Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats 1] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats 2] ,
[geïntimeerde 3] ,wonende te [woonplaats 2] ,
5.Het verloop van de procedure
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte van Inbev;
- de antwoordakte van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] .
6.De beoordeling
, geachte heer [geïntimeerde 3] ,
alle (dus zowel de betalingsverplichting uit hoofde van geleverde en niet betaalde dranken als de verplichting tot terugbetaling van een deel van de sponsorbijdrage)uit de overeenkomst van 12 augustus 2010 voortvloeiende betalingsverplichtingen. Partijen verschillen van mening over de uitleg van de inhoud, betekenis en reikwijdte van de in april/mei 2012 tussen enerzijds [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] en anderzijds Inbev gesloten betalingsregeling. Bij de uitleg van de regeling komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de betreffende regeling mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
per heden” (cursivering hof) € 9.917,49 bedraagt. Dat bedrag, zo blijkt uit de toelichting in het bericht, is samengesteld uit de hoofdsom van € 7.702,45, te vermeerderen met rente en incassokosten. Met betrekking tot dit bedrag hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] de in het bericht getroffen betalingsregeling getroffen. De hoofdsom, zo blijkt uit alle tussen partijen gevoerde correspondentie en de door Inbev in het geding gebrachte facturen, had zonder twijfel betrekking op onbetaald gebleven rekeningen ter zake van de levering door Inbev aan [geïntimeerden] van dranken en andere producten. Er kan, tegen die achtergrond, dan ook geen twijfel over hebben bestaan dat de tussen [geïntimeerde 1] / [geïntimeerde 3] en Inbev getroffen betalingsregeling alleen betrekking had op die onbetaald gebleven rekeningen. Er zijn door [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat partijen ook de bedoeling hadden eventuele andere betalingsverplichtingen uit hoofde van de op 12 augustus 2010 gesloten overeenkomst, onder de werking van deze regeling te brengen. Daarentegen volgt uit de eigen stellingen van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] dat zij pas op 18 juni 2012, dus na het treffen van de regeling, op de hoogte werden gesteld door Inbev van de claim van Inbev op grond van bepalingen omtrent de sponsorbijdrage. Anders gezegd: de kwestie van de sponsorbijdrage kan helemaal geen rol hebben gespeeld bij het sluiten van de betalingsregeling (en bij de berekening van de totaalsom op dat moment) en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] mochten er daarom ook niet op vertrouwen dat eventuele andere geschilpunten met deze regeling ook definitief van de baan waren. Hieraan doet het gegeven dat Inbev een grote onderneming drijft en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] ten opzichte van Inbev kleine ondernemers waren niet af. Ook voor hen moet, ook al werden zij niet bijgestaan door een rechtshulpverlener of hadden zij geen bijzondere juridische kennis, het duidelijk zijn geweest dat de regeling alleen maar over de onbetaalde drankrekeningen ging.
in beginselvrij stond om na het treffen van voormelde betalingsregeling het volgens haar verschuldigde deel van de sponsorbijdrage te vorderen van [geïntimeerden]
, te verkopen of aan te bieden of ter verkoop in voorraad te houden (…)”