In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een incident ex artikel 234 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Weinans, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin zijn vorderingen zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten. De geïntimeerde, een vereniging vertegenwoordigd door mr. P.R. Klaver, heeft in het incident gevorderd dat de proceskostenveroordeling alsnog uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, omdat de appellant niet bereid is deze kosten te voldoen.
Het hof heeft vastgesteld dat de proceskostenveroordeling in het bestreden vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, terwijl de geïntimeerde dit wel had gevorderd. De appellant heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de geïntimeerde. Het hof overweegt dat de incidentele vordering betrekking heeft op een veroordeling tot betaling van een geldsom, wat in beginsel uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. Het hof weegt de belangen van beide partijen en komt tot de conclusie dat het belang van de geïntimeerde bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad zwaarder weegt dan het belang van de appellant bij behoud van de bestaande situatie.
Het hof verklaart het vonnis van de rechtbank voor wat betreft de proceskostenveroordeling alsnog uitvoerbaar bij voorraad en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak wordt verwezen naar de rol voor memorie van antwoord op 19 juli 2016.