In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Rechtbank Oost-Brabant. De Rechtbank had op 4 mei 2016 een uitspraak gedaan die niet was ondertekend door de voorzitter, wat in strijd is met artikel 8:77, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof oordeelt dat het ontbreken van de ondertekening door de voorzitter een zodanig gebrek aan de uitspraak met zich meebrengt dat deze vernietigd dient te worden. Het hoger beroep is gegrond. Tijdens de zitting op 13 april 2017 hebben partijen overeenstemming bereikt over de WOZ-waarde van de onroerende zaak, waardoor terugwijzing naar de Rechtbank niet nodig is. Het Hof heeft de waarde vastgesteld op € 95.000 en heeft bepaald dat het griffierecht van € 124 aan de belanghebbende moet worden vergoed. De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, en het Hof heeft de zaak zelf afgedaan, waarbij het griffierecht voor de behandeling bij de Rechtbank niet wordt vergoed, omdat partijen daarover geen aanspraak maken. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.