derringer Noris Twinny, kaliber 9mm) en getrokken lopen van een dubbelloops pistool (kaliber .22) en een grendel van een kogelgeweer en een grendel (ten behoeve van de ombouw van Mauser geweergrendels) en een trekkermechanisme van een kogelgeweer en
4 getrokken lopen (kaliber .22 long rifle en 6.35mm en 7.65mm) en een cilinder van een revolver (kaliber .320) en 8 schietbekers en
- de kast en de rechterzijde van de kast/greep en de slede en de slede vangpal en een (deel van de) loop en de trekker en de hamer en de patroonmagazijnpal van een semi-automatisch alarm/gaspistool (merk Reck, model Miami 92F, kaliber 9mm) en
- een revolver (zijlader centraalvuur) (merk onbekend, kaliber 8mm Lebel) en
- een enkelloops semi-automatisch kogelgeweer (merk Browning, kaliber .22 Long Rifle) en
- een machinegeweer (merk en type onbekend, kaliber 7,62 x 39mm) en
- een enkelloops kogelgeweer (merk Mauser, type Gewehr 98, kaliber 8 x 57mm) en
- een enkelloops semi-automatisch kogelgeweer (merk Erma, kaliber .22 long rifle) en
- een semi-automatisch alarmpistool (merk ME, kaliber 9mm knal) en
- een revolver (merk Enfield, type No. 2 MK I, kaliber .38) en
- een revolver (merk Hubertus, kaliber .22) en
- 2 revolvers (merk Nagant, model 1895, kaliber 7,62 Nagant)
en
- 50 patronen (kaliber.22 LR (Subsonis HP)) (merk RWS) en
- 50 patronen (kaliber 9mm Luger) (merk CBC) en
- 50 patronen (kaliber 9mm Luger) (merk Geco) en/of
- 6 patronen (kaliber .410 / 3" (78mm) Brenneke) (merk RWS Rottweil) en
- 4 patronen (kaliber .22 short) (merk Remington) en
- 100 patronen (kaliber .22 flobert) (merk S&B) en
- 2 patronen (kaliber 6.35 mm) (merk G.F.L.) en
- 11 patronen (kaliber 6.35 mm) (merk C.B.C.) en
- 10 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 auto) (merk RWS / Geco) en
- 50 patronen (kaliber 9 mm/.380 knall) (merk PTS) en
- 42 patronen (kaliber .410 / 3" (78mm) Brenneke) (merk RWS Rottweil) en
- 14 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 auto) (merk RWS) en
- 4 patronen (kaliber .22 LR) (merk RWS) en
- 3 patronen (kaliber .38 special) (merk Geco) en
- 6 patronen (kaliber 8 mm Lebel Revolve) (merk GFL) en
- 8 patronen (kaliber .38 special) (merk Speer) en
- 150 patronen (kaliber 9 mm Browning Short / 380 auto) (merk S & B) en
- 27 patronen (kaliber .22 LR) (merk CCI) en
- 50 patronen (kaliber .22 short) (merk RWS) en
- 100 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 auto) (merk Geco) en
- 32 patronen (kaliber .38 special) (merk Geco) en
- 44 patronen (kaliber 7 x 64 mm Target) (merk Geco) en
- 50 patronen (kaliber .17 Mach 2) (merk Eley) en
- 50 patronen (kaliber .410 / 2 1/2"(64mm)Hagel4) (merk Remington) en
- 50 patronen (kaliber 7,62 x 25 Tokarev) (merk S & B) en
- 100 patronen (kaliber 8 mm Lebel Revolver) (merk GFL) en
- 9 patronen (kaliber 7.62 x 38R Nagant) (merk GFL) en
- 50 patronen (kaliber 8 mm Lebel Revolver) (merk GFL) en
- 50 patronen (kaliber .22 short) (merk Remington) en
- 100 patronen (kaliber 7.62 X 38R Nagant) (merk PPU) en
- 5 patronen (kaliber 7mm) (merk onbekend) en
- 13 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 AP) (merk Geco) en
- 50 patronen (kaliber .22 LR (Stinger) (merk CCI) en
- 100 patronen (kaliber .22 LR (Subsonic HP) (merk RWS) en
- 2 patronen (kaliber 9 mm (PAPV) (merk Wadie) en
- 35 patronen (kaliber .22 LR (merk RWS) en
- 50 patronen (kaliber .22 L) (merk RWS) en
- 200 patronen (kaliber 7.62 X 54R) (merk PPU) en
- 36 patronen (kaliber .22 LR) (merk RWS) en
- 46 patronen (kaliber .22 LR) (merk Super X) en
- 1 patroon (kaliber 6.35 mm) (merk C.B.C.) en
- 25 patronen (kaliber 7.5 Swiss Army Revolver) (merk Fiocchi) en
- 400 patronen (kaliber .22LR) (merk RWS) (pagina 1202) en
- 22 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 auto) (merk Geco / CBC) en
