In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een burengeschil dat voortvloeit uit een onrechtmatige daad. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. J.P. van den Bogart, hebben hoger beroep ingesteld tegen de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. L.M. van Wylick. De procedure is een vervolg op eerdere vonnissen van de rechtbank Limburg, waarbij diverse eerdere uitspraken zijn gedaan. Het hof heeft op 5 april 2016 in een incident de vordering van de appellant tot niet-ontvankelijkverklaring afgewezen en het recht van de appellant om een memorie van antwoord in te dienen vervallen verklaard. Na deze uitspraak heeft de appellant verzocht om pleidooi.
Het hof heeft, gezien de aard van het geschil en het verzoek om pleidooi, besloten om een comparitie van partijen te gelasten. Deze comparitie is bedoeld om informatie uit te wisselen en de stand van zaken in de procedure te bespreken. Tevens kan er een minnelijke regeling worden beproefd en kan er, indien gewenst, een verwijzing naar mediation worden besproken. De partijen krijgen de gelegenheid om de zaak kort toe te lichten tijdens de comparitie.
De uitspraak van het hof, die op 21 juni 2016 openbaar is gemaakt, houdt in dat partijen in persoon moeten verschijnen voor mr. P.M. Arnoldus-Smit, die als raadsheer-commissaris optreedt. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat er op dat moment geen definitieve uitspraak is gedaan over de inhoudelijke geschilpunten.