ECLI:NL:GHSHE:2016:3026

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juli 2016
Publicatiedatum
18 juli 2016
Zaaknummer
200.177.944/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor schoolplaatsing van minderjarige in het kader van contactregeling tussen ouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de schoolplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], en de bijbehorende contactregeling tussen de ouders, de moeder en de vader. De moeder heeft verzocht om vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op basisschool R.K. [de basisschool] in [de woonplaats van de moeder]. De vader is tegen deze wijziging en stelt dat het belang van [minderjarige] het meest gediend is met handhaving van haar huidige school, waar zij sociale contacten heeft en goed functioneert. De bijzondere curator heeft in zijn rapportage geadviseerd om de moeder vervangende toestemming te verlenen, omdat [minderjarige] in haar woonplaats een sociaal leven kan opbouwen en meer onafhankelijkheid kan ontwikkelen.

Tijdens de zittingen is het belang van [minderjarige] uitvoerig besproken. Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige] niet kwetsbaar is en sociaal vaardig genoeg om naar een nieuwe school te gaan. De moeder heeft aangegeven dat zij bereid is om de contactregeling met de vader te handhaven en zelfs uit te breiden. Het hof heeft geconcludeerd dat het belang van [minderjarige] bij plaatsing op de school in [de woonplaats van de moeder] zwaarder weegt dan het belang van de vader bij handhaving van de huidige situatie. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de moeder vervangende toestemming verleend voor de schoolplaatsing van [minderjarige].

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 14 juli 2016
Zaaknummer: 200.177.944/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/275715 FA RK 14-179
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Z. Gademan,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.M. Terpstra.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking d.d. 26 mei 2016