- 50 patronen (kaliber 45 Colt) (merk Winchester) (pagina 1214) en/of
- 14 patronen (kaliber 7.62 X 38R Nagant) (merk GFL) en
- 167 patronen (kaliber 6.35 mm) (merk G.F.L.) en
- 75 patronen (kaliber 7.62 X 38R Nagant) (merk G.F.L.) en
- 200 patronen (kaliber .22 LR) (merk Remington) en
- 100 patronen (kaliber 9mm Luger) (merk Geco) en
- 6 patronen (kaliber .380) en
-4 patronen (kaliber 6,8 mm knal)
voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 12 augustus 2011 te [plaats], opzettelijk een hoeveelheid (ongeveer 190) hennepplanten en delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1.
De verdediging heeft vrijspraak betoogd van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot afpersing. Volgens de verdediging ontbreekt het opzet op de afpersing en is enkel sprake geweest van een heftige discussie waarbij een klap door verdachte is uitgedeeld zoals ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair onder a en b.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het dossier volgt – zakelijk weergegeven – het navolgende.
Verdachte en de medeverdachte [naam] hebben zich, toen zij erachter kwamen dat de hennepplantage in de loods van [naam] was geript, begeven naar de woning van
[aangeefster]) met het voornemen verhaal te halen en een bedrag van
€ 70.000,- “los” te krijgen.
Gedurende de autorit naar [aangeefster] hebben verdachte en zijn medeverdachte gesproken over hetgeen zij van plan waren waarbij duidelijk werd dat geweld niet zou worden geschuwd. Op een bepaald moment hebben verdachte en zijn medeverdachte beiden besloten een vuurwapen bij zich te steken en zijn de woning van [aangeefster] binnengetreden. Aldaar heeft verdachte [aangeefster] geslagen en haar bij de keel gepakt, terwijl de medeverdachte de eveneens in de woning aanwezige [aangever] op een afstand hield. Verdachte heeft zijn geladen vuurwapen op [aangeefster] gericht en [aangeefster] onder bedreiging van dit wapen medegedeeld dat hij € 70.000,- wilde, omdat er anders twee Albanezen zouden komen die [aangeefster] en haar ouders een kogel door het hoofd zouden schieten.
Naar het oordeel van het hof vloeit uit vorenstaande voort dat verdachte en medeverdachte [naam] in een nauwe en bewuste samenwerking het opzet hebben gehad om
[aangeefster] af te persen. Dat er volgens de verdediging slechts sprake zou zijn geweest van een heftige discussie gevolgd door een door verdachte gegeven klap vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen en wordt ook overigens op geen enkele wijze door het dossier ondersteund.
Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 een aantal tot vrijspraak strekkende verweren gevoerd.
1.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar op 13 augustus 2011 toestemming tot doorzoeking heeft verleend, maar niet kan worden gezegd dat die toestemming voor onbeperkte duur is verleend. De doorzoekingen op 16 en 23 september 2011 in de woning van verdachte in Duitsland hadden niet mogen plaatsvinden en de resultaten daarvan dienen van het bewijs te worden uitgesloten, nu verdachte voor die doorzoeking niet opnieuw om toestemming is gevraagd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat het verweer betrekking heeft op de doorzoeking van de woning van verdachte in Duitsland. Voor de beoordeling van verweren betreffende de rechtmatigheid van opsporingsonderzoek of van onderzoek in de daaraan voorafgaande fase dat heeft plaatsgevonden in het buitenland, moet het volgende worden vooropgesteld.
De aard en de omvang van de rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van onderzoekhandelingen die hebben plaatsgevonden in het buitenland, verschillen naar gelang deze onderzoekhandelingen zijn uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten dan wel onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten.
