ECLI:NL:GHSHE:2017:140

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 januari 2017
Publicatiedatum
19 januari 2017
Zaaknummer
200.152.684_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactregeling tussen ouders na scheiding met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep in een familiezakenprocedure tussen de moeder en de vader van een minderjarige. De zaak betreft een contactregeling tussen de ouders na hun scheiding. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.E.M. van Schaijk-Böhm, en de vader, vertegenwoordigd door mr. M. Ras, hebben in het verleden al verschillende beschikkingen ontvangen van het hof, waaronder eerdere uitspraken over de zorg- en opvoedingstaken van hun kind. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 december 2016, waar beide ouders en een informante, de zus van de vader, aanwezig waren. Tijdens deze zitting hebben de ouders overeenstemming bereikt over een zorgregeling voor hun kind, waarbij de vader om de week omgang heeft met de minderjarige. De regeling houdt in dat de vader op zaterdag en zondag contact heeft met de minderjarige, waarbij de moeder de minderjarige naar de voetbaltraining brengt en de vader hem daarna naar zwemles begeleidt. De omgang zal plaatsvinden in de woonplaatsen van beide ouders, en er zijn afspraken gemaakt over de communicatie tussen de ouders en de overdracht van de minderjarige. Het hof heeft de beschikking van de eerste aanleg vernietigd voor zover deze betrekking had op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en heeft een nieuwe regeling vastgesteld die ingaat op 24 december 2016. De beslissing over het gezag is aangehouden tot 11 januari 2018, in afwachting van verdere informatie van de advocaten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 19 januari 2017
Zaaknummer: 200.152.684/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/266900 /FA RK 13-4280
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.E.M. van Schaijk-Böhm,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Ras.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend :
de raad voor de kinderbescherming, vestiging [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.
als vervolg op de door het hof gegeven beschikkingen van 12 maart 2015, 17 december 2015 en 28 juli 2016.

13.De beschikking d.d. 28 juli 2016

Bij die beschikking heeft het hof bepaald dat [minderjarige] contact zal hebben met de vader gedurende vier contactmomenten, begeleid door mevrouw [de zuster van de vader] , zus van de vader.

14.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

14.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 december 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Schaijk-Böhm;
-de vader, bijgestaan door mr. Ras;
- mevrouw [de zuster van de vader] , informante;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
14.2.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- het indieningsformulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 1 december 2016;
- het indieningsformulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 5 december 2016.

15.De verdere beoordeling

15.1.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben partijen overeenstemming bereikt ten aanzien van een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] .
Partijen zijn het volgende overeengekomen.
Gedurende één dag in de twee weken zal de vader omgang hebben met [minderjarige] , waarbij de omgang afwisselend zal plaatsvinden op zaterdag in [de woonplaats van de moeder] en, een opvolgend contact, op zondag in [de woonplaats van de ouders van de vader] bij de (ouders van) de vader.
Op de zaterdagen zal de moeder [minderjarige] naar het voetbal brengen. De vader zal tijdens het voetbal van [minderjarige] aldaar aanwezig zijn en [minderjarige] vervolgens naar zijn zwemles begeleiden. Om 17.00 uur brengt de vader [minderjarige] weer thuis, bij zijn moeder.
Op de zondagen zal de moeder [minderjarige] om 11.00 uur bij zijn vader in [de woonplaats van de ouders van de vader] brengen. Deze omgang zal feitelijk plaatsvinden bij opa en oma (vz) van [minderjarige] , aangezien de vader daar tijdelijk verblijft. De vader zal [minderjarige] om 17.00 uur weer thuisbrengen.
Indien het niet mogelijk is om de omgang op zondag te laten plaatsvinden, dan zal in overleg worden uitgeweken naar de zaterdag (daaraan voorafgaand), waarbij de omgang zal plaatsvinden in [de woonplaats van de moeder] , op de wijze zoals hiervoor beschreven.
In ieder geval gedurende het eerste half jaar zal er in [de woonplaats van de ouders van de vader] iemand aanwezig bij de overdracht van [minderjarige] van de moeder naar de vader. Wanneer opa en/of oma hierbij niet aanwezig kunnen zijn, dan is in beginsel de zus van de vader, mevrouw [de zuster van de vader] , hiertoe bereid. Mocht dit niet lukken, dan zal dit voorafgaand aan het contactmoment met de moeder worden gecommuniceerd. Zo nodig en desgewenst kan de overdracht in dat geval ook plaats vinden bij mevrouw [de zuster van de vader] , de zus van de vader.
De communicatie over de contactregeling zal via de mail blijven verlopen tussen de moeder en mevrouw [de zuster van de vader] .
De bovenstaande zorgregeling zal ingaan op zaterdag 24 december 2016 te [de woonplaats van de moeder] .
15.2.
Ten aanzien van de gezagskwestie hebben partijen geen overeenstemming kunnen bereiken. Ter zitting in hoger beroep is om die reden in overleg met partijen afgesproken dat het hof de procedure ter zake dat onderwerp voor een jaar zal aanhouden (pro forma).
Partijen dienen het hof voor het verstrijken van die termijn in te lichten over het door hen gewenste verdere verloop van de procedure.
15.3.
Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.

16.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover daarin een regeling ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is vastgesteld;
en opnieuw rechtdoende:
stelt inzake de minderjarige
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011, de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
  • er zal één dag in de twee weken omgang plaatsvinden tussen de vader en [minderjarige] , waarbij de omgang afwisselend zal plaatsvinden op zaterdag in [de woonplaats van de moeder] en vervolgens op zondag in [de woonplaats van de ouders van de vader] ;
  • de moeder zal [minderjarige] op de zaterdagen naar het voetbal brengen, waar de vader reeds aanwezig zal zijn en de vader brengt [minderjarige] om 17.00 uur terug naar de moeder;
  • de moeder zal [minderjarige] op de zondagen om 11.00 uur naar de vader in [de woonplaats van de ouders van de vader] brengen en de vader brengt [minderjarige] om 17.00 uur terug naar de moeder;
  • indien het niet mogelijk is om de omgang op zondag te laten plaatsvinden, dan zal in overleg worden uitgeweken naar de zaterdag (daaraan voorafgaand), waarbij de omgang zal plaatsvinden in [de woonplaats van de moeder] ;
  • de ouders zullen inzake de contactregeling communiceren per mail via de zus van de vader, mevrouw [de zuster van de vader] .
beslist dat deze zorgregeling zal ingaan per op zaterdag 24 december 2016;
verklaart deze uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing over het gezag aan tot 11 januari 2018 (pro forma), zulks in afwachting van nader bericht van de advocaten van de partijen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, E.K. Veldhuijzen van Zanten en H.A.M.W. Erven en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2017.