In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 augustus 2012. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van heling van vijf schilderijen die in 2002 uit het Frans Hals Museum te Haarlem zijn gestolen. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin een betalingsverplichting werd opgelegd. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het vonnis zou vernietigen en het geschatte voordeel zou vaststellen op € 227.000, terwijl de verdediging pleitte voor afwijzing van de ontnemingsvordering.
Het hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzitting en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde door zijn daden een voordeel heeft genoten als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 100.000, waarbij het hof de verklaringen van getuigen heeft gewogen. De verklaringen van de veroordeelde en een leverancier over de verdeling van het losgeld vertoonden tegenstrijdigheden, maar het hof oordeelde dat de verklaring van de veroordeelde meer aannemelijk was.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van € 100.000 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tevens heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, maar heeft dit niet tot verdere consequenties geleid. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.