Ten aanzien van onderzoekhandelingen waarvan de uitvoering plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten van een andere tot het EVRM toegetreden staat, is de taak van de Nederlandse strafrechter ertoe beperkt te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM. Het behoort niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop dit onderzoek is uitgevoerd, strookt met de dienaangaande in het desbetreffende buitenland geldende rechtsregels (vgl. HR 18 mei 1999, NJ 2000/107).
Het vertrouwen dat de tot het EVRM toegetreden staat de bepalingen van dat verdrag eerbiedigt en dat de verdachte in geval van schending van enig ander recht dan zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM dat hem in dat verdrag is toegekend, het recht heeft op een daadwerkelijk rechtsmiddel als bedoeld in art. 13 EVRM voor een instantie van die staat brengt voorts mee dat niet ten toets staat van de Nederlandse strafrechter of in het recht van het desbetreffende buitenland al dan niet een toereikende wettelijke grondslag bestond voor de door de verrichte onderzoekshandelingen eventueel gemaakte inbreuk op het recht van de verdachte op respect voor zijn privéleven, zoals bedoeld in art. 8, eerste lid, EVRM, en of die inbreuk geacht kan worden noodzakelijk te zijn, zoals bedoeld in het tweede lid van die bepaling. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat (i) gelet op de rechtspraak van het EHRM aan een niet gerechtvaardigde inbreuk op het door het eerste lid van art. 8 EVRM gewaarborgde recht in de strafprocedure tegen de verdachte geen rechtsgevolgen behoeven te worden verbonden, mits zijn recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM wordt gewaarborgd (vgl. EHRM 12 mei 2000, nr. 35394/97, NJ 2002/180 (Khan tegen Verenigd Koninkrijk) en EHRM
25 september 2001, nr. 44787/98, NJ 2003/670 (P.G. en J.H. tegen Verenigd Koninkrijk) en (ii) het in de Nederlandse strafzaak niet ten toets staande buitenlandse recht van doorslaggevende betekenis is voor de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van een dergelijke inbreuk.
Uit het dossier volgt dat doorzoekingen in de woning van verdachte in Duitsland in samenwerking en onder verantwoordelijkheid van de Duitse autoriteiten hebben plaatsgevonden. Dit betekent op grond van het vorenstaande dat niet aan het oordeel van het hof is onderworpen de wijze waarop dit onderzoek is uitgevoerd. Nu ook voor het overige niet is gebleken dat met de resultaten van dat onderzoek inbreuk is gemaakt op zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM, wordt het tot bewijsuitsluiting strekkende verweer van de verdediging verworpen.
2.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte op 12 augustus 2011 in detentie is genomen en daardoor de (vuur)wapens en munitie die na deze datum zijn aangetroffen in Duitsland niet in zijn macht heeft gehad en daardoor niet aanwezig gehad. Bovendien zijn deze wapens aangetroffen buiten de ten laste gelegde periode en dient verdachte ook om die reden van een deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 13 en 14 augustus 2011 en op 16 en 23 september 2011 zijn in de woning van verdachte in Duitsland (vuur)wapens en/of munitie aangetroffen. Niet is gesteld noch is gebleken dat anderen na de aanvang van de detentie van verdachte op 12 augustus 2011 toegang hebben gehad tot die woning. De op genoemde data aangetroffen (vuur)wapens en munitie zijn daarmee – ondanks de detentie van verdachte – in diens machtssfeer gebleven.
3.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte de (vuur)wapens en munitie welke zijn aangetroffen in een afgesloten ruimte in zijn bedrijfspand aan de [adres] niet in zijn macht heeft gehad en derhalve niet aanwezig heeft gehad. De verdediging heeft daarvoor gewezen op de omstandigheid dat verdachte deze ruimte heeft verhuurd aan een persoon wiens identiteit door toedoen van verdachte aan de politie bekend is geworden.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op aanwijzing van verdachte heeft de politie bij een tweede doorzoeking van het bedrijfspand van verdachte aan de [adres] een afgesloten ruimte aangetroffen waarin (vuur)wapens en munitie werden aangetroffen. Volgens verdachte heeft hij deze ruimte verhuurd en had hij daartoe geen toegang. Ter terechtzitting in hoger beroep is een gespreksverslag aan het dossier toegevoegd waaruit volgt dat verdachte niet alleen de politie op het spoor van de gestelde huurder heeft gezet maar ook zelf verklaart waar de politie (vuur)wapens kan vinden in de loods en derhalve kennis heeft gedragen van de aanwezigheid van (vuur)wapens in zijn loods.
