ECLI:NL:GHSHE:2016:435

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
16 februari 2016
Zaaknummer
200.158.777/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen vader en minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J.P.C.G. Verheijen, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank die hem het recht op omgang met zijn kind ontzegt. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M. Engelen, heeft de verweer gevoerd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een rol gespeeld in deze procedure en heeft een rapport uitgebracht over de mogelijkheden van een omgangsregeling. Het hof heeft de zaak vier maanden aangehouden om het advies van de raad af te wachten. Na het bestuderen van het rapport en de reacties van de partijen, concludeert het hof dat omgang tussen de vader en het kind in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind. Het hof heeft vastgesteld dat de vader geen stappen heeft ondernomen om zijn situatie te verbeteren en dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven over zijn behandeling. De rechtbank had eerder al overwogen dat het niet vaststaat dat de vader een noodzakelijke behandeling ondergaat. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en ontzegt de vader het recht op omgang met het kind, met de mogelijkheid voor de vader om na een jaar opnieuw een verzoek in te dienen bij wijziging van omstandigheden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 4 februari 2016
Zaaknummer: F 200.158.777/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/274829 / FA RK 14-760
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. G.J.P.C.G. Verheijen,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.M. Engelen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 28 mei 2015

Bij die beschikking heeft het hof de verdere behandeling van de zaak vier maanden aangehouden teneinde de resultaten van het onderzoek naar, kort gezegd, de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [minderjarige] , en het advies van de raad af te wachten.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de raad d.d. 25 augustus 2015, ontvangen 5 november 2015;
- het V-formulier met één bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 19 november 2015.
6.2.
Het hof heeft de partijen in de gelegenheid gesteld op het door de door de raad uitgebrachte rapport en het daarin opgenomen advies schriftelijk te reageren. Uitsluitend van de zijde van de moeder heeft het hof een reactie ontvangen. Het hof ziet aanleiding de zaak thans op de stukken af te doen.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De rechter kan een tijdelijk verbod aan een ouder opleggen om met het kind contact te hebben, indien sprake is van een of meer van de in artikel 1:377a lid 3 BW genoemde ontzeggingsgronden.
De rechter kan dientengevolge een tijdelijk contactverbod opleggen indien:
  • (sub a) contact ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
  • (sub b) de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot contact;
  • (sub c) het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen contact met zijn ouder heeft doen blijken;
  • (sub d) contact anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
7.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden die het hof na eigen onderzoek en afweging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat omgang tussen de vader en [minderjarige] in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] .
Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
7.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank overwogen dat niet is vast komen te staan dat de vader een behandeling ondergaat, die in het belang van [minderjarige] wel noodzakelijk wordt geacht voordat het tot (begeleide) omgang komt. De raad adviseert tot een vorm van begeleide omgang. Daarbij signaleert de raad dat als belemmering wordt gezien dat de vader gebrek aan inlevingsvermogen toont voor de positie van de moeder. Zo weigert hij openheid van zaken te geven over het traject dat hij gevolgd heeft bij de reclassering en wat hij aan behandeling heeft gehad of nog volgt om seksueel grensoverschrijdend gedrag en alcohol- en drugsgebruik in de toekomst te voorkomen. In hoger beroep, na het verstrijken van ruim één jaar, is geenszins gebleken dat de vader hierin stappen heeft gezet, althans verschaft hij hier op geen enkele wijze helderheid over. Verder neemt het hof de reactie van de vader op het raadsrapport aan de raadsmedewerker in aanmerking. De vader laat zich negatief uit over de moeder. Enig inzicht in zijn eigen situatie toont de vader niet. De vader reageert ook in het geheel niet op de door de raad voorgestelde, begeleide omgangsregeling
De vader heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om rechtstreeks te reageren naar het hof op het raadsrapport. Het hof ziet thans geen basis voor de door de raad geadviseerde begeleide omgangsregeling.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat, in afwijking van het advies van de raad, de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd
Het hof overweegt hierbij dat de door de rechtbank uitgesproken termijn: voor onbepaalde tijd, gelezen dient te worden in de context van de uitspraak van de Hoge Raad van 27 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5045: elke afwijzing van een verzoek tot omgang is tijdelijk van aard, in die zin dat de ouder wiens verzoek is afgewezen zich in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na verloop van een jaar opnieuw tot de rechter kan wenden teneinde een omgangsregeling te doen vaststellen.
7.4.
Ten aanzien van de verzochte informatie- en consultatieregeling, is het hof van oordeel – evenals de rechtbank – dat een dergelijke verzochte regeling al is vastgelegd bij beschikking van de rechtbank van 30 maart 2012, zodat de vader geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van dit verzoek, zodat het hof hieraan voorbij gaat.

8.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover daarbij aan de vader het recht op omgang met de minderjarige [minderjarige] is ontzegd;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en A.J. van de Rakt en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2016.