ECLI:NL:GHSHE:2016:4420
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- W.H.B. den Hartog Jager
- J.W. van Rijkom
- P.P.M. Rousseau
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil tussen Projekt Maatschappij Zeeland B.V. en [Keukens] Keukens B.V. over toewijsbaarheid van vorderingen en matiging
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een huurgeschil tussen Projekt Maatschappij Zeeland B.V. (hierna: PMZ) en [Keukens] Keukens B.V. (hierna: [Keukens]). PMZ is in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 17 december 2014 was gewezen. Het hof had eerder op 12 juli 2016 een tussenarrest gewezen waarin werd geoordeeld dat de grieven van PMZ slagen en dat de vorderingen in beginsel toewijsbaar zijn. Echter, PMZ had nog niet gereageerd op het beroep van [Keukens] op matiging van de vorderingen. In de akte van PMZ van 16 augustus 2016 heeft zij gemotiveerd uiteengezet waarom het beroep op matiging moet worden verworpen. [Keukens] heeft in haar antwoordakte aangegeven om moverende redenen af te zien van een reactie op de akte van PMZ.
Het hof heeft vervolgens de vorderingen van PMZ beoordeeld, die niet door [Keukens] zijn betwist. De vorderingen bedragen € 8.310,78 en € 20.897,37, met een contractuele boete van 2% per maand over een bedrag van € 7.053,04 vanaf 1 augustus 2014. Het hof heeft geoordeeld dat [Keukens] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden verwezen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht doende, [Keukens] veroordeeld tot betaling aan PMZ van de genoemde bedragen, inclusief de proceskosten, die in totaal zijn begroot op € 1.737,- voor het hoger beroep en € 77,52 voor de eerste aanleg, onder andere kosten.
De uitspraak is gedaan op 4 oktober 2016 door de rechters W.H.B. den Hartog Jager, J.W. van Rijkom en P.P.M. Rousseau, en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.