Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
4.4. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat de wet in zijn geval niet redelijk uitwerkt, overweegt de rechtbank dat de rechtbank niet bevoegd is op grond van redelijkheid en billijkheid een juiste wetstoepassing achterwege te laten. Ingevolge artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk (Stb 1822, 10 en Stb 1829, 28), dient de rechter volgens de wet recht te spreken en mag de rechter in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid van de wet beoordelen.”.
5.Beslissing
- verklaart zich onbevoegd voor zover het hoger beroep ziet op de toekenning van een schadeloosstelling wegens de onteigening van de [A-aandelen] ,
- verklaart het hoger beroep voor het overige ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.