Bij die beschikking heeft het hof, voor zover thans van belang, de heer drs. [de bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator (hierna: de bijzondere curator) ten behoeve van de belangenbehartiging van [minderjarige] in de onderhavige procedure, met de taakomschrijving zoals beschreven onder rechtsoverweging 3.5 van die beschikking. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 juli 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Gademan;
-de vader, bijgestaan door mr. Terpstra;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
De bijzondere curator is niet ter zitting verschenen.
6.2.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de bijzondere curator d.d. 26 juni 2016.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Uit voormeld rapport van de bijzondere curator blijkt het volgende.
[minderjarige] wordt niet duidelijk belast door de strijd die de ouders voeren en de moeizaam verlopende bemiddelingsgesprekken via Juzt. Wel is merkbaar dat [minderjarige] wat betreft de schoolkeuze geen keuze kan en wil maken. Zij kan meer voordelen noemen van haar huidige school, maar dat is verklaarbaar gezien haar leeftijd in combinatie met het feit dat zij de nieuwe school nog niet kent. [minderjarige] geeft aan dat zij graag een uitbreiding van de contactregeling met de vader zou willen, waarbij zij de wens voor een 50/50 regeling noemt.
De moeder vindt het belangrijk dat [minderjarige] naar school gaat in de plaats waar zij hoofdzakelijk woont, met name vanuit het oogpunt van haar sociale ontwikkeling. Het aansluiten bij een club of vereniging in [de woonplaats van de moeder] is niet voldoende waarborg voor [minderjarige] om zich sociaal goed te kunnen ontwikkelen, mede gezien de hechtheid van de gemeenschap. De moeder staat positief tegenover het onderhouden van de huidige sociale contacten in [de woonplaats van de vader] .
De vader vindt dat [minderjarige] op haar huidige school moet blijven omdat zij daar haar sociale contacten heeft en omdat het goed gaat op school, terwijl dat op een nieuwe school nog maar moet worden afgewacht. Een wijziging van school brengt het handhaven en het uitbreiden van de huidige contactregeling in gevaar.
Tijdens de gesprekken met mevrouw [medewerker van Juzt] van Juzt heeft [minderjarige] duidelijk gemaakt dat het wat betreft school best ingewikkeld is. [minderjarige] zou best in [de woonplaats van de moeder] naar school willen gaan zodat zij meer vriendinnetjes in de buurt krijgt, maar zij wil ook haar nichtje niet missen en het zou misschien betekenen dat zij op woensdag niet meer bij de vader kan slapen. Het lijkt of [minderjarige] zich bewust is van de wensen en belangen van haar ouders en zij lijkt geen keuze te willen maken.
De bijzondere curator is van mening dat het belang van [minderjarige] het meest gediend is met plaatsing op de school in haar woonplaats [de woonplaats van de moeder] , waar zij het grootste deel van haar tijd verblijft. Het argument van het hebben van sociale contacten in de woonomgeving weegt hierbij het zwaarst, nu die bij kinderen veelal via de school verlopen. De afstand tussen de woning van de moeder en de plek waar de huidige sociale contacten wonen, laat niet toe dat vriendinnen spontaan langskomen. In [de woonplaats van de moeder] zal dat wel het geval zijn, omdat de klasgenootjes deels ook buurtgenootjes zijn. Het omgekeerde geldt voor de momenten waarop [minderjarige] bij de vader verblijft, maar hiervoor geldt dat [minderjarige] meer bij de moeder verblijft dan bij de vader.
Er moeten wel duidelijke argumenten zijn om het succesvolle verblijf op de huidige school te doorbreken. De leeftijd van [minderjarige] , alsmede het feit dat zij in sociaal-emotioneel opzicht een vaardige en stabiele indruk maakt, laten toe dat zij zich open kan stellen voor en kan ingroeien op een nieuwe school en sociale contacten, wetende dat de sociale contacten van nu ook kunnen worden onderhouden. [minderjarige] staat ook niet afwijzend tegenover een nieuwe school.
Een nadeel van de wijziging van school is dat handhaving van de huidige contactregeling, met name het halen en brengen, voor de vader moeilijk zal zijn, laat staan een uitbreiding van de contactregeling. In geval van wijziging van school bestaat er voor de vader en de moeder een (op zijn minst morele) plicht om samen grondig en solidair naar oplossingen te zoeken die handhaving van de contactregeling en liever nog een uitbreiding daarvan mogelijk kunnen maken. In het bemiddelingstraject bij Juzt kan dit vraagstuk worden ingepast.
De bijzondere curator adviseert tot het verlenen van vervangende toestemming voor plaatsing van [minderjarige] op basisschool [de basisschool] in [de woonplaats van de moeder] .
7.2.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting van 21 april 2016 en ter zitting van 7 juli 2016, kort samengevat, het volgende aan.
[minderjarige] woont in [de woonplaats van de moeder] en moet daar een sociaal leven kunnen opbouwen. Door haar in [de woonplaats van de moeder] naar school te laten gaan, zal zij leeftijdsgenootjes leren kennen en spelenderwijs integreren in de hechte gemeenschap van [de woonplaats van de moeder] . De moeder is er niet van overtuigd dat het opbouwen van een goed sociaal leven mogelijk is via (sport)verenigingen. Daarbij zal [minderjarige] niet zelf naar school in [de woonplaats van de vader] kunnen fietsen. [minderjarige] is zich ervan bewust dat zij volgend schooljaar misschien naar een andere school zal gaan en gaat daar goed mee om.
Het sociale leven dat [minderjarige] nu heeft zal zij niet verliezen, doordat zij op woensdagmiddag en om het weekend bij de vader verblijft.
De moeder kan zich vinden in het advies van de bijzondere curator. Zij is verder van mening dat de contactregeling tussen de vader en [minderjarige] tenminste moet worden gehandhaafd en zij is bereid mee te denken aan een uitbreiding daarvan. De moeder ziet niet in waarom de huidige contactregeling niet meer mogelijk zou zijn indien Megen in [de woonplaats van de moeder] naar school gaat. Op woensdagmiddag zou de huidige partner van de man [minderjarige] kunnen halen en eventueel kan de moeder daarin wat betekenen. Ook voor de ochtenden moet een oplossing mogelijk zijn.