Het hof is van oordeel dat, hoewel verdachte heeft bijgedragen aan de vaststelling van identiteit van de huurder, daarmee nog niet vaststaat dat die ruimte daadwerkelijk werd verhuurd. Voor het overige zijn immers in het dossier geen aanwijzingen aangetroffen voor het bestaan van de gestelde verhuur. Zo blijkt niet van de aanwezigheid van een huurovereenkomst en evenmin van huurbetalingen.
Maar ook al zou de afgesloten ruimte zijn verhuurd, dan zijn er voldoende aanwijzingen dat verdachte daartoe toegang had. Zo werd in de afgesloten ruimte een op een kluissleutel lijkende sleutel aangetroffen welke bleek te passen op een kluis welke was geplaatst onder de balie in het bedrijfspand van verdachte waartoe verdachte toegang had. Verder werd in het bedrijfspand van verdachte een aantal hulzen aangetroffen welke gebruikt konden worden in een revolver die werd aangetroffen in de afgesloten ruimte.
Gelet op het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat verdachte de (vuur)wapens en munitie die bij de tweede doorzoeking in de afgesloten ruimte van het bedrijfspand aan de [adres] werden aangetroffen in zijn macht en derhalve aanwezig heeft gehad. Het andersluidende verweer van de verdediging wordt verworpen.
4.
De verdediging heeft betoogd dat daar waar onder feit 2 als onderdeel van een (vuur)wapen een geweerkolf en een klapkolf is ten laste gelegd, niet blijkt dat deze onderdelen specifiek zijn bestemd voor wapens van categorie III en dat deze derhalve niet van wezenlijke aard zijn als bedoeld in artikel 3 lid 1 Wet wapens en munitie.
Het hof verwerpt dit verweer. De door de verdediging genoemde wapenonderdelen (geweerkolf en klapkolf) zijn specifiek bestemd voor (vuur)wapens en zijn onontbeerlijk voor het functioneren van die (vuur)wapens en daarmee van wezenlijke aard als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie en zijn daarmee aan te merken als (vuur)wapens van categorie II of III van die wet.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van voormelde feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft zich achter dit oordeel geschaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat deze straf te hoog is. De verdediging heeft daarbij gewezen op de omstandigheid dat feit 1 niet meer was dan een uit de hand gelopen ruzie tussen twee “heethoofden”. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte een verwoed wapenverzamelaar is en meende dat hij over de aangetroffen wapens mocht beschikken. Daarop zou ook duiden dat er wapens zijn aangetroffen die niet strafbaar waren. Verder heeft de verdediging gewezen op de coöperatieve houding van verdachte ten aanzien van dit feit.
Het hof overweegt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan ernstige feiten.
In het kader van de onder 1 ten laste gelegde poging tot afpersing heeft verdachte grof geweld gebruikt tegen een van de slachtoffers en gedreigd met een geladen vuurwapen. De poging afpersing vond bovendien plaats in de eigen woning van het slachtoffer, een plaats waar men zich doorgaans veilig mag voelen. Het handelen van verdachte heeft begrijpelijkerwijs diepe indruk op het slachtoffer gemaakt waarvan ook uit de onderbouwing van haar schadevordering blijkt. Het hof kan zich in het geheel niet vinden in de stelling van de verdediging dat het slechts om een ruzie tussen twee “heethoofden” zou gaan.
Daarnaast heeft verdachte een groot arsenaal van (vuur)wapens en munitie aanwezig gehad. Het behoeft geen betoog dat het voorhanden hebben van deze goederen een groot risico in zich bergt voor de veiligheid van personen. Het argument dat verdachte een groot wapenliefhebber was doet aan de strafwaardigheid van dit handelen niet af. Wanneer verdachte zijn gestelde hobby serieus zou hebben genomen, dan had hij zich ook moeten verdiepen in de vraag wat volgens de wetgeving wel en niet was toegestaan. Een onderzoek hiernaar heeft verdachte klaarblijkelijk nagelaten. Dat verdachte meer is dan een verzamelaar blijkt bovendien uit de omstandigheid dat hij het onder feit 1 ten laste gelegde feit met vuurwapens uit zijn collectie heeft gepleegd.
