Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,
[appellante] ,beiden wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/262757/HAZA 13-341)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte van 27 oktober 2015 van [appellanten] ;
- de antwoordakte van 24 november 2015 van [geïntimeerde] .
3.De beoordeling
restitutie registratierechten” uitbetaald groot € 29.400,-. Ook dit bedrag is in mindering gebracht op de geldlening.
€ 2.177,43
Toen de relatie stuk liep, is er verder niet gesproken over een oplossing van de financiële consequenties. Er zijn alleen briefwisselingen geweest.”
als het ware” zou
“meenemen naar de woning in [woonplaats]”. Voor zover [geïntimeerde] daarmee bedoelt te betogen dat (ook) daaruit blijkt van een afspraak met [appellanten] dat terugbetaling van de door hem en [de dochter van appellanten] van [appellanten] geleende gelden enkel (nog) voor rekening van [de dochter van appellanten] zou komen, volgt het hof [geïntimeerde] daarin niet. Feit blijft dat [geïntimeerde] het bestaan en de inhoud van de geldlening (onderbouwd door overlegging van de ter zake opgemaakte notariële akte) niet heeft betwist, maar stelt dat partijen (vervolgens) andersluidende afspraken hebben gemaakt en dat [appellanten] dat gemotiveerd betwisten.
een draai geeft” aan zijn verweer, heeft [geïntimeerde] in zijn antwoordakte aangevoerd dat hij enkel de achtergrond van de eerder door hem gestelde afspraak heeft willen schetsen (antwoordakte p. 2, 1e alinea). [geïntimeerde] herhaalt dat zijn verweer inhoudt dat de betrokken partijen de afspraak hebben gemaakt dat [de dochter van appellanten] de restantschuld van [appellanten] voor haar rekening zal nemen (en dat [geïntimeerde] de geldleningen van de Rabobank zou dragen) (antwoordakte p. 1 laatste alinea).