Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2008. De belanghebbende, die in het verleden is veroordeeld voor drugshandel, kreeg een navorderingsaanslag opgelegd door de Inspecteur, die het belastbare inkomen uit werk en woning op € 23.042 heeft vastgesteld. De Inspecteur baseerde deze aanslag op het door belanghebbende genoten inkomen uit handel in drugs, waarbij omkering en verzwaring van de bewijslast werd toegepast. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur voldoende aannemelijk had gemaakt dat de belanghebbende inkomen uit drugs had genoten, en dat de opgelegde vergrijpboete van € 2.102 passend was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van de belanghebbende ongegrond had verklaard. De belanghebbende had geen bewijs geleverd dat de aanslag onterecht was, en het Hof oordeelde dat de Inspecteur de hoogte van het inkomen op een redelijke manier had vastgesteld. De uitspraak van het Hof houdt in dat de navorderingsaanslag en de boete in stand blijven.