Tenslotte heeft verdachte hennep geteeld met lucratieve winsten in het vooruitzicht, welk strafbaar feit overlast veroorzaakt en schade oplevert voor de maatschappij.
De coöperatieve houding van verdachte ten spijt en ondanks de inhoud van de omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportages van 23 november 2011 en 2 mei 2016 en het verder niet opvallende uittreksel Justitiële Documentatie is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft daarbij – zoals hiervoor weergegeven – gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof sluit voor wat betreft de duur van de gevangenisstraf aan bij hetgeen de rechtbank heeft opgelegd. Die gevangenisstraf heeft verdachte overigens inmiddels geheel uitgezeten.
Bij de strafoplegging heeft het hof in strafverhogende zin rekening gehouden met het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft toegegeven dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit dat “ad informandum” is vermeld op de inleidende dagvaarding, voor welk feit verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd.
Redelijke termijn
De verdediging heeft betoogd dat in de appelfase de redelijke termijn van artikel 6 EVRM is overschreden met strafmatiging tot gevolg.
Het hof overweegt dienaangaande.
Op 27 februari 2012 is door verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof zal uitspraak doen op 23 mei 2016. Daarmee is de redelijke termijn in deze fase – die op twee jaren wordt gesteld – met ruim twee jaren en twee maanden overschreden. Het hof volstaat met de enkele constatering van deze overschrijding zonder daaraan verdere consequenties te verbinden. Een groot deel van de vertraging is immers aan de verdediging toe te rekenen ten gevolge van verhoren van door de verdediging in de appelfase verzochte getuigen.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het onder 2 en 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde zijn begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, waarbij de in de bewezenverklaring van feit 2 en 3 genoemde voorwerpen als een gezamenlijkheid van voorwerpen worden aangemerkt.
De verder hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de hieronder te noemen persoon, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]
De benadeelde partij [aangeefster] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.700,-. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [aangeefster] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.000,-.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. In zoverre is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering en kan zij deze slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 36f, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
(feit 2/gezamenlijkheid van voorwerpen)
- een semi-automatisch, enkelloops kogelgeweer (kaliber 9 millimeter para) (pagina 932);
- een enkelloops, enkelschots kogelgeweer (merk Anschutz, model 1388, kaliber .22
long rifle) (pagina 938);
- een dubbelloops superpose hagelgeweer (merk Investarm, model 100, kaliber .410) (pagina 946);
- een enkelloops lever-action kogelgeweer (merk Akah, kaliber .22 long -.22 short)
(pagina 953);
- een semi-automatisch randvuur pistool (merk Browning, model Challenger II, kaliber .22 long rifle) (pagina 960);
- een enkelloops enkelschots kogelgeweer (merk Anschutz, model 1361, kaliber .22
long rifle) (pagina 972);
- een (ingekort) enkelloops randvuur kogelgeweer (merk Voere, kaliber .22 long rifle) (pagina 980);
- een (loop van een) kogelgeweer (voorzien van een huis met Mauser grendelmechanisme, kaliber .300 Winchester Magnum) (pagina 987);
- een enkelloops, enkelschots randvuur kogelgeweer (merk FN, model 1912, kaliber .22 long) (pagina 1004);
- een enkelloops hagelgeweer (merk onbekend, kaliber 16) (pagina 1011);
