In deze zaak gaat het om de verdeling van de zorgregeling tussen de ouders van twee minderjarige kinderen, naar aanleiding van een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder verzoekt om de beschikking te vernietigen voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, specifiek met betrekking tot het vervoer van de kinderen op maandagmiddag en de regeling voor de kerstvakantie. De vader verzoekt de beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 oktober 2016 zijn beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen op maandagmiddag door de vader worden gehaald, wat de moeder betwist, en dat de kinderen tijdens de kerstvakantie om de beurt bij de ouders verblijven. De moeder stelt dat deze regeling onrust veroorzaakt bij de kinderen en pleit voor een aaneensluitende verblijfregeling tijdens de kerst- en nieuwjaarsweek. De vader is van mening dat de kinderen beide festiviteiten bij beide ouders moeten meemaken. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij in de kerstvakantie aaneensluitend bij één ouder verblijven, en vernietigt de eerdere beschikking op dit punt. Het hof bekrachtigt de regeling voor het halen en brengen op maandagmiddag, maar wijzigt de regeling voor de kerstvakantie, zodat de kinderen in even jaren bij de vader en in oneven jaren bij de moeder verblijven. De ouders worden aangemoedigd om samen te werken aan hun communicatie en het herstel van vertrouwen.