In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een boetebeschikking. De Inspecteur had aan belanghebbende, die van 27 februari 2014 tot en met 16 juli 2015 houder was van een personenauto, een naheffingsaanslag van € 1.523 opgelegd, omdat gebruik was gemaakt van de weg met een geschorst voertuig. Belanghebbende betwistte de constatering van het gebruik van de auto en stelde dat de kentekenplaat vervalst was. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de auto op 9 september 2014 was waargenomen, ondanks het betoog van belanghebbende. De boetebeschikking werd door de Inspecteur gematigd tot € 152, wat het Hof passend achtte. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waarbij de boetebeschikking werd gehandhaafd op het gematigde bedrag. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan belanghebbende.