Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Timmerbedrijf [Timmerbedrijf] & Zn B.V.,
1.Houthandel [Houthandel] V.O.F.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats] ,
5.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- het tussenarrest van 28 juli 2015;
- de processen-verbaal van getuigenverhoor van 20 oktober 2015 en 11 januari 2016;
- de memorie na enquête van de curator (met een productie);
- de antwoord-memorie na enquête van [geïntimeerden] ;
6.De verdere beoordeling
feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat ten tijde van de koop van de in het geding zijnde machines en verrekening van de koopprijs met de openstaande facturen van [Houthandel] (3/4 mei 2010) het faillissement van [Timmerbedrijf] voor [Houthandel] met een redelijke mate van waarschijnlijkheid was te voorzien.
[geïntimeerden] hebben afgezien van contra-enquête.
“(…) Het is nog altijd mijn intentie om deze crisis het hoofd te bieden, maar dan moet ik wel de gelegenheid scheppen en krijgen. (…)”Het faillissement is bovendien, naar de curator stelt in zijn brief van 25 oktober 2011 aan [geïntimeerden] (prod. 10 inl. dagv.) pas op 16 mei 2011 (hof: volgens r.o. 3.1.1 onder f van het tussenarrest 17 mei 2011) door [bestuurder van holding] aangevraagd. De curator heeft naar aanleiding van de getuigenverklaring van [bestuurder van holding] – dat hij tot die aanvraag besloot toen alles ineens bij elkaar kwam, waaronder de uitspraak dat de verlaging van de alimentatie was afgewezen – niet nader gesteld dat en waarom van dat besluit al op 4 mei 2011 sprake zou zijn geweest. In de memorie na enquête stelt de curator thans dat de faillissementsaanvraag dateert van 7 mei 2011. Het hof neemt, gezien het in r.o. 3.1.1 onder f vastgestelde feit en de hierboven genoemde productie 10, aan dat dit op een verschrijving berust.
7.De uitspraak
Th.C.M. Hendriks-Jansen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 9 augustus 2016.