ECLI:NL:GHSHE:2016:2157

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
1 juni 2016
Zaaknummer
20-002296-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak in zaak van vermeende zware mishandeling van een kind

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, een moeder, was eerder veroordeeld voor zware mishandeling van haar kind, waarbij zij een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden kreeg opgelegd. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Het hof heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het bewijs tekortschiet om vast te stellen dat de verdachte de breuk bij haar kind heeft veroorzaakt. De zaak draait om een incident op 30 september 2012, waarbij het kind, [A], met een gebroken arm naar de huisartsenpost werd gebracht. Diverse deskundigen concludeerden dat de breuk waarschijnlijk niet door het kind zelf was veroorzaakt, maar het hof kon niet uitsluiten dat het letsel ook door een accidentele toedracht of door de vader van het kind was ontstaan. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak haar vrij van alle ten laste gelegde feiten. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-002296-15
Uitspraak : 1 juni 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg van 8 juli 2015 in de strafzaak met parketnummer 03-866215-13 tegen de verdachte:

[naam van de verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [een datum in het jaar] 1991,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte wegens zware mishandeling van haar kind veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van de tijd die zij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het primair ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van alle ten laste gelegde varianten zal worden vrijgesproken. Hij heeft subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, aangezien het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 30 september 2012 in de gemeente Heerlen, aan een persoon, genaamd [A] , (geboren op [een datum in het jaar] 2012), zijnde het kind van haar, verdachte, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een schuine breuk van de rechter bovenarm) heeft toegebracht, door opzettelijk (meermalen) (krachtig) die [A] hard op/tegen diens arm(en) te slaan en/of te stompen en/of met kracht aan diens arm(en) te trekken, althans met zodanige kracht (bij) diens arm(en) te grijpen/omvatten en/of zodanige druk op een van die armen uit te oefenen dat die arm brak;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 30 september 2012 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door haar, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [A] , (geboren op [een datum in het jaar] 2012), zijnde het kind van haar, verdachte, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) (krachtig) die [A] hard op/tegen diens arm(en) heeft geslagen en/of gestompt en/of met kracht aan diens arm(en) heeft getrokken en/of (bij) diens arm(en) heeft gegrepen/omvat en/of zodanige druk op een van die armen heeft uitgeoefend dat die arm brak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 30 september 2012 in de gemeente Heerlen, opzettelijk mishandelend haar kind, althans een persoon, te weten [A] , (geboren op [een datum in het jaar] 2012), (meermalen) (krachtig) hard op/tegen diens arm(en) heeft geslagen en/of gestompt en/of met kracht aan diens arm(en) heeft getrokken en/of (bij) diens arm(en) heeft gegrepen/omvat en/of zodanige druk op een van die armen heeft uitgeoefend dat die arm brak, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
meest subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 30 september 2012 in de gemeente Heerlen, zich zeer, althans aanmerkelijk, in elk geval zodanig onvoorzichtig/onoordeelkundig/onachtzaam/onoplettend heeft gedragen, waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat [A] , (geboren op [een datum in het jaar] 2012), zwaar lichamelijk letsel, te weten een schuine breuk van de rechter bovenarm, heeft bekomen, bestaande dat onvoorzichtig/onoordeelkundig/ onachtzaam/onoplettend gedrag van haar, verdachte, daaruit dat zij, verdachte, toen en daar die [A] (meermalen) (krachtig) hard op/tegen diens arm(en) heeft geslagen en/of gestompt en/of met kracht aan diens arm(en) heeft getrokken en/of (bij) diens arm(en) heeft gegrepen/omvat en/of zodanige druk op een van die armen heeft uitgeoefend dat die arm brak.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Integrale vrijspraak
Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof met de raadsman van oordeel dat het bewijs tekortschiet om tot een bewezenverklaring van een van de ten laste gelegde varianten te kunnen komen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat [A] (hierna: [A] ) op 30 september 2012, omstreeks 18:30 uur, door zijn moeder (het hof: de verdachte) en vader de huisartsenpost in Heerlen wordt binnengebracht. Zij worden doorverwezen naar de spoedeisende hulp van het Atrium ziekenhuis. Daar wordt bij [A] een schuine schachtfractuur van de rechterbovenarm geconstateerd.
Kinderarts Visser heeft hiervan melding gemaakt bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (hierna: AMK), omdat het zeer onwaarschijnlijk is dat een kind van deze leeftijd - [A] was op dat moment 4,5 maanden oud - bij zichzelf een dergelijke armbreuk kan veroorzaken. Het AMK heeft de breuk, gelet op die informatie, aangemerkt als grond voor verdenking van kindermishandeling. Ook volgens kinderradioloog Robben en forensisch geneeskundige Poettgens is mishandeling de meest waarschijnlijke oorzaak. Robben acht het onwaarschijnlijk dat [A] zijn arm zelf heeft gebroken en Poettgens concludeert dat zeer sterke aanwijzingen bestaan voor kindermishandeling. Forensisch arts Nijs, de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut, heeft zich in zijn conclusie stelliger uitgedrukt door te concluderen dat een eigen motorische activiteit van het kind op basis van de literatuurgegevens als uitgesloten kan worden beschouwd als oorzaak voor het ontstaan van de breuk; datzelfde geldt voor de mogelijkheid van het blijven haken van de arm achter een bedspijl. Het hof constateert echter dat Nijs zich bij de onderbouwing van die conclusie in minder stellige bewoordingen heeft uitgelaten. Daar is opgetekend dat een dergelijke breuk veel waarschijnlijker is na een niet-accidentele toedracht (toegebracht letsel als gevolg van menselijk handelen, niet door het kind zelf) dan na een accidentele toedracht (ongeluk/val). Waarom Nijs de conclusie uiteindelijk zoveel stelliger heeft verwoord, is het hof niet duidelijk geworden. Om die reden gaat het hof aan die stellige conclusie voorbij. Het gevolg daarvan is dat het hof weliswaar kan vaststellen dat zeer onwaarschijnlijk is dat [A] het letsel zelf heeft veroorzaakt of dat het anderszins door een accidentele toedracht is ontstaan, maar dat deze mogelijkheden niet kunnen worden uitgesloten. Het hof kan de rechtbank en de advocaat-generaal met andere woorden niet volgen in hun oordeel dat de breuk noodzakelijkerwijs door een ander dan [A] zelf moet zijn veroorzaakt.
Daarbij komt dat, ook wanneer de breuk wel het gevolg zou zijn van handelen van een ander dan [A] , niet kan worden bewezen wie daarvoor verantwoordelijk moet worden gehouden. Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal menen, heeft niet alleen de verdachte daarvoor de gelegenheid gehad maar ook haar partner.
Naar het oordeel van het hof blijven daarom drie scenario’s denkbaar: de breuk kan zijn veroorzaakt door [A] zelf, door de verdachte of door haar echtgenoot. Daarmee kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de breuk heeft veroorzaakt, zodat zij van alle ten laste gelegde pleegvarianten moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair, meer subsidiair dan wel meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. F.C.J.E. Meeuwis, voorzitter,
mr. P.M. Frielink en mr. R.D. van Heffen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.P. Verhaegh, griffier,
en op 1 juni 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.