- een kolf van een enkelloops kogelgeweer (inclusief het onderhout en voorzien van het trekkersbeugel bedieningsmechanisme) (pagina 1018);
- een (geweer)kolf (merk Squires Bingham) (pagina 1018);
- een klapkolf (merk Choate Tool Corporation) (pagina 1018);
- een (stuk) loop (kaliber 9mm Para) (pagina 1028);
- een revolver (zijlader randvuur) (merk onbekend, kaliber .22) (pagina 1031);
- een revolver (zijlader penvuur) (merk onbekend, kaliber 7 millimeter) (pagina 1038);
- 5 patroonmagazijnen (kaliber 9mm Para) (pagina 1046);
- 12 patroonmagazijnen (geschikt voor meerdere kalibers) (pagina 1047);
- een kolf van een enkelloops kogelgeweer (inclusief het onderhout en bovenhout)
(pagina 1233);
- een schuifkolf (merk Magpul Industries Corporation) (pagina 1233);
- een revolver (merk Theate Freres, kaliber 7.62mm) (pagina 1240);
- een trommelmagazijn (pagina 1251);
- een frame inclusief loop en cilinder met uitstootstang alsmede de rechter afdekplaat
(van een revolver merk Alfa, model 620, kaliber 6mm) (pagina 1257);
- een pistool (merk Bergmann Simplex, kaliber 8mm Bergmann of 7.65mm) (pagina 1266);
- 3 hamers en 2 trekkers en 1 cilinderpal en 1 cilinderas en 1 (deel van een) loop (merk Derringer Noris Twinny, kaliber 9mm) en getrokken lopen van een dubbelloops pistool (kaliber .22) en een grendel van een kogelgeweer en een grendel (ten behoeve van de ombouw van Mauser geweergrendels) en een trekkermechanisme van een kogelgeweer en
4 getrokken lopen (kaliber .22 long rifle en/of 6.35mm en/of 7.65mm) en een cilinder van een revolver (kaliber .320) en 8 schietbekers (pagina 1281);
- de kast en de rechterzijde van de kast/greep en de slede en de slede vangpal en een (deel van de) loop en de trekker en de hamer en de patroonmagazijnpal van een semi-automatisch alarm/gaspistool (merk Reck, model Miami 92F, kaliber 9mm) (pagina 1288);
- een revolver (zijlader centraalvuur) (merk onbekend, kaliber 8mm Lebel) (pagina 1296);
- een enkelloops semi-automatisch kogelgeweer (merk Browning, kaliber .22 Long Rifle) (pagina 1331);
- een machinegeweer (merk en type onbekend, kaliber 7,62 x 39mm) (pagina 1349);
- een enkelloops kogelgeweer (merk Mauser, type Gewehr 98, kaliber 8 x 57mm)
(pagina 1357);
- een enkelloops semi-automatisch kogelgeweer (merk Erma, kaliber .22 long rifle)
(pagina 1365);
- een semi-automatisch alarmpistool (merk ME, kaliber 9mm knal) (pagina 1384);
- een revolver (merk Enfield, type No. 2 MK I, kaliber .38) (pagina 1397);
- een revolver (merk Hubertus, kaliber .22) (pagina 1404);
- 2 revolvers (merk Nagant, model 1895, kaliber 7,62 Nagant) (nagekomen proces-verbaal); - 50 patronen (kaliber.22 LR (Subsonis HP)) (merk RWS) (pagina 1059);
- 50 patronen (kaliber 9mm Luger) (merk CBC) (pagina 1062);
- 50 patronen (kaliber 9mm Luger) (merk Geco) (pagina 1064);
- 6 patronen (kaliber .410 / 3" (78mm) Brenneke) (merk RWS Rottweil) (pagina 1069);
- 4 patronen (kaliber .22 short) (merk Remington) (pagina 1072);
- 100 patronen (kaliber .22 flobert) (merk S&B) (pagina 1075);
- 2 patronen (kaliber 6.35 mm) (merk G.F.L.) (pagina 1079);
- 11 patronen (kaliber 6.35 mm) (merk C.B.C.) (pagina 1082);
- 10 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 auto) (merk RWS / Geco) (pagina 1084);
- 50 patronen (kaliber 9 mm/.380 knall) (merk PTS) (pagina 1089);
- 42 patronen (kaliber .410 / 3" (78mm) Brenneke) (merk RWS Rottweil) (pagina 1092);
- 14 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 auto) (merk RWS) (pagina 1095);
- 4 patronen (kaliber .22 LR) (merk RWS) (pagina 1099);
- 3 patronen (kaliber .38 special) (merk Geco) (pagina 1103);
- 6 patronen (kaliber 8 mm Lebel Revolve) (merk GFL) (pagina 1105);
- 8 patronen (kaliber .38 special) (merk Speer) (pagina 1109);
- 150 patronen (kaliber 9 mm Browning Short / 380 auto) (merk S & B) (pagina 1111);