7.3.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting van 21 april 2016 en ter zitting van 7 juli 2016, kort samengevat, het volgende aan.
Het belang van [minderjarige] is het meest gediend met handhaving van haar huidige school. Het gaat goed op deze school en [minderjarige] heeft hier vrienden, terwijl dit op een andere school nog maar moet worden afgewacht. De vader heeft er ook bewust voor gekozen om met zijn partner en haar kinderen te gaan wonen in de wijk waar [minderjarige] naar school gaat. Het zonder toestemming verhuizen door de moeder moet niet beloond worden met het verlenen van vervangende toestemming voor een andere school.
[minderjarige] kan op een andere manier dan via school worden opgenomen in de gemeenschap, bijvoorbeeld door deelname aan een (team)sport of buitenschoolse activiteiten. Daarbij spreekt [minderjarige] nu ook met kinderen in de buurt af. Bovendien is [minderjarige] voor voortgezet onderwijs ook op een andere plaats dan [de woonplaats van de moeder] aangewezen.
De vader kan zich niet vinden in het advies van de bijzondere curator. Indien dit advies wordt gevolgd, zal de door [minderjarige] gewenste uitbreiding van de contactregeling niet kunnen plaatsvinden. [minderjarige] staat er niet bij stil dat zij misschien naar een andere school gaat.
7.4.
De raad voert ter zitting van 21 april 2016 en ter zitting van 7 juli 2016, kort samengevat, het volgende aan. Zowel voor de standpunten van de moeder als voor die van de vader valt iets te zeggen. De raad kijkt dan toch naar de sociale ontwikkeling van [minderjarige] . Zij krijgt de leeftijd waarop zij zelf moet kunnen gaan experimenteren en los moet kunnen komen van de ouders. Vanuit een school in [de woonplaats van de moeder] gaat dit gemakkelijker, in die zin dat zij meer de ruimte zal krijgen om zelf naar school en schoolvriendinnen te gaan. De afstand naar de school in [de woonplaats van de vader] is daarvoor te ver. De raad begrijpt dat de vader bang is dat het contact met [minderjarige] minder wordt indien [minderjarige] in [de woonplaats van de moeder] naar school gaat, maar voor de raad staat niet vast dat er dan geen handhaving of zelfs uitbreiding van de contactregeling mogelijk zou zijn. Verder is van belang dat [minderjarige] niet kwetsbaar is, dat zij sociaal vaardig is en dat haar draagkracht voldoende is om naar een andere school te gaan. De raad handhaaft het eerdere advies om vervangende toestemming te verlenen.
7.5.
Het hof overweegt het volgende.
7.5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de school van [minderjarige] toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, zal de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij zijn beslissing in dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
7.5.2.
Met de bijzondere curator en de raad is het hof van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij haar sociale contacten kan opbouwen in een omgeving waar zij woonachtig is. In geval van plaatsing op de school in [de woonplaats van de moeder] zal dit makkelijker gaan, nu bij kinderen de sociale contacten veelal via school verlopen. Zoals de raad ter zitting van 7 juli 2016 naar voren heeft gebracht, kan [minderjarige] vanuit de school in [de woonplaats van de moeder] ook meer de ruimte krijgen om onafhankelijker van haar ouders te worden door zelfstandig naar school en schoolvriend(inn)en te gaan, hetgeen in het belang is voor haar sociale ontwikkeling. Vanuit haar huidige school is dit niet mogelijk en zullen schoolvriend(inn)en niet spontaan langskomen, gelet op de afstand van deze school naar de woning van de moeder.
Ten aanzien van de duidelijke wens van [minderjarige] dat zij uitbreiding van het contact met de vader wil, acht het hof het van belang dat de vader – mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de moeder – niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat handhaving van de huidige contactregeling of uitbreiding daarvan niet mogelijk zou zijn in geval van plaatsing op de school in [de woonplaats van de moeder] . De moeder onderkent dat [minderjarige] behoefte heeft aan meer contact met de vader en zij heeft ter zitting verklaard dat zij, ook indien [minderjarige] in [de woonplaats van de moeder] naar school gaat, haar medewerking zal verlenen aan handhaving van de huidige contactregeling en dat zij een eventuele uitbreiding daarvan niet in de weg zal staan. De moeder heeft voorgesteld de contactregeling uit te breiden door deze al op dinsdagmiddag te laten aanvangen en/of door te laten lopen tot maandagochtend. Voorts heeft zij aangegeven dat de huidige partner van de man wellicht zorg kan dragen voor het halen van [minderjarige] op woensdagmiddag van de school in [de woonplaats van de moeder] en anders is de moeder bereid om daar een rol in te spelen.
Verder is het hof gebleken dat niet wordt verwacht dat, gelet op de leeftijd van [minderjarige] , haar sociale vaardigheden en haar draagkracht, zich bij een wijziging van school problemen zullen voordoen. Daar komt bij dat [minderjarige] ook niet afwijzend staat tegenover een nieuwe school.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat aan het belang van [minderjarige] bij plaatsing op de school in [de woonplaats van de moeder] zodat zij in haar woonplaats een nieuw sociaal leven kan opbouwen een groter gewicht dient te worden toegekend dan aan het behoud van de huidige situatie en het belang van de vader daarbij.
7.6.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op basisschool R.K. [de basisschool] te [de woonplaats van de moeder] zodat [minderjarige] deze school vanaf schooljaar 2016/2017 kan gaan bezoeken, alsnog toewijzen.

8.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 augustus 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent de moeder vervangende toestemming om [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008, bij aanvang van het nieuwe schooljaar te plaatsen op basisschool R.K. [de basisschool] te [de woonplaats van de moeder] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.D.M. Lamers en A.J. van de Rakt en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2016.