- 27 patronen (kaliber .22 LR) (merk CCI) (pagina 1115);
- 50 patronen (kaliber .22 short) (merk RWS) (pagina 1119);
- 100 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 auto) (merk Geco) (pagina 1123);
- 32 patronen (kaliber .38 special) (merk Geco) (pagina 1126);
- 44 patronen (kaliber 7 x 64 mm Target) (merk Geco) (pagina 1130);
- 50 patronen (kaliber .17 Mach 2) (merk Eley) (pagina 1132);
- 50 patronen (kaliber .410 / 2 1/2"(64mm)Hagel4) (merk Remington) (pagina 1135);
- 50 patronen (kaliber 7,62 x 25 Tokarev) (merk S & B) (pagina 1139);
- 100 patronen (kaliber 8 mm Lebel Revolver) (merk GFL) (pagina 1143);
- 9 patronen (kaliber 7.62 x 38R Nagant) (merk GFL) (pagina 1144);
- 50 patronen (kaliber 8 mm Lebel Revolver) (merk GFL) (pagina 1149);
- 50 patronen (kaliber .22 short) (merk Remington) (pagina 1152);
- 100 patronen (kaliber 7.62 X 38R Nagant) (merk PPU) (pagina 1157);
- 5 patronen (kaliber 7mm) (merk onbekend) (pagina 1158);
- 13 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 AP) (merk Geco) (pagina 1162);
- 50 patronen (kaliber .22 LR (Stinger) (merk CCI) (pagina 1166);
- 100 patronen (kaliber .22 LR (Subsonic HP) (merk RWS) (pagina 1169);
- 2 patronen (kaliber 9 mm (PAPV) (merk Wadie) (pagina 1173);
- 35 patronen (kaliber .22 LR (merk RWS) (pagina 1176);
- 50 patronen (kaliber .22 L) (merk RWS) (pagina 1180);
- 200 patronen (kaliber 7.62 X 54R) (merk PPU) (pagina 1184);
- 36 patronen (kaliber .22 LR) (merk RWS) (pagina 1188);
- 46 patronen (kaliber .22 LR) (merk Super X) (pagina 1192);
- 1 patroon (kaliber 6.35 mm) (merk C.B.C.) (pagina 1194);
- 25 patronen (kaliber 7.5 Swiss Army Revolver) (merk Fiocchi) (pagina 1198);
- 400 patronen (kaliber .22LR) (merk RWS) (pagina 1202);
- 22 patronen (kaliber 7.65 mm /.32 auto) (merk Geco / CBC) (pagina 1206);
- 50 patronen (kaliber 45 Colt) (merk Winchester) (pagina 1214);
- 14 patronen (kaliber 7.62 X 38R Nagant) (merk GFL) (pagina 1218);
- 167 patronen (kaliber 6.35 mm) (merk G.F.L.) (pagina 1220);
- 75 patronen (kaliber 7.62 X 38R Nagant) (merk G.F.L.) (pagina 1224);
- 200 patronen (kaliber .22 LR) (merk Remington) (pagina 1226);
- 100 patronen (kaliber 9mm Luger) (merk Geco) (pagina 1230);
- 6 patronen (kaliber .380) (pagina 1398);
- 4 patronen (kaliber 6,8 mm knal) (pagina 1416).
-koffer (goednr. 409271);
-koffer (goednr. 409274);
-koffer (goednr. 409974);
-koffer (goednr. 410011);
-koffer (goednr. 410219);
-koffer (goednr. 410245);
-koffer (goednr. 410310);
-koffer (goednr. 410317);
-koffer (goednr. 410494);
-koffer (goednr. 410509);
-koffer (goednr. 410571);
-koffer (goednr. 410596);
-15 holsters (goednr. 410623);
(Feit 3/gezamenlijkheid van voorwerpen)
-190 hennepplanten (goednr. 1964815);
-1 dompelpomp (goednr. 1964816);
-190 plantenpotten;
-12 assimilatielampen;
-1 schakel- verdeelkast;
-2 boxventilatoren;
-1 koolstoffilter;
-1 zwenkventilator;
-2 fancontrollers;
-2 temperatuursensoren;
-1 schakelklok;
-1 verwarmingselement;
-2 watervaten;
-2 thermo-hydrometers;
-1 handsproeier;
-1 drukspuit;
-1 ph-meter;
-1 ec-meter
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
-kluis, inclusief kluissleutel (goednr. 451020);
-honkbalknuppel (goednr. 406683);
-mes (goednr. 406687);
-rugzak (goednr. 410838);
-contract (goednr. 406972);
-factuur (goednr. 406973).
Vordering benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (éénduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster], ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (éénduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
.
Aldus gewezen door
mr. A.R.O. Mooy, voorzitter,
mr. P.T. Gründemann en mr. H. Harmsen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. Van der Meijs, griffier,
en op 23 